Your search within this document for 'na' resulted in 197 matching pages.
 
1

“...VIII Mansvelt .... Proeve van een Kaapsch-Hollandsch Idioticon, door N. Mans velt, Utrecht, 1884. Netscher . . . Geschiedenis van de koloniën Essequebo, Demerary en Berbice, door P. M. Netscher, ’s-Gravenhage, 1888. N. T. D.......Die Nywe Testament,... ka set over in die Creols Tael, Kopenhagen, 1781. N. T. H. . . . . Die Nieuwe Testament na Creol Taal, Barby, 1802. Oldendorp . . . . C. G. A. Oldendorps Geschichte der Mission der evan- gelischen Brüder auf den Caralbischen Insein S. Thomas, S. Croix und S. Jan, herausgegeben durch J. J. Bossart, Barby, 1777. Pontoppidan .... Eenige Notizen über die Kreolensprache der Danisch- Westindischen Insein, von Dr. E. Pontoppidan (Zeitsehrift fllr Ethno- logic, XIII, 1881). Poyen-Bellisle .... Les sons et les formes du Créole dans les Antilles, par R. de Poyen-Bellisle, Baltimore, 1894 (Dissertatie der Universiteit van Chicago). Ps.......Psalmboek voor die Negergemeenten van St. Thomas, St. Croix en St. Jan, Barby, 1774. Schuchardt, Kreol. Stud....”
2

“...de heer Barguy en sijn Bedienden en de Graaf syn de Operschuldenar van de quat die in de Berbice geschied is, de Gouverneur is by geweest toe dat hebbe begonne te schied, hij is seer quate [kwaad] geweest dat sy begonne heb, de Gouverneur van de Berbice verzoek UEd. dat UEd. met mijn koomt om met te spreeken, en UEd. moet niet ban [bang] wees, maar als U wil niet koom sy sal vechten soo lang als een Christ en [in] de Berbice is; de Gouverneur sal UEd. geeven de half Berbice, en sy luye sal amaal na booven gaan, maar moet niet denken dat de Neeger wel Slaven wil zijn, maar de Neeger dat UEd. heb op de Seepe [schepen] die kan zijn UEd. slaaven, de Gouverneur groet UEd”. „De Edele Brief die heben wel ontfangen, derwiel doet [dat] de jonge Heer Charbon siek is, soo versoeke uwe de Neeger Cofi en Accara dat je andere in die blaets [plaats] steueren, of de selven, en wie [wij] versoeke de heer Gouverneur selfs met de komen, dat wie ook wel weeten doet [dat] en [een] Godt is in [en] als die gedaegten...”
3

“...eeuw golden de eilanden voor geheel en al verlaten. De nauwkeurige De Laet maakt in ’t geheel geen melding van de eilanden St. Thomas en St. Jan; hij haalt alleen een scheepsbericht aan van „Sir Francis Draeck” (Drake), die getuigt dat hij op Las Virgines „een goede reede voor 1000 zeijlen” aantrof, ’t geen blijkbaar op de later zeer vermaarde baai en ree van St. Thomas slaat. Van Santa Cruz geeft De Laet een korte beschrijving, eindigend met de mededeling dat het „een leegh Eylant” is *). Lang na de samenstelling van De Laet’s boek is het dit echter niet gebleven. Nederlanders en Engelsen hebben zich er gevestigd, volgens sommigen reeds in 1625; het is waarschijnlik dat de Nederlandse kolonisten voor een deel herkomstig waren van Brazilië, dat wij in 1626 moesten prijsgeven. Hoe dit zij, voor de later op St. Croix gesproken taal was deze eerste vestiging van de Nederlanders van geen belang, want in 1645, toen de gehele bevolking van ’t eiland ruim 600 zielen telde, ontstond er een bloedige...”
4

