1 |
 |
“...INHOUD.
Bladz.
Inleiding ........................ . .'............. 1
EERSTE BOEK.
GBONDGËBIED EN VOLK.
Hoofdstuk I. Grondgebied van Nederland ... 19
„ H. Van de bewoners...............................23
§ 1. Nederlanders.............................23
§ 2. Ingezetenen .............................27
§ 3. Vreemdelingen ...........................28
, Ut. Rechten van het volk..........................32
§ 1'. Burgerlijke rechten......................33
§ 2. Staatkundige rechten.....................34
a. Bescherming van persoon en goed. 34
b. Recht op godsdienstvrijheid ... 38
c. Drukpersvrijheid.....................39
d. Hecht van petitie ...................42
e. Hecht van vereeniging en vergadering 45
§ 3. Burgerschapsrechten......................47
a. Bevoegdheid om landsbedieningen te
vervullen .............................47
b. Kiesstelsel...........................50
IV. Verplichtingen van het volk ... 57
a. Gehoorzaamheid aan de wet . . 57
b. Verplichting om mede te dragen
in de lasten...”
|
|
2 |
 |
“...32
kan worden genomen. Ook merken wij hier nog op, dat geene uit-
levering mag toegestaan worden dan na verhoor der rechtbank on-
der welker ressort de opgeëischte persoon is aangehouden of zich
bevindt, en dat hij, die beweert Nederlander te zijn volgens het
burgerl. wetboek, *) weshalve de wet niet op hem van toepassing
zou zijn, de beslissing van den Hoogen Raad kan inroepen.
Alvorens dit hoofdstuk te eindigen, maken wij nog melding van de
wet van 22 April 1879 (Stbl. n®. 63), waarbij voor dit jaar en
vervolgens telkens na tien jaren eene algemeene volkstelling moet
gehouden worden. Reeds in 1828 was bepaald dat elke tien jaren
eene algemeene telling zou plaats vinden, maar het voorschrift
was gegeven in een algemeenen maatregel van inwendig bestuur
van 28 Sept. 1828 (Stbl. n°. 57), welke nu door de bovengenoemde
wet is vervangen geworden. De regelen volgens welke de zesde al-
gemeene volkstelling heeft plaats gehad, zijn vervat in het Kon.
Besluit van 20 Juli 1879 (Stbl. n°. 144). Het...”
|
|
3 |
 |
“...leniging van armoede, aan de vereenigingen voor de uitoefening van
het kiesrecht, voor de gedachtenwisseling over algemeene belan-
gen, of aan die welke zich ten doel stellen eene herziening der
wetgeving uit te lokken en voor te bereiden.
Wordt dit recht aan de eene zijde door de- Grondwet erkend,
aan de andere zijde eischt zij wettelijke waarborgen tegen nadeelige :
gevolgen die uit de uitoefening van dit recht kunnen voortvloeien2).
Aan dit voorschrift heeft de wet van 22 April 1855 (Stbl. :
n°. 32) voldaan. Volgens deze wet heeft de oprichting eener ver-1
eeniging geene machtiging van het openbaar gezag noodig. Die, 1
welke strijdig zijn met de openbare orde — en daarmede strij-
dig worden geacht, die ten doel hebben: 1°. ongehoorzaam-1
heid aan of overtreding van de wet, of van eene wettelijke ver- ]
ordening; 2°. aanranding of bederf der goede zeden; 3°. stoornis]
van de rechten van derden — zijn verboden. Voor het overige!
kunnen geene vereenigingen als rechtspersonen optreden 3), dan...”
|
|
4 |
 |
“...vermoedelijke troonopvolgers worden. i) * 3)
i) Bij Kon. Besluit van 19 Febr. 1809 (Stbl. n° 24), gewijzigd bij
Kon. Besluit van 22 Aug. 1877 (Stbl. n" 172) is een algemeen eeretee-
ken voor belangrijke krijgsverrichtingen ingesteld.
Bij Kon. Besluit van 12 Mei 1874 (Stbl. n° 70), gewijzigd bij Kon.
Besluit van 8 Sept. 1877 (Stbl. n° 80) en bij Kon. Besluit van 24 April
1875 (Stbl. n° 71) is eene medaille ingesteld voor hen, die deel hebben
genomen aan den oorlog met Atjeh.
*) Stbl. No. 27.
3) Art. 32. »De oudste van des Konings zonen, of verdere manne-
lijke nakomelingen, die de vermoedelijke erfgenaam is van de kroon, is
des Konings eerste onderdaan, en voert den titel van Prins van Oranje.
