1 |
|
“...dat het aangeslagen zijn in de kohieren
voor betalen geldt.
Wanneer wij de kieswet nagaan, zien wij, dat een harer hoofd-
beginselen ligt in de geheime stemming. Onderteekende briefes
worden van onwaarde verklaard x). Door die geheime stemming
wordt de onafhankelijkheid van den kiezer bevorderd. Hij kan
zijn eigen oordeel volgen, terwijl hij bij een tegenovergesteld be-
ginsel — bij de reglementen op het kiesrecht, onder de vorige
Grondwetten, moesten de billetten onderteekend zijn — door aller-
lei invloeden zou kunnen worden beheerscht. Aan de andere zijde
geeft de wet de noodige waarborgen, dat zij, die belast zijn met
het openen der stembriefjes (het stembureau), zich aan geene
verkeerde praktijken schuldig maken. De opening der brief-
jes geschiedt in het openbaar, en de kiezers hebben de bevoegd-
heid, hunne bezwaren in te brengen, wanneer de stemopneming
niet overeenkomstig de wet heeft plaats gehad a). Evenzoo waakt
de wet tegen misbruiken van de zijde der kiezers; immers stem-
briefjes...”
|
|
2 |
|
“...de kosten van ver-
lichting, verwarming en bureau-behoeften der provinciale griffie;
het onderhouden en meubileeren der gebouwen, bestemd voor de
vergaderingen der Provinciale Staten, alsmede van de griffie en
van de woning van den Commissaris des Konings, of wel de
huur van dergelijke gebouwen, wanneer zij niet het eigendom zijn
van het Rijk 3).
§ 3. Gedeputeerde Staten.
Daar het niet mogelijk is, dat de Provinciale Staten, die slechts
tweemalen in het jaar vergaderen, zich met de dagelijksche lei-
ding of met de uitvoering der zaken belasten, is het noodig, dat
uit de Provinciale Staten een collegie worde gekozen, om daarin
te voorzien. Dit collegie draagt den naam van Gedeputeerde Sta-
ten 4). Het heeft daarenboven zoowel ter uitvoering van rijkswet-
*) Zie ook art. 136 prov. wet.
2) Art. 129 1ste lid. *De Staten dragen jaarlijks de kosten van hun
bestuur, voor zooveel het rijksbestuur is, aan den Koning voor, die ze, in
geval van goedkeuring, op de begrooting der staatsbehoeften brengt...”
|
|
3 |
|
“...ligt in den aard der ■
zaak dat de laatstgenoemde daartoe niet overgaat dan na over- ,
leg met het opperbestuur. Evenzoo jnag afschaffing of wijziging
van belastingen en andere inkomsten niet in werking treden dan
met den aanvang van een nieuw dienstjaar 2), teneinde te beletten -
dat door het opperbestuur of de Indische regeering tusschentijds •
belastingen worden afgeschaft, waarop bij de vaststelling der be- :
grooting gerekend was.
De bronnen van inkomsten van Nederlandsch-Indië zijn veler- j
lei. Zij spruiten voornamelijk voort uit belastingen, die nu eens
verpacht, dan weder rechtstreeks geheven worden; verder uit zoo-1
■ genaamde landelijke inkomsten, waaronder vooral de landrente in
aanmerking komt, en uit den verkoop van de producten van de op
hoog gezag ingevoerde cultures, uit verpachting en verkoop van.
Art. 58. reg.-regl.
•>) Art. 19 van de wet van 23 April 1864 (Ind. Stbl. n«. 35) op dej
wijze van beheer en verantwoording der geldmiddelen van Ned.-IndiëJ...”
|
|