“...10 Vijf jaar later werden de Engelsen op hun beurt verdreven door de Spanjaarden, die weer de plaats moesten ruimen voor de Fransen. Deze bleven op St. Croix tot in 1695, toen, na tal van wederwaardigheden en om redenen waarvan de ver- melding buiten ons bestek ligt, de Franse kolonie werd opge- heven en ’t eiland op nieuw werd verlaten. De tropiese plantegroei maakte het weldra tot een moeilik te ontginnen wildernis. In die toestand bleef het tot in het jaar 1733 ^ Reeds uit het hierboven vermelde scheepsbericht van Drake blijkt dat de buitengewoon ruime rede van St. Thomas vroeg de aandacht der zeevarende naties heeft getrokken. Omtrent de eerste vestiging van Europeanen bestaat intussen weinig zekerheid. Oldendorp 2) bericht dat reeds in de eerste helft der zeventiende eeuw Deense kooplui handel dreven met St. Thomas, waar zich toen volgens hem, behalve enkele Caraïben, Nederlanders ophielden. Hij vermoedt dat de laatsten behoorden tot de families die in 1646 door de Engelsen uit St...”
5

“...for them, compelling all the colonists to remove their effects and even their dwellings thither. The island now remained unin- habited until 1671” ®). Het komt mij voor dat uit bovenstaande, vrij vage, berichten het volgende met enige waarschijnlikheid is op te maken. Toen in 1665 de Engelsen, aanvankelik met goede uitslag, de Neder- landers uit de Antillen begonnen te verdrijven, namen sommige gezinnen de wijk naar St. Thomas, waar wellicht reeds vroeger zich enkele landgenoten hadden gevestigd. Na ’t verlies van St. Eustatius, Saba, St. Martin en Tobago, gingen Engelse oorlogschepen naar St. Thomas en verdreven de Nederlandse spreekt van „San Crero(?) as inhabited”. De Franse schrijver gebruikt steeds de gewone benaming Sainte Croix en geeft (niet op blz. 61, maar op blz. 46 en 286 vlg.) een beschrijving en korte geschiedenis van het eiland. Knox heeft hier ’t aangehaalde werk niet zelf nageslagen, maar Oldendorp nageschreven, gelijk blijkt uit het onjuiste citaat. *) Knox, blz. 45. Ook...”
6

“...Fort, op verbeurte van 25 pond tabak”, en de tweede dat „mensen van alle andere naties gehouden zijn elke Zondagmiddag op dezelfde plaats de godsdienstoefening bij te wonen op verbeurte van dezelfde boete”. In die middagkerk is, naar Knox reeds ver- moedt, zo goed als zeker in ’t Hollands gepreekt, in de taal die toen ’t meest onder de vreemdelingen was verbreid. De Franse protestanten die zich op ’t eiland vestigden, en één gemeente vormden met de Hollandse, zullen haar zeker hebben verstaan; na de herroeping van ’t Edikt van Nantes (1685) werd hun aantal door uitgewekenen van de Franse Antillen vrij aanzienlik vermeerderd. De verordening waaruit ik het bovenstaande heb meegedeeld ') Ik ontleen het aan Höst (blz. 8) van wie Knox (blz. 51) ’t heeft over- genomen; nauwkeurige bepaling van de landtaal op grond van zulke gegevens is in menig geval ondoenlik. Hetzelfde geldt van een 52-tal namen van kolonisten uit de eerste tijd der vestiging, door Knox als appendix A aan zijn boek toegevoegd...”
7

“...brengen werd in 1685 door Christiaan V aan een Brandenburgse handelmaatschappij een koncessie van dertig jaar verleend om zich op St. Thomas te vestigen. Deze maat- schappij sloeg haar pakhuizen en kantoren op in ’t Westelik gedeelte van de hoofdplaats, dat nog tans naar hen ’t Bran- denburgse kwartier wordt genoemd. De voornaamste aandeel- houders waren Hollanders; de macht van’t Nederlandse kapitaal, dat in de 17de eeuw zo veel tot stand bracht, deed de nieuwe maatschappij zó bloeien dat, twee jaar na de vestiging der faktorij, zij vijf schepen in de vaart had en vijftig personen in haar dienst. Maar het is zeker dat de Hollanders niet alleen door hun geld overwegende invloed hadden; het scheepsvolk 1) Höst, blz. 62, 75. 2) Höst, blz. 150. 1...”
8

