1 |
 |
“...38
nen te treden 1). Daarom zijn hiervoor ook bepaalde vormen
voorgeschreven 2).
Een der belangrijkste rechten is zonder twijfel dat van den
bijzonderen eigendom. Art. 625 Burg. Wetb. geeft de volgende
bepaling: «Eigendom is het recht om van eene zaak het vrij ge-
not te hebben en daarover op de volstrektste wijze te beschikken,
mits men er geen gebruik van make, strijdende tegen de wetten
of de openbare verordeningen, daargesteld door zoodanige macht,
die daartoe, volgens de Grondwet, de bevoegdheid heeft, en mits
men aan de rechten van anderen geen hinder toebrenge; alles
behoudens de onteigening ten algemeene nutte legen behoorlijke
schadeloosstelling, ingevolge de Grondwet”. Uit deze definitie
blijkt dat dit recht geen absoluut karakter heeft, maar als in
’t algemeen belang door de wet toegekend, ook op grond van
het algemeen belang kan worden beperkt en opgeheven.
De beslissing van alle twistgedingen over eigendoms- en andere
burgerlijke rechten wordt toevertrouwd aan eene onafhankelijke...”
|
|
2 |
 |
“...van
den Staat zal het den ijverigen ambtenaar niet ten kwade duiden
indien hij hare aandacht vestigt op de leemten en gebreken, welke
hem bij de waarneming zijner betrekking in het oog zijn gevallen.
«Het, staatsbestuur moet niet in beweging gebracht worden door
instrumenten, die lijdelijk bewogen worden, maar door denkende
ens» ) Alleen kan de regeering met recht eischen, dat hij
: die zich daartoe geroepen voelt, de noodige bescheidenheid in
acht neme.
Mag een ambtenaar oppositie maken? Men make onderscheid.
Indien oppositie^ maken gelijk staat met opzetten tegen de regee-
rmg, waaraan hij onderdanigheid is verschuldigd, dan voorzeker moet
deze vraag ontkennend beantwoord worden. Maar iets anders is
de vraag, of de ambtenaar - en hiermede bedoelen wij niet al"
leen den burgerlijken ambtenaar, maar ook de officieren van het
leger en de vloot - niet bevoegd is zijne staatkundige gevoelens
ook dan, wanneer deze in strijd zijn met de richting der regeering’
openbaar te maken, of hij niet...”
|
|
3 |
 |
“...worden.
Met betrekking tot de benoeming van den voorzitter wijkt onze
wetgeving af van hetgeen elders plaats vindt. Immers in andere
Staten benoemt de Vertegenwoordiging zelve haren voorzitter
en haar bureau. Hier geschiedt het door den Koning 3). Er is
) Art. 113. DAndere voordrachten, dan voorstellen van wet, kunnen
door elke Kamer afzonderlijk aan den Koning worden gedaan.»
*) Art. 98, 2de lid. sDe gewone jaarlijksche vergadering blijft ten
minste twintig dagen bijeen, tenzij de Koning gebruik make van hel
recht• in art. 70 omschreven.
3) Bij de Constitutioneele wetten van 1806 (afd. IV, art. 3) was de
Raadpensionaris de levenslange voorzitter van het Wetgevend Lichaam.
Ten gevolge van de weigering van a. i. schimmelpenninck, om die...”
|
|
4 |
 |
“...Steeds
werd van liberale zijde er op aangedrongen, den inlander voor
zijn bezit meer rechtszekerheid te geven, en de bovengenoemde
agrarische wet heeft aan dezen eiseh voldaan door hem de gele-
genheid te geven den eigendom te verkrijgen van grond, in erfe-
lijk individueel gebruik door hem bezeten. Van deze bevoegdheid
is tot dusver door slechts weinigen gebruik gemaakt. Bovendien
heeft deze wet niet alleen bepaald, dat de Gouverneur-Generaal
moet zorgen, dat geenerlei afstand van gronden inbreuk make op
de rechten der inlandsche bevolking, maar ook dat hij over de
gronden, die door inlanders voor eigen gebruik ontgonnen zijn, ,
of als weiden of uit eenigen anderen hoofde tot de dorpen be-
hooren, niet mag beschikken dan ten algemeene nutte, en even-.,
min ten behoeve van de op hoog gezag ingevoerde cultures, dam
>) Koloniaal Verslag over
1882 blz. 77....”
|
|
5 |
 |
“...betrekkelijke verordeningen om de vijf
iaren herzien moeten worden, ten einde daarin trapsgevxjze vermin-
dering te brengen, en ze eindelijk, als het met de ontwikkeling
der bevolking overeenkomt, geheel op te heffen *).
De laatste regeling der heerendiensten heeft plaats gehad bij
besluiten van den Gouverneur-Generaal van 1882 (Ind. Stbl. n03.136
en 137 2).
i) Art- 57 reg.-regl. De arbeid ten behoeve van de cultures in het
algemeen kan niet onder de heerendiensten gebracht worden. Over het
algemeen make men onderscheid tusschen heerendiensten en gedwongen
arbeid. Ofschoon cultuurdiensten zoowel als heerendiensten verplichte
diensten zijn. waaraan geen inlander, daartoe opgeroepen, zich kan ont-
trekken, verschillen zij evenwel zoo in oorsprong, als in aard. Ook wor-
den cultuurdiensten in den regel betaald, al is soms de betaling gering;
heerendiensten worden in den regel, niet betaald, al wordt somseenige
vergoeding toegekend.
*) Zie Bijbl. t. h. Ind. Stbl., n». 3822. De heerendiensten worden...”
|
|