Belangrijk is de vraag of de volgens de grondwettelijke regelen vermoe-
delijke troonopvolger, die geen zoon van den Koning is, recht heeft op...”
|
|
5 |
 |
“...justitie opgedragen 2).
De thans bestaande departementen zijn :
. L Dat van buitenlandsche zaken, aan hetwelk in het bijzonder
is opgedragen de zorg voor de instandhouding, nakoming en uit-
voering van alle tractaten, zoowel van staatsrechtelijken als van
cien, welke uit den thesaurier-generaal en drie leden bestond. Art. 32
Staatsreg. '1801. Bij de Staatsregeling van 1805 Jiad men, behalve de
vier bovengenoemde, nog een Secretaris van Staat voor de financiën, die
echter werd bijgestaan door een Raad van financiën.
Koning LODEWUK napoleon had ministers voor buitenlandsche zaken
zee- en landmacht, binnenlandsche zaken en financiën.
<)> J. bosscha, Kroon en ministers, blz. 32. Men vindt in den Staats-
l“Sain bij'age A’ eene °PgaVe Va" de versctel'ende ministers
2) Zie Kon. besluit
van 29 Oct. 1870 (Stbl. 178)....”
|
|
6 |
 |
“...voetspoor, een eigenlijk gezegd regeeringscollegie, het-
welk alle daden van de Souvereine waardigheid zou hebben te ]
overwegen 3). In 1815 werd deze redactie gewijzigd, gelijk zij thans
nog luidt in art. 72 4). Bij de grondwetsherziening van 1848 werd
het behoud van den Raad krachtig bestreden. Dit was niet te
verwonderen, nu de herziening in het algemeen en de invoering
der ministerieele verantwoordelijkheid in het bijzonder tegen eene
*) Art. 44 en 45 Staatsr. 1805. 2) Art. 49 Const. 1806.
a) Art. 32 Grw. 1814. »De Souvereine Vorst pleegt alle de daden van
de Souvereine waardigheid, na de zaak in overweging tehehhen gebracht .
bij den Raad van Stale.
nHij alleen beslist en geeft telkens van zijn genomen besluit kennis aan
den Raad.
Aan het hoofd der stukken wordt gesteld: uRe Souvereine Vorst der -
Vereenigde Nederlanden, den Raad van State gehoofd», énz.
4) »Da Koning brengt ter ovenveging bij den Raad van State alle i
voorstellen door hem aan de Staten-Generaal te doen, of door dezen aan...”
|
|
7 |
 |
“...ingen ondergaat het wetsontwerp het eerste onder-
zoek. Is dit afgeloopen, dan wordt, volgens het huishoudelijk regle-
ment der Kamer, door de commissie van rapporteurs een verslag
of een voorloopig verslag, naar gelang van de belangrijkheid van
het ontwerp, uitgebraeht, waarin de verschillende gevoelens, die
bij de behandeling van het ontwerp zijn geopperd, zooveel moge-
lijk uitgedrukt worden. Elk lid heeft de bevoegdheid, in eene bij-
zondere nota of memorie, zijn gevoelen nader te ontwikkelen, of
wijzigingen in het ontwerp voor te stellen, welke nota of memorie
bij het verslag gevoegd wordt. De commissie van rapporteurs heeft
de bevoegdheid met den minister, tot wiens departement het wets-
ontwerp behoort, in overleg te treden, zoo mondeling als schrifte-
lijk. Zij kunnen dan hun eigen zelfstandig oordeel ontwikkelen,
en bereiden dus de beraadslaging voor. De minister heeft de be-
voegdheid eene memorie van beantwoording in te zenden.
Een goed uitgewerkt verslag heeft veel waarde èn voor...”
|
|
8 |
 |
“...vervangen. Zulk een post wordt door de regee-
ring vporgesteld, wanneer aan de noodzakelijkheid der uitgave
door haar niet wordt getwijfeld, doch het bedrag der kosten alsnog
niet kan worden vastgesteld, omdat b. v. dienaangaande een nader
onderzoek of eene nadere beslissing van den wetgever wordt ver-
eischt. Zulk een memoriepost wordt b. v. in hoofdstuk IX der Staats-
begroting voor 1883 door art. 32 gevormd. De daarbij bedoelde
verbetering van den waterweg van Rotterdam naar zee is name-
lijk afhankelijk van eene afzonderlijke wettelijke beslissing. Volgt
. deze in den loop des jaars, dan kan op art. 32 worden overge-
. schreven uit den post voor onvoorziene uitgaven.
