Your search within this document for 'kabel' resulted in two matching pages.
1

“...62 ■de vertrouweling van keizer maximiliaan, toen deze gedurende i de mindeijarigheid van kabel V met het regentschap was be- j last. Een achterMeinzoon van engelbebt I, hendbik van Nas-1 -sau, was onder kabel Y Stadhouder geweest van Holland en j Zeeland, in welke waardigheid hij door zijnen zoon bené werd ] •opgevolgd. Willem van Oranje, die de titels en rijkdommen van dezen bené erfde, was de edele figuur, die zoo luisterrijk te voorschijn treedt in de dagen van het verzet tegen Spanje, dej grondlegger van Nederland’s onafhankelijkheid. Hij en zijn broe-| ■der Johan van Nassau, de stadhouder van Gelderland, bekend] als de ontwerper der Unie van Utrecht, zijn de stamvaders der! latere Stadhouders. Wat een maubits en een fbedeeik hen-i dbik tot bevestiging van de zelfstandigheid en een willem Hi j voor den roem van Nederland hebben gedaan, weet ieder, die dej geschiedenis van het vaderland kent. Op dit oogenblik wordt de kroon van Nederland gedragen! ■door Koning willem III alexandeb-...”
2

“...houdt alleen met den minister van koloniën. De Grondwet brengt mede, dat de Koning is opperbestuurder, de Gouvemeur-Generaal be- stuurder. Deze ontvangt dus de bevelen van genen. Maar’sKonings opperbestuur gaat gepaard met de ministerieele verantwoordelijk- heid, en de Koning kan geen bevel geven aan zijnen landvoogd zonder medewerking van zijnen minister. De juiste grenzen tus- schen opperbestuur en bestuur zijn niet aan te geven, vooral niet in den tegenwoordigen tijd, nu de telegraphische kabel den afstand tusschen het moederland en de bezittingen in Indië aanmerkelijk verminderd heeft. Toch moet aan den landvoogd eene zekere mate van vrijheid van handelen worden toegekend; eene volkomeneen m alles voorziende regeering, van het ministerieele departement uit, is en blijft zeer moeilijk. Al kunnen de voorschriften uit het moe- derland binnen weinige dagen den Gouvemeur-Generaal bereiken er bestaat somtijds noodzakelijkheid om oogenblikkelijk te hande-’ len, en men is hier te lande niet...”