“...Tableau de Visie de Tobago ou de la nouvelle Oualcre etc., Leyde, 1665, blz. 77). ‘) Knox, blz. 72—74. *) Zie Beschreibung der Europdischen Koloniën in Amerika, noch der 6en verbesserten Ausgabe aus dent Englischen übersetst von J. Leipzig, 1778, II, blz. 54: „unterschiedene Leute auf den englflndischen Insein, und darunter etliche die ein ansehnliches Vermögen besitzen, haben sich daselbst nieder gelassen, und dazu sehr grosse Begünstigungen erhalten”. De schrijver van dit boek stelde het kort na 1733 op; hij zegt dat de lucht er ongezond is, maar dat hierin verbetering zal komen zodra er meer bossen gekapt zijn. Volgens Meinecke, Ver such einer Geschichte der Europdischen Coloniën in West-lndiën, Weimar, 1831, blz. 335, vonden de Denen in 1733 reeds Engelsen op St.-Croix, die hier „ohne Verfassung, selbst ohne Ausübung der Religion, vom Ertrag des Bodens lebten”; aan wie Meinecke dit bericht ontleend heeft, is mij onbekend; ik vond het bij geen der schrijvers uit de achttiende eeuw....”
9

“...dat zij een zuiver Kreools karakter had en in weten- schappelike zin geen Nederlands genoemd kan worden, maar niettemin zó dicht bij de door ons gesproken taal stond, dat het gebruik van deze een voorwaarde was voor haar voort- bestaan. Werd het Hollands door een andere taal verdrongen, dan moest ook dit Negerhollands zich wijzigen en was het tot uitsterven, zij het dan ook tot langzaam uil sterven, gedoemd. Om die reden dienen we de geschiedenis van het Hollands op St. Thomas te vervolgen, ook na de tijd waarin we ’t bestaan kunnen vaststellen van de taal waarmee ons onderzoek zich zal bezig houden. Zo lang de handel der Deense Antillen beperkt en ’t bebouwen van de grond hoofdzaak bleef, liep onze taal weinig gevaar de opperheerschappij te verliezen. De eerste maatregel die haar hegemonie bedreigde, was ’t Koninklik Besluit waarbij de haven van St. Thomas tot èen vrijhaven werd verklaard. Hierdoor werd het mogelik dat het eiland betekenis kreeg voor de wereld- handel, en het volk dat reeds...”
10

“...22 1766 *). Na 1766 schijnt de handel inderdaad wat te zijn toe- genomen, doch dat hij tot in 1781 geen buitengewone betekenis had, weten wij uit hetgeen een Nederlands zeeofficier, G. de Jong, in 1781 op St. Thomas waarnam * 2 3). De geschiedschrijver Höst deelt ons enige cijfers mee omtrent de grootte der bevolking van St. Thomas, afkomstig uit een tijdperk dat onmiddellik aan ’t bezoek van onze landgenoot de Jong voorafging. In 1773, ’t jaar waarin Höst goeverneur werd, liet hij een volkstelling houden. De uitslag was dat St. Thomas 39 suiker- en 43 katoenplantages telde, waarop men aantrof een blanke bevolking van 18 mannen, 14 vrouwen, 5 jongens, 5 meisjes en 12 bedienden; verder 1632 volwassen negers, 574 kleurlingen, 227 negers onder de 16 jaar en 728 kinderen onder de 12, benevens 6 „Bosaler”, een woord dat ik niet anders kan verklaren dan als een schrijfwijze voor „Bussaler”, pas aangevoerde negers (z.g. „zoutkoppen”). In de stad vond men onder de blanken 112 mannen, 71 vrouwen...”
11