Nu en dan worden memorieposten bij amendement op de be-
. grooting gebracht. Uit een financieel oogpunt zijn zij natuurlijk
zonder beteekenis. Terwijl, naar wij zagen, het’bij den gewonen
post vermelde cijfer een maximum vormt hetwelk de regeering
• niet verplicht is te besteden, ontbreekt het cijfer hier geheel. Niet-
temin zijn...”
|
|
9 |
 |
“...posterij gehouden, en telegraaflijnen tot stand gebracht;
zoo heeft hij spoorwegen aangelegd, en instellingen van onder-
wijs opgericht; zoo bestaat er van rijkswege gelegenheid tot het
opleggen van koopmansgoederen (èntrepöts), en draagt de Staat
zorg voor de regeling van den ijk der maten en gewichten, enz.
a. De posterij. De Staat oefent het monopolie daarvan uit. De
tegenwoordige regeling berust op de wet van 22 Juli 1870
(Stbl. n°. 138), gewijzigd door de wetten van 12 April 1872 (Stbl.
n°. 32) en 28 Juni 1876 (Stbl. n°. 145). Deze wetten hebben betrek-
king op het vervoer Van brieven, briefkaarten, dag- en weekbladen,
de verzending en inkasseering van gelden, enz.
Eene belangrijke uitbreiding is aan de staatswerkzaamheid op
dit gebied gegeven door de wet van 21 Juni 1881 (Stbl. n°. 70),
waarbij de dienst der posterijen wordt uitgestrekt over het vervoer
van pakketten, een gewicht van 5 kilogram niet te boven gaande.
Deze wet heeft alleen betrekking op het binnentandsch verkeer;
de regeling...”
|
|
10 |
 |
“... beschik-
baar worden gehouden, moeten de ingebrachte-gelden worden belegd
in door de wet aangewezen fondsen. De Nederlandsche Bank is
de kassier der Rijkspostspaarbank en bewaart hare eigendommen 1).
Op 31 Maart 1883 was reeds f 2.323.370.01 ingebracht.
b. De telegrafie. Het Rijk heeft de oprichting van telegrafen
op zich genomen krachtens de wet van 7 Maart 1852 (Stbl. n°. 48).
De laatste regeling van den dienst der rijkstelegrafen dagteekent
van het kon. besluit van 16 Maart 1880 (Stbl. n°. 32), aange-
vuld % bij kon. besl. van 27 Jan. 1881 (Stbl. n°. 22). Het kon.
besluit van 25 April 1881 (Stbl. n°. 52) maakt het mogelijk in
kleinere gemeenten telegraafkantoren te vestigen met telefoondienst.
In de Staatscourant worden de vereischten openbaar gemaakt
voor de examens van adspiranten najir de betrekking van klerk
of leerling bij de rijkstelegraaf. Voor leerling 2e klasse, aan
welke betrekking aanvankelijk eene jaarwedde van f 900 is ver-
bonden, wordt, bij vergelijkend examen, voldoende...”
|
|
11 |
 |
“...
i) Art. 18 van de instructie, voor den Commissaris des Konings van
27 Sept. 1850 (Stbl. no. 62).
*) Art. 38 en 51 prov. wet. *) Artt. 28-35 ibid.
*) Zie kon. besluit van 7 Sept. 1866 (Stbl. no. 122), waarbij is uitge-
maakt, dat de commissaris des Konings de bevoegdheid heeft, om zon-
der medewerking van Gedeputeerde Staten een voorstel bij Provinciale
Staten in te dienen.
s\ Art. 137, 2de lid. »Deze commissarissen-------hebben stem in het
laatstgenoemde coUegie (gedeputeerde staten).
•) Art. 32, 1ste lid prov. wet....”
|
|
12 |
 |
“...eensdeels door de provinciale wet, anderdeels door
jene instructie, hem door de Provinciale Staten gegeven, wor-
len omschreven. Even als de Staten-Generaal zelven hunnen grif-
ier benoemen, zoo wordt ook de griffier der Provinciale Staten
loor dezen aangesteld. Hier wordt echter, met afwijking van het-
geen ginds plaats heeft, eene voordracht van drie personen door
gedeputeerde Staten opgemaakt, waaruit de keuze gedaan moet
rorden 3), Behalve de gewone vereischten van Nederlanderschap
r1) Art. 32, 2de en 3de lid. *) Ibidem. 3) Art. 36 ibid:...”
|
|
13 |
 |
“...den Koning wordt benoemd, en
belast is met de uitvoering der bevelen, die hij van het rijksbestuur
ontvangt 6). Maar zijne verhouding tot de gemeente brengt mede,
*) Zie b°ven blz. 231 en de wet van 9 April 1877 (Stbl. n". 63).
a) Art. 74 gem.wet. 3) Art. 75 ibid.
