1 |
 |
“...dezelfde wijze behandeld als andere wetsontwerpen, en de
Staten-Generaal behouden daarbij dezelfde bevoegdheid als bij de
gewone wetsvoordrachten.
De strekking van de wet der middelen is, om in de kosten der \
huishouding van den Staat te voorzien. Zij is dus eene raming
der ontvangsten, welke uit de werking der belastingwetten en uit
andere inkomsten, kunnen worden verkregen.
De begrootingswetten worden onmiddellijk na de opening der
Staten-Generaal ingediend. Het gebruik brengt, mede, dat de mi-
nister van financiën bij die gelegenheid een overzicht geeft van
den financieelen toestand des lands.
De behandeling der begrootingswetten geeft eene gereede aan-
leiding, om de staatkundige richting van het ministerie te bespre-
ken. De vraag is meermalen geopperd, en het antwoord daarop
is naar het ingenomen standpunt ook verschillend geweest, of
eene verwerping van de begrooting, om redenen buiten de begroo-
ting gelegen, wanneer men het ministerie of een deel daarvan tot
ontslag wenscht te nopen...”
|
|
2 |
 |
“...cents; de overige pasmunten zijn de bronzen 2 y2, 1 en */a
centstukken a).
Niet tevreden met de waarde van de munt door de wet te
doen bepalen, heeft de Grondwet eok bevolen, dat het toezicht
over de zaken van de munt eveneens door de wet zou worden
geregeld s). Aan dit voorschrift heeft de wet van 1 Juni 1850
(Stbl. n°. 25) voldaan. Het toezicht op de zaken van de munt
en de zorg voor de stipte naleving der wettelijke bepalingen be-
treffende het muntwezen zijn, onder het opperbeheer van den mi-
nister van financiën, opgedragen aan een muntcollegie, dat uit
drie leden bestaat, en te Utrecht, waar ook de . rijksmunt zich be-
vindt, zijn zetel heeft. De leden en de secretaris worden door den
Koning benoemd, die ook den voorzitter aanstelt. Jaarlijks brengt
het muntcollegie een verslag uit over de muntwerkzaamheden van
het afgeloopen jaar, dat aan de Staten-Generaal wordt aangeboden.
De uitvoering van het muntwerk is opgedragen aan eenen munt-
#*) Terwijl Nederland van 1816 (wet van 28 Sept. 1816...”
|
|
3 |
 |
“... dat van rijks-
wege kweekscholen voor onderwijzers worden opgericht en onder-
houden. Indien gemeenten zich geroepen gevoelen in deze behoefte
te voorzien, kunnen zij aanspraak maken op eene tegemoetkoming
van wege den Staat in de kosten, tot geen hooger bedrag echter
dan de helft daarvan. *
Tevens draagt de Staat zorg dat in verschillende gemeenten
normaallessen ten behoeve der aanstaande onderwijzers worden
gegeven 3). _ _ _ .
Het toezicht op het onderwijs wordt uitgeoefend, onder den mi-
nister van binnenlandsche zaken, door inspecteurs, districtschool-
i) Zie de Wet van 25 April 1879 (Stbl. n°. 87); K. B. 3 Aug. 1879 1
(Stbl. n°. 148) en K. B. 9 Aug. 1879 (Stbl. n°. 149).
*) K B. 28 Mei 1879 (Stbl. n°. 105) houdende vaststelling der regelen 1
voor de Rijkskweekscholen. Het programma voor het admissie-examen 1
tot de Rijkskweekschool is,goedgekeurd door den Minister van Binnenl. I
Zaken, bij besluit van 15 Januari 1881. Er zijn thans zeven Rijkskweek-I
scholen, namelijk te Haarlem,...”
|
|
4 |
 |
“...273
nister van binnenlandsche zaken tot wederopzeggens toe worden
benoemd. *).
Ten behoeve van het onderwijs in de schoone kunsten heeft het
Eijk in 1881 te Amsterdam eene normaalschool voor teekenonder-
wijzers opgericht, alsmede eene school voor kunstnijverheid. De
Rijks-academie van beeldende kunsten, mede in de hoofdstad ge-
vestigd, wordt beheerscht door de wet van 26 Mei 1870 (Stbl. n°.
( 78). In deze academie wordt het onderwijs gegeven door hoog-
leeraren, terwijl het toezicht is opgedragen aan eene door den Ho-
ning benoemde commissie.
;; Voor het overige verhindert ons bestek, hier in bijzonderheden
a*le zoodanige instellingen te bespreken, die de algemeene volks-
, ontwikkeling kunnen bevorderen, of dienstbaar zijn aan het acade-
:,misch onderricht — zooals rijkskabinetten, musea, rijks-, acade-
| mische en andere openbare bibliotheken — of de herinnering aan
het verleden onzer geschiedenis bewaren — zooals rijks-, provin-
ciale en gemeentelijke archieven — of inrichtingen ten...”
|
|
5 |
 |
“...305
r terstaat, en nadat eene opneming van den weg en van het rollend
materieel van regeeringswege heeft plaats gehad. Bovendien moe-
ten de dienstreglementen en de tarieven voor het vervoer van per-
sonen en goederen door den minister goedgekeurd worden. De mi-
nister kan zelfs in goedgekeurde dienstreglementen wijzigingen
aanbrengen, terwijl bij koninklijk besluit het goedgekeurde tarief
verlaagd kan worden. Schadevergoeding wordt in het laatste ge-
val slechts verleend, wanneer het dividend minder dan 8 procent
rvan het maatschappelijk kapitaal bedraagt. Het vervoer van krijgs-
volk en oorlogstuig geschiedt voor de helft van den gewonen
vrachtprijs, terwijl het vervoer van in dienst zijnde beambten der
politie kosteloos plaats vindt. Eindelijk zijn bepalingen getroffen
i met betrekking tot het vervoer van brievenmalen.
Het toezicht wordt, onder den minister van waterstaat, uitge-
Eoefend door eenen Raad van Toezicht, die uit drie tot vijf door
den Koning te benoemen leden en een secretaris...”
|
|
6 |
 |
“...312
dige staatsregeling bestaat daarin, dat ■ er van geen gerechtelijke
geneeskunde sprake is. Reeds den 30sten Juni 1849 werd door
eene daartoe benoemde staatscommissie dienaangaande een ont-
werp, dat de algemeene goedkeuring wegdroeg, aan den mi-
nister ingediend, zonder dat deze belangrijke zaak tot dusverre
eenig gevolg heeft gehad.
De inrichtingen ter verpleging van krankzinnigen worden in
ons vaderland onderhouden op kosten óf der provincie, zooals
in Noord-Holland het gesticht Meerenberg, óf der gemeente, waar
zij gevestigd zijn, of door deze laatste gesubsidieerd (zooals te
Delft), óf wel het zijn oude stichtingen, die daarvoor meer in het
bijzonder zijn ingericht.
De overbevolking der bestaande gestichten heeft het Rijk ge-
noopt, te Medemblik den bouw van een eigen gesticht te aan-
vaarden.
De opneming van krankzinnigen in dergelijke gestichten is eene
zaak van het grootste belang. Er moeten waarborgen gegeven
worden, dat alleen de zoodanigen opgenomen worden, voor wie
eene ...”
|
|