“... oorlogschip waarop de Jong diende veroverde hij, maakte alle ter rede liggende Hollandse schepen buit en liet, na t in bezit nemen van het eiland, de Hollandse vlag waaien, om zoveel schepen als hij kon in de val te lokken. Zijn list gelukte volkomen, behalve de Nederlandse, werden meer dan 70 Amerikaanse bodems prijsgemaakt *). Het is waar dat Engeland reeds vroeger geprotesteerd had tegen de hulp aan de Amerikaanse opstande- lingen verleend door de kontrabande leverende kooplui van St. Eustatius — waaronder heel veel Engelsen waren! — maar de overval zonder oorlogsverklaring, de ruwe vernietiging van alle eigendom en het opbrengen van alle koopvaardijschepen, kan daardoor niet verontschuldigd worden. In Engeland zelf sprak men schande over Rodney’s eigenmachtige daad. Voor St. Thomas was de val van St. Eustatius het begin van een tijdperk van grote bloei. Toen de Jong, na enige tijd door de Engelsen gevangen te zijn gehouden, daar aankwam, beschreef hij het eiland als „geen der onvr...”
12

“...aanzienlike Denen geworden. Op St. Croix was het Engels zeer verbreid; daar begon het vermoedelik reeds in de helft der achttiende eeuw het Hollands te overvleugelen. Immers Oldendorp zegt dat op St. Groix meer Denen en Britten waren, op St. Jan en op St. Thomas meer Hollanders. Daar de Engelsen geen Negerhollands tot hun negers wilden spreken, waren op St. Croix streken waar men alleen Engels, in de mond der negers tot Negerengels geworden, hoorde 2). De periode van grote welvaart die voor St. Thomas na de gebeurtenissen van 1781 volgde, voltooide de verengelsing snel. Het neutrale eiland trok voordeel van de oorlogen der Europese mogendheden; het werd een entrepöt en een toevluchtsoord voor schepen en koopwaren van alle naties. Tussen 1792 en 1801 werden niet minder dan 1569 vreemdelingen als burgers ingeschreven; in 1799 telde de hoofdplaats 7000 inwoners. Twee malen werd het eiland door Engeland aan de Denen ontnomen; eerst in 1801 en later in 1807. De tweede bezetting van het eiland duurde...”
13

“...27 tonnemaat komt binnen onder Duitse vlag, dank zij de Hamburg- Amerikalijn die er maandeliks 16 boten doet ankeren. President Roosevelt was, naar men zegt, in 1902 van plan St. Thomas tot een oorlogshaven te maken 1). Ik keer terug tot de geschiedenis van onze taal. Het zal na ’t reeds meegedeelde geen verwondering wekken dat reeds kort na ’t einde van het Napoleonties tijdvak onze taal op St. Thomas niet veel meer te betekenen had. Veeleer moeten we er ons over verbazen dat zij er in die tijd niet reeds geheel en al in onbruik was geraakt. Dat er werkelik nog wat Hollands gesproken werd, weten we uit het reisverhaal van G. B. Bosch, die in 1827 enige tijd op ’t eiland doorbracht en er een vrij uitvoerige beschrijving van heeft gegeven 2). Als de meeste reizigers is hij verbaasd over het groot aantal talen dat op St. Thomas gesproken wordt; bij ’t uitbreken van brand hoort men die alle door elkaar schreeuwen. Dan klinkt het: „Fire! brand! du feu [1. au feu]! candela! fuega! enz.” Hij...”
14