4) Bojssevain, Algemeen overzicht der gemeentewet, blz. 25.
s) Krachtens het wetboek van strafvordering zijn de burgemeesters van
gemeenten, waar geen commissaris van politie is, tevens hulpofficieren van
justitie Zie artt. 11, 16 en 32 strafvordering....”
|
|
14 |
 |
“...doch de openbare behandeling is
nog niet gevolgd. Thans wordt dit onderwerp beheerscht door het Kon
;; Besl. van 21 Aug. 1835 n». 23.
’) De verschillende wijzigingen hebben plaats gehad bij de Kon Beslui-
ten van 29 Jan. 1853 (Stbl’ n«. 9), 11 Jan. 1854 (Stbl. n». 2) 15 Jan
1855 (Stbl. n». 3), 30 Dec. 1857 (Stbl. n». 190), 24 Maart 1866 (Stbl n»'
16), 5 Maart 1870 (Stbl. n«. 48), 23 Aug. 1871 (Stbl. n*. 96), 16 Febr.
. 4873 (Stbl. n0. 31), 17 Febr. 1874 (Stbl. no. 20), 24 Febr. 1881 (Stbl.
n°. 32), en 3 Mei 1881 (Stbl. no. 56).
*) De instructie voor het korps van den waterstaat is vastgesteld bij
miiiisteriëele beschikking van 17 Febr. 1882...”
|
|
15 |
 |
“...len bijv. ingeval van overlijden of bij aftreding van_den landvoogd,
als ’de opvolger „nog niet benoemd is, en die overigens met zu e
werkzaamheden kan belast worden, als de Koning of wel de
Gouverneur-Generaal goedvindt. Bij afwezigheid of verhindering
van den Gouverneur-Generaal kan hem het dagelijksch beleid der
zaken tijdelijk worden opgedragen »)
30ste voor de overige deelen van Nederlandsch-lndiê de 100ste dag te-
zijn, na de opneming in het bovengenoemd Indisch Staatsblad. Zie artt.
31, 32 en 43 reg.-regl.
n Art. 57 reg.-regl. , _
.) Ook deze ambtenaar geniet hetzelfde voorrecht als dê Gouverneur-
Generaal, omjnl. ter zake van ambtsmisdrijven voor den Hoogen Raad
terecht te staan....”
|
|
16 |
 |
“...de wetsontwerpen werd door de commissie van rapporteurs een
voorl. verslag uitgebracht den 13 Juni 1848 (ibid. blz. 436, volg.), enna
de wijzigingen der regeering bij de mem. van beantwoording (ibid. blz.
521, volg.) een algemeen- of eindverslag) gedagt. 8 Aug. 1848 (ibid. blz.
592 volg). De rapporteurs waren de HH. Mr. a. j. duymaer van twist,
Mr. J. OORVER HOOFT, Jhl\ Mr. 1. E. VAN PANHUUS, Mr. J. K. VAN GOLT-
Stein, Mr. g. w. verwey mejan. Na het eindverslag diende de regeering
eene nadere nota van wijzigingen in (ibid. blz. 616).
In de Eerste Kamer staakten op den 7 Sept. de stemmen over het
Ille hoofdst. (van de Staten-Generaal). Een uur later werd de vergade-
ring heropend. De heer a. w. van rrienen van de groote lindt, een
der tegenstemmers, stemde toen voor, zoodat het hoofdstuk met 14 tegen
12 stemmen werd aangenomen.
De discussie zoo in de Tweede als in de Eerste Kamer vindt men in
het lie deel der meergenoemde Handelingen.
Het voorl. versl. der dubbele Tweede Kamer vindt men...”
|
|
17 |
 |
“...493
No. IV. (biz. 55).
De census is voor het platteland in de provinciën N. Brabant, Gel-
derland, Overijsel, Drente en Limburg op ƒ 20 bepaald. Het platteland
van Groningen, N.- en Z.-Holland moet f 32, dat van • Friesland f 30,
en dat van Utrecht f 24 betalen. De census der steden, behalve Amster-
dam, Rotterdam en ’s Gravenhage, is naar gelang der bevolking f 30
f 40, f 50, f 60 en f 70.
