1 |
 |
“...verbum finitum durch den vorangestellten infinitiv” een
Hebraïsme noemt, want, zegt hij, dit verschijnsel is niet alleen eigen aan
t Hebreeuws en zeer gewoon in ’t Pools, maar het komt ook voor in het
Dints. Hij geeft daarvan talrijke voorbeelden, waarvan ik hier alleen aanhaal
het Berlunse kriejen krigt er nischt (hij krijgt niemendal). Men zie ook
de do (blz. 458), die insgelijks verschillende voorbeelden opsomt, o. a. het
regende gedurig regenen, het vroos onzeggelijk vriezen, waarbij niet in
prolepsis, maar in herhaling het middel tot vermeerdering van nadruk
wordt gevonden....”
|
|