“...loops zeggen dat er ook Hollands op ’t eiland gehoord wordt, en zij dat Hollands nog onderscheiden van de Negertaal, kan hun bericht in geen andere zin waar heten dan waarin men kan zeggen dat in Genua of in Napels onze taal verstaan wordt. Bij geregeld scheepvaartverkeer vindt men in dergelijke havens altijd een paar ondernemende koffiehuishouders die op hun ramen laten schrijven: „Hier spreekt men Hollandsch.” Finantiële betrekkingen hebben er tussen ons land en de Deense Antillen nog enige tijd na ’t verdwijnen der Hollandse taal bestaan. In de achttiende eeuw waren die betrekkingen zeer nauw geweest. Te Amsterdam, dat aan heel Europa geld voorschoot en dat ook in Amerika zo veel belangen had, werd bij voorkeur door de planters hulp gezocht voor ’t belenen van hun goederen; naar het oude stamland, waarmee men kerkelik verbonden bleef, richtten zich het eerst de blikken van de kolonisten die bedrijfskapitaal nodig hadden. Aan de vriendelik- heid van de hoogleraar P. J. Blok dank ik de ke...”
15

“...’t leven op de plan- tages; een handels- of haventaal was ’t nooit geweest en nu alles zich ophoopte in ’t centrum van het verkeer, was ’t ver- dwijnen van de plantagetaal niet meer dan een kwestie van tijd. Tans is ’t platteland van St. Thomas en van St. Jan zo goed als ontvolkt. De plantages zijn veranderd in weidevelden of leveren aan verspreid wonende negergezinnen tuingrond voor ’t kweken van groente en vruchten. Negen tienden der bevol- king leven in of bij de havenstad * 2). Ruim 20 jam- na het tot stand komen der emancipatie, ge- tuigt Addison van Name, wiens werk ik bij ’t bespreken der taal herhaaldelik zal noemen, dat het Negerhollands „is confined mostly to the plantations. Until within a few years the Moravian missionaries have preached in this language to the blacks, but they have now abandoned it for a broken English”3). Deze schrijver stelde zijn werk samen kort vóór 1870 en hij ont- ving zijn inlichtingen van een jong man, Frederico Antonio Camps, die van zijn zesde jaar...”
16

“...slotte deelt de heer Greider mij een proeve mee van het „bastard Creole”, gesproken door de jongere generatie der nog met geheel verengelste negers. Ik laat het hier volgen: How are you? How so you be? [Hoe so joe be?]. — How are you feeling this morning? How so you full for da fru-fru? [Hoe so joe voel voor die vroe-vroe?]. —Idon’t feel well this morning. Me no full fri for da fru-fru [Mie no voel vrie voor die vroe-vroe]. — We did not have communion last night. Ons no a how... na die dunku [Ons no a hou... na die donker]. De gespatieerde woorden zijn niet zo Engels als zij er op ’t eerste gezicht uitzien; dit blijkt uit de vertaling in ’t oudere Kreools, naar Hollandse transkriptie, die ik tussen haakjes er bij heb geplaatst. In de laatste zin moet een woord zijn uitgevallen achter how. Uit het volgende hoofdstuk zal blijken dat het tans geheel, of zogoed als geheel, uitgestorven Negerhollands een vrij groot aantal gedrukte boeken het licht heeft doen zien. Het is onver- klaarbaar dat...”
17

“...andere, niet overgenomen, stukken de spelwijze der Denen vertonen. Ik laat hier een opsomming volgen met een korte beschrij- ving van de teksten die ik zelf heb kunnen raadplegen. I. De Deense groep. Naar het uiterlik onderscheiden zich deze teksten van die der Herrnhutters door hun Deense orthografie, waarvan de biezon- derheden later zullen worden besproken, en naar hun inhoud door een sterker streven om zich aan de gesproken taal te houden. Wel verklaren ook de Denen dat „die bin noodsaeklig na geestlige Saeken for volg die hollands Spraek”, maar zij verstaan daaronder het vermijden van platte Kreoolse woorden: de spraakkunst laten zