1 |
|
“...131
Mata mumma, du die before
die kint, him sal jeet; ma
mata kint, du die before
mumma, him no sal jeet,
him sal kris.
Wat pie ju bottle bin, mi
glas bin.
Een man dodt, een ander man
brod.
Ekke man suk sji eigen wif.
Man dodt, besjet gurri na sji
door.
No fordimak pussje wander
him fang rotter.
Crabbo no wander, him no kom
fet; as him wander attofel,
him sal loop na pot.
Dood de moeder en zet haar
aan het kind voor, dan zal
het haar opeten; maar dood
het kind en zet het aan de
moeder voor, dan zal zij het
niet opeten, zij zal schreien1).
Waar jouw fles is, is mijn glas.
De ene zijn dood is de ander
zijn brood.
Niemand vrijt naar zijn eigen
vrouw.
Wanneer iemand dood is, groeit
er gras voor zijn deur.
Niet omdat de poes rondloopt
vangt ze ratten.
Wanneer de krab niet rondloopt
wordt hij niet vet; als hij te veel
rondloopt, loopt hij in de pot.
Samenspraak.
MomA cabé, huso ju be die Goeie morgen, kameraad, hoe p. 137
frufru? gaat ’t van ochtend?
Dank, mi be fraj. Dankje, ik ben wel.
.nt...”
|
|