1 |
 |
“...revisie geweest. In 1848 heeft het groote moeite
gekost hare samenstelling te regelen. Daarbij werd vaak, gelijk
in 1815, gewaagd van een «tegenwicht tegen overijling en tegen
de overheersching van het democratisch beginsel,” van een «bol-
werk, aangelegd om de kroon te omringen en alle partijen te
doen afstuiten^” Het ligt echter voor de hand, dat, afgescheiden
van het gevaar voor overijling, hetwelk aan onzen landaard een
niet zeer dreigend karakter ontleent, uit dit oogpunt de samen-
stelling beter aan de kroon ware verbleven. Een Eerste Kamer,
bestanddeel der Fb&vertegenwoordiging, kan immers moeilijk
tegelijkertijd als een dam tegen de Volksvertegenwoordiging wor-
J) Art. 24 van de Schels van van hogendorp. a) Art. 58 Grondw. 1814,...”
|
|
2 |
 |
“...verstaan, welke, ofschoon kerke-
lijke bedieningen vervullende geen eigenlijken clerus vormen, gelijk bij.
de hervormde Genootschappen het geval is. Naar het schijnt, heeft in-
zonderheid vrees voor het overbrengen van godsdiensttwisten in
’s Lands vergaderzalen tot deze uitsluiting geleid. Ook was men
beducht voor den invloed, welken geestelijken voor hunne verkie-
zing zouden kunnen uitoefenen en voor hunne onderworpenheid aan
bevelen eener kerkelijke macht. Naar het ons voorkomt, ware het
beter geweest deze uitsluiting niet op te nemen. Immers, kerkelijke
twisten zijn, onafhankelijk van de aanwezigheid van geestelijken,
in onze Tweede Kamer inheemsch, gelijk zij bij hetNederlandsche
volk steeds inheemsch zijn geweest. Den invloed, welken geeste-
lijken voor eigen verkiezing zouden kunnen doen gelden, kunnen
zij ten behoeve van niet-geestelijken aanwenden, gelijk de ervaring
ruimschoots bevestigt. De vrees voor onderwerping aan eene
kerkelijke overheid heeft slechts betrekking op de ...”
|
|
3 |
 |
“...bij het verslag gevoegd wordt. De commissie van rapporteurs heeft
de bevoegdheid met den minister, tot wiens departement het wets-
ontwerp behoort, in overleg te treden, zoo mondeling als schrifte-
lijk. Zij kunnen dan hun eigen zelfstandig oordeel ontwikkelen,
en bereiden dus de beraadslaging voor. De minister heeft de be-
voegdheid eene memorie van beantwoording in te zenden.
Een goed uitgewerkt verslag heeft veel waarde èn voor de natie
èn voor de regeering. Voor de natie, omdat zij daaruit beter den
‘ geest en de strekking van het wetsontwerp leert kennen, dan uit
de debatten; voor de regeering, omdat zij daardoor bekend gemaakt
wordt met de leemten van haren arbeid. Het valt echter niet te
ontkennen, dat de verslagen niet zelden een onjuist beeld geven
van de bedoelingen der Kamer, gelijk zij later blijken uit de
mondelinge behandeling en de stemming. Nu de Grondwet het
afdeelingsonderzoek voor elk wetsontwerp eischt, en dus elk lid
althans zedelijk verplicht is, aan het onderzoek deel...”
|
|
4 |
 |
“...315
van een publiekrechtelijk lichaam of van een concessionaris wordt
vereischt, waardoor het voorwerp eene nieuwe bestemming, en wel
ten gemeenen nutte, erlangt.
Te betreuren is het dat het woord «besmetting” in de Grond-
wet voorkomt, daar het op roerend goed, en wel op besmet vee,
doelt. Beter ware het geweest, de onteigening tot onroerend goed
te bepalen. Ontzetting van eigendom, op grond van een algemeen
gevaar, zooals vernietiging van bedorven levensmiddelen, het doo-
den van een dollen hond, is geen onteigening. Evenmin is beper-
king van den eigendom als zoodanig te beschouwen, al gaat zij
: somtijds zeer ver. Zoo verbiedt de wet van 10 April 1869 (Stbl.
n°. 65) zonder vergunning van Gedeputeerde Staten gebouwen op
te richten binnen zekeren afstand van begraafplaatsen, terwijl zij
beveelt dat die - welke in strijd met dit voorschrift mochten zijn
. opgericht, op kosten der overtreders moeten worden opgeruimd.
- Eene dergelijke bepaling treft men aan in art. 57 der wet van 21
December...”
|
|
5 |
 |
“...vereisehte
van voorafgaande schadeloosstelling bestaan, terwijl de wettelijke
verklaring van het algemeen nut wordt vervangen door een besluit
des Konings, van Gedeputeerde Staten, van een waterschapsbe-
stuur of van den burgemeester.
In geval van oorlog, brand of watersnood geeft de hoogste bur-
gerlijk of militaire overheid, welke ter plaatse aanwezig is, bij
watersnood ook het bestuur van een waterschap of het hoofd
daarvan, het bevel tot onteigening. De schade wordt later vergoed.
Het ware beter geweest deze gevallen niet in de Grondwet op te
nemen, daar de inbezitneming niet ten doel heeft het goed blij-
vend ten gemeenen nutte aan te wenden 1).
13. Eene afzonderlijke regeling is aan het kopie- of auteursrecht
’) Men zie over de wetgeving op de onteigening mr. w. thorbecke.
De onteigeningswet. Stelsel en toepassing, mr. h. m. van andel, acade-
misch proefschrift over de onteigeningswet (1857), mr. l. de hartog in
Bijdragên kennis Staats-, prov. en gem. hesl. XXIV, 3de afd. 1880....”
|
|
6 |
 |
“...Nederlandsch Indië.