In de zitting 1872/73 is door de regeering een wetsontwerp ingediend
ter herziening van den census, dat echter door de Tweede Kamer is ver-
worpen.
Bij de miuisterieele crisis welke in den zomer van 1879 voorkwam,
heeft het ministerie kappeyne-tak te kennen gegeven, dat het eene
Grondwetsherziening noodzakelijk achtte, vooral met betrekking tot die
gedeelten van de Grondwet, waarin sprake is van de uitoefening van de-
kiesbevoegdheid en defensie. Wat de kiesbevoegdheid betreft, zou alles
wat tot den census betrekking heeft door de kieswet geregeld worden^
waardoor de mogelijkheid geboren wordt aan de...”
|
|
18 |
 |
“...de openen, blijken geven van zoodanige theoretische en
practische geoefendheid, dat zij tot de klasse der dienstdoende kanonniers
kunnen overgaan. Dezelfde verkorte diensttijd wordt verleend aan de mi-
ïtiens bij de mineurs en sappeurs ingedeeld, wanneer zij de geschiktheid
hebben verkregen als veldtelegraflst, enz. dienst te doen. Verder worden hun
nog andere faciliteiten verleend. Zoo worden zij, die in de eerste categorie
fallen, geplaatst bij het korps hunner keuze, en in de kazernen bijelk-
32...”
|
|
19 |
 |
“...
278. — van persoon en goed,
34 v., 457, 480. — der gezond-
heid 309 v.
Besloten plaatsen. 278, 280.
Besluiten-Regeering. 7.
Besmettelijke ziekten. 310,
311.
Besmetting. 315.
Betaalmeesters. 208, 224.
Bevolkings-registers. — ge-
meentelijke — 32.
Bezoldigd staatsambt. 161 v.
Bezoldiging van ambtenaren. 145,
195, 414, 417.
Bibliotheken. 273.
Bigamie. 278.
Bijzondere scholen. 258
Binnenlandsche Zaken. De-
partement van — 126. — In
Ned. Indië. 409.
Bloedverwantschap. Zie onder
Staten-Generaal', Prov. Staten,
Gemeenteraden.
Bourgondisch Huis. 327.
Brieven. Geheim van — 40.
Budget, 190.
Buitènlandsche Zaken. De-
partement van — 123.
Burgemeester. 103, 162,|356 v.
Burger dag- en avondscho-
len. 266.
Burgerlijke rechten. 35 v.
Burgerschapsrechten. 24, 32,
41, v.
Burgerscholen. Hoogere—266, v.
Cassatie. 235.
Cellulair-stelsel. 228, 129.
Census. 54 v., 324, 354.
Censuur. 40.
Centralisatie. 92, 321,350,380,
385, 387.
Civiele lijst. 78, 80.
Collatierecht. 15, 277j
Collegie van toezbht. Zie
Herv. Kerk...”
|
|
20 |
 |
“...Verkiezen de
leden der Eerste kamer. 155,
340. — Zijn agenten van het uit-
voerend gezag. 341. — Bestuur
van den waterstaat. 341, 385.
Provinciën. 20 v. v. — Grenzen.
20 v. — Vereeniging of splitsing
van — 22.
Quarantaine. 309, 311.
Raad. Zie Gemeenteraad.
Raad van bestuur in Suriname.
470. — in Curajao. 482.
Raad van Indië. 402, 403, 405
—407, 411.
Raad van politie. 483.
Raad van State, 9. 129 — 136,
335, 367.
Raden van justitie inNed.-In-
dië. 453.
Rechtbanken van omgang.
452.
Rechten van het volk. 32 v.
Rechter. Niemand kan afgetrok-
ken worden van den — dien de
wet hem toekent. 37, 457. Zie
persoonlijke vrijheid.
Rechterlijke ambtenaren. —
macht. 38, 140, 144, 193, 226—
238, 447, 478, 483.
Rechterlijke organisatie. 140.
Zie Recht, macht.
Rechtsbedeeling. Rechtswezen.
33 v. 226. — in Ned.-Indië. 447.
— in Suriname. 478. — in Cu-
rasao. 483.
Rechtspersoonlijkheid van
vereenigingen. 46.
Rechtspraak over het krijgs-
volk. Zie Militaire rechtspleging.
R e c h t s treeksche verkiezin-
gen. 9. 17...”
|
|