1 |
 |
“...bewijs, als teeken van vermoedelijke bekwaam-
heid te dienen.
De algemeene ontwikkeling der natie, en daarmede in verband
ook de belangstelling in de publieke zaak, is in den laatsten tijd
in ons vaderland aanmerkelijk toegenomen. Daarmede gaat hel
streven naar uitbreiding van het kiesrecht gepaard. Het besef
dat sniet een fortuin van zekere grootte, maar het persoonlijk lid-
maatschap van den Staat de grond is der staatsburgerlijke be-
voegdheid”, * *) dringt hoe langer hoe meer door ook in die klas-
sen, voor welke de census onbereikbaar 2) is. Er moet zijn «geloof
in eene vertegenwoordiging, die, zelfstandig orgaan van hetgeen
de natie als éen persoon gevoelt, denkt en wil, de regeering met
tatief zal zijn en niet meer, zooals volgens de oude regeling, in som-
mige gevallen verplicht. Bovendien vermeldt het nieuwe Wetboek van
Strafrecht niet meer de vervallenverklaring van het recht om als getuige
of deskundige op te treden; evenmin als die van hét recht om wape-
nen of schietgeweer te...”
|
|
2 |
 |
“...256
lijk gezegd inwendig bestuur omvat eene groote reeks van onder-
werpen.
I. Het onderwijs.
Men stelle zich voor dat de Staat zijne zorg aan het onderwijs
onthield, of in zeer beperkten zin verwezenlijkt^. Het peil der be-
schaving zou alsdan zeer dalen. Wellicht zouden de gegoede klas-
sen voor zich zelve weten te zorgen, doch de groote menigte zou
geen onderwijs ontvangen, dan wat haar uit liefdadigheid, voor-
namelijk door de kerkgenootschappen, wierd toebedeeld. Uit zulk
een toestand zou groote onwetendheid voortvloeien wegens ont-
stentenis van onderwijs aan den eenen kant, terwijl aan den an-
deren kant het gegeven onderwijs eene groote mate van sociale
afhankelijkheid en aanwakkering van kerkelijke twisten zou ver-
wekken. Zeer gevaarlijk zou het zijn, de proef te nemen, in hoe-
ver de maatschappelijke krachten voldoende zouden zijn om de
voorwaarden der verstandelijke en zedelijke ontwikkeling te ver-
zekeren. Uit het wezen der maatschappij eenerzijds en uit de ker-
kelijke u...”
|
|
3 |
 |
“...276
door de synode vastgesteld, aan de goedkeuring des Ronings wor- j
den onderworpen, en werden de leden van het provinciaal en klas- .
sicaal kerkbestuur door den Koning benoemd uit eene voordracht ]
door kerkbesturen ingediend. Zoo werd ook voor de wettigheid ;
van het beroep eens leeraars de koninklijke approbatie geëischt.
Eindelijk hadden de Grondwetten van 1815 en 1840 den Koning j
opgedragen, toe te zien, dat de gelden, die uit s lands kas voor l
den openbaren godsdienst werden besteed, tot geen ander doel ge-
bruikt werden, dan waarvoor zij bestemd waren x). Dientengevolge ’
werden provinciale collegiën van toezicht in alle provinciën in
het leven geroepen, waarin de gouverneur der provincie (thans-
commissaris des Ronings) en twee leden van Gedeputeerde Staten
zitting hadden, terwijl ook de andere leden door den Koning be-j
noemd werden. Bovendien werden de reglementen op de admini-
stratie der kerkelijke fondsen van regeeringswege vastgesteld.
Het algemeen reglement van 1816...”
|
|
4 |
 |
“...de kerkressorten door de synode te be-
noemen, bestaat; eindelijk heeft ook éen hoogleeraar in de godge-
leerdheid, beurtelings aangewezen door de faculteit van eene der
hoogescholen, daarin zitting.
Zij vergadert tweemalen ’s jaars, eens in het vooijaar en eens
in het najaar, te ’s-Gravenhage. Zij bereidt de werkzaamheden der-
synode voor, en is aan haar verantwoordelijk. Ook spreekt zij
recht in kerkelijke zaken in het hoogste beroep.
De gemeenten zijn vereenigd tot klassen; de gezamenlijke klas-
sen in eene provincie vormen een provinciaal ressort; in elk van
deze is een provinciaal kerkbestuur; in ieder klassicaal ressort een
klassicaal bestuur. Beiden bestaan uit dienstdoende predikanten
en ouderlingen, die benoemd worden door de klassicale vergade-
ringen, welkejaarlijks op den laatsten Woensdag der maand Juni
in de hoofdplaatsen der klassen gehouden worden, en uit zoovele
dienstdoende predikanten en ouderlingen zijn samengesteld, als door
den kerkeraad van elke gemeente worden a...”
|
|