1 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/41/00001/NL-0200050000_UBL10_00061_0095thm.jpg) |
“...aangesproken. Dit duurde echter zeer kort; de
vereeniging met België noopte hem den koninklijken titel te
aanvaarden, hetgeen door de gemachtigden der mogendheden,
te Weenen saamgekomen, werd goedgekeurd. De Grondwet van
(1815 spreekt dan ook van »de Koning» en van »Ziine Maie—
steit» 2).
Volgens aloud gebruik noemt de Koning zich »Koning bij de
gratie Gods.» Pepijn de Korte zou de eerste geweest zijn, die uit
een zeker gevoel van ootmoed zich »Koning bij Gods genade»
noemde. Het woord grcdie (van het lat. woord gratia, genadeV
ibleef in wezen, maar kreeg later eene andere beteekenis, toen het
in verband werd gebracht met de theorie, volgens welke de Koning,
als rechtstreeks door God aangewezen, boven het oordeel der men-
| *) Zie de proclamatie van kemper en fannius schölten van i Dec. 1813.
(lipman, Constit.-arcfuef, blz. 3;.
; *) Grondw. 1845, Hoofdstuk II en art. 12....”
|
|
2 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/41/00001/NL-0200050000_UBL10_00061_0204thm.jpg) |
“...18C
perkende uitlegging te geven, zou strijden met de bedoeling der
Grondwet. De aard der zaak brengt echter mede (lat dit recht
niet kan worden uitgeoefend ten aanzien van eene regeling, welke
als zoodanig buiten den werkkring der Kamers is gelegen, doch aan
hare goedkeuring wordt onderworpen. Men denke b. v. aan tractaten,
coneessiën enz.
Is het voorstel van wet, hetzij gewijzigd of onveranderd, aan-
genomen, dan wordt het naar de Eerste Kamer verzonden. Is het
daarentegen verworpen, dan wordt hiervan den Koning kennis
gegeven. In beide gevallen, wordt, volgens het voorschrift der
Grondwet een bepaalde parlementaire vorm gebruikt1).
In de Eerste Kamer ondergaat het ontwerp dezelfde behande-
ling, welke het in de Tweede Kamer ondervonden heeft. Het wordt
in de afdeelingen onderzocht en de rapporteurs brengen het verslag
uit. In den regel bepaalt zich het voorloopig verslag tot enkele
punten, welke in het debat nader ontwikkeld kunnen worden. In
zoo verre verschilt de openbare beraadslaging...”
|
|