1 |
|
“...waterschap-
pen omvat. Aan het bestuur van het hoogheemraadschap is dus
de zorg opgedragen voor de gemeenschappelijke waterkeeringen,
voor het waterpeil en de waterloozing, alsmede het toezicht op de
waterschappen, welke binnen zijnen kring zijn gelegen.
Bestonden er reeds in de 10de eeuw bedijkingen langs de rivie-
ren en de zee, de inpoldering binnenslands is in het begin der
15de eeuw aangevangen, toen de watermolen werd uitgevonden. Se-
dert tegen het einde der 16de eeuw deze molens beweegbare kap-
pen hadden verkregen, kon de droogmakerij op grootere schaal
voortgaan. De aldus gevormde binnenpolders hebben voor een groot
deel een burgerrechtelijken oorsprong, aangezien zij niet uit de
rechtstreeksche bemoeiing der overheid, maar uit het gemeen over-
leg der belanghebbenden zijn ontstaan. *)
i) Mr. j. r. thorbecke. Brief aan een lid der Staten van Gelderland over
de macht der Prov. Staten, 1843. Mr. a. g. brouwer. Bijdrage tot het
onderzoek naar de rechtsbeginselen omtrent dijk- en polderzaken...”
|
|
2 |
|
“...het debiet hiervan
is tot deze gewesten en residentiën beperkt.
Evenzoo zijn alle bosschen op Java — met uitzondering in de
Vorstenlanden — die niet aan bijzondere personen zijn afgestaan,
eigendom van den Staat, en worden zij door haar beheerd 1).
Vooral ten opzichte van het djati-hout is bijzondere oplettend-
heid den Gouverneur-Generaal opgedragen. Hij moet zorgen voor
de handhaving van de rechten des Rijks, voor het instandhouden
of uitbreiden dier bosschen, en voor de regeling van den hout-
kap a).
Ook exploiteert de Staat zelf de tinmijnen van Banka, terwijl
’) De laatste regeling van het beheer en de exploitatie der bosschen
op Java en Madura is van 14 April 1874 (Ind. Stbl. no. 110), gewijzigd
bij ordonn. van 18 Mei 1875 (Ind. Stbl. no. 119).
*) Art. 61 reg.-regl.
\...”
|
|