Naarmate het verkeer tusschen de volkeren zich uitbreidt, neemt
de onderlinge samenhang der Rijken toe en vindt de eene Staat
meer en meer zijn belang in den bloei der andere Staten. Daar-
uit vloeit eene levendige behoefte voort aan gemeenschappelijke
regeling van tal van onderwerpen van bestuur. Tusschen souve-
reine Rijken geschiedt deze regeling in den vorm van tractaten,
waarbij elke mogendheid hare eigene rechten beperkt, ten einde
de belangen harer ingezetenen des te beter te waarborgen. In
onzen tijd hebben de tractaten, welke onderwerpen van inwendig
bestuur betreffen, eene steeds toenemende beteekenis gekregen.
Men denke, behalve aan de tractaten van handel en scheep-
vaart, aan de internationale postconventie, den Oden October 1874
te Bern gesloten, (Stbl. 29 Mei 1875 n°. 80), waarbij heteenvor-
mige tarief van 25 centimes is vastgesteld; aan de Petersburgsche...”
|
|
7 |
 |
“...deze aangelegenheid het oordeel der Provin-
ciale Staten ingeroepen moet worden 1). Aan dit voorschrift is
voldaan door de wet van 29 Juni 1851 (Stbl. n°. 85, *) die al-
vorens aan de Staten-Generaal te worden aangeboden, aan het oor-
deel der Provinciale Staten in hunne najaarszitting van 1850 on-
derworpen was geworden.
Het voorschrift, krachtens hetwelk de wet, die de gemeentebe-
sturen regelt, vooraf een onderzoek bij de Provinciale Staten moet
ondergaan, is alleszins juist. Geen lichaam kan beter over hare
werking en invloed oordeelen dan dat, hetwelk zoo dikwijls met
die besturen in aanraking is geweest. Het voorschrift heeft dan
ook eene algemeene strekking, in dier voege, dat, wanneer de
tegenwoordige gemeentewet mocht komen te vervallen, het weder
bij de indiening eener nieuwe wet zijne toepassing moet vinden.
§ 1. Samenstelling en inrichting der
gemeentebesturen.
De gemeentebelangen worden behartigd door eenen raad, waarvan
de leden rechtstreeks door kiesbevoegde ingezetenen worden...”
|
|
8 |
 |
“..., steeds zullen nagaan aan welke van de bepalingen
der plaatselijke verordeningen, op wier overtreding straf is ge-
steld, voortdurende kracht is toe te kennen. Het doel van deze
voorschriften is niet alleen het bevorderen eener goede, zooveel
mogelijk eensluidende redactie, maar ook om verwarring te ver-
mijden, die noodzakelijk in den loop der tijden zou ontstaan, zoo
niet nauwkeurig werd uitgemaakt welke veranderingen in de ge-
meentelijke wetgeving hebben plaats gegrepen. Om dit doel nog
beter te bereiken beveelt art. 178 der gem.wet dat de raad ten minste
eenmaal in de vijfjaren bij afzonderlijke verordening zal verkla-
ren, welke strafverordeningen nog gelden.
Op de overtreding der verordeningen 2) mag de gemeenteraad
geldboete stellen van ƒ1—25, en gevangenisstraf van 1—3 dagen,
te ziftneQ of afzonderlijk, en zoo noodig, de verbeurdverklaring
of vernietiging van alles wat uit het misdrijf is voortgesproten
of als middel tot het bedrijven daarvan heeft gediend. De raad
i) Zie blz...”
|
|
9 |
 |
“...overige worden
m vaste aandeelen bezeten, welke slechts verandering ondergaan
by vermeerdering of vermindering aan het aantal rechthebbenden
of bij veranderde bestemming van de gronden.
Sinds geruimen tijd wordt door velen aangedrongen, dat de
; regeering de conversie van het communaal in individueel bezit
beyordere, inzonderheid op grond dat de laatste vorm het eigen-
belang der bebouwers zal prikkelen, eene meer intensieve teelt
rm het leven zal roepen door de aanwending van meer kapitaal
en van beter toegerusten arbeid, en een einde zal maken aan de
fcuws m erfpacht uitgegeven. - De verhuur van grond door inlanders
aan n.et-inlanders neemt toe met de geleidelijke inkrimping der op
hoog gezag voor de suikercultuur bestemde velden. In 1882 waren 29 406
£'I~: ” bijna 76 Pr0C- V0°r Particuliere suikerteelt.
a...”
|
|
10 |
 |
“... in de deugdelijkheid van den arbeid.
aarom moet zij ook niet dan algemeene regelen stellen, en
zoo min mogelijk in bijzonderheden afdalen; want het is verkeerd
te eischen, dat die bijzonderheden aan alle tijden en omstandig-
eden kunnen voldoen. Het maatschappelijk organisme ondergaat
telkens verandering. Dienovereenkomstig moeten zich op den duur
; «ok de inrichting en het bestuur van den Staat wijzigen. Het
is met te ontkennen, dat onze Grondwet te zeer in bijzonderhe-
en is getreden, die beter bij de gewone wet konden worden
geregeld, omdat zij dan ook geleidelijker naar gelang der gewii-
zigde omstandigheden zouden kunnen worden veranderd. Hopen
wij at de arbeid der Staatscommissie, welke thans eene Grond-
wetsherzienmg voorbereidt, i) goede vruchten moge opleveren. Het
valt echter met te ontkennen, dat de Grondwet zelve groote hin-
derpalen aan hare herziening in den weg heeft gelegd.
Reeds dadelijk merken wij op, dat zij daaraan formaliteiten
verbindt, waardoor men allicht geneigd...”
|
|