1 |
|
“...verdeeldheid, N. T. D. Luc. 12, 51.
rup roepen, G. H. blz. 41; noemen, G. H. blz. 39, N. T. D. Mth. 1,
23. Wellicht Anglicisme {to call), doch kan ook Kreoolse voorliefde
voor krachtige uitdrukkingen zijn. In ’t Afrikaans ken ik deze
overgang van betekenis alleen uit een zin van een kleurling
(Hoogenhout, blz. 131), en deze mensen kennen in de regel geen
Engels. Men verzekert mij dat men in de beschaafde taal voor
ons noemen nooit roep zeggen.
s
Saja vrouwerok, G. D. blz. 77 (Pap. soja, Sp. saya).
sala sla (groente), G. D. blz. 68 (Pap., Sp. salada; ’t Nederl.
salade is een deftig woord),
salveer bewaren, N. T. D. Mth. 16, 25.
satlsfacsje voldoening, T. P. blz. 134.
savan, sawaen veld, N. T. H. Luc. 2, 8; G. D. blz. 75 (Ameri-
kaans woord, in Europa via Sp. savana bekend geworden),
separeer scheiden, N. T. H. Mth. 13, 49.
set zitten, gaan zitten, N. T. Mth. 13, 1; plaatsen, N. T. D. Luc.
15, 22. Ook in t Afrikaans komt laatstgenoemde betekenis voor.
signet zegel, N. T. H. Rom. 4, 11.
sikryto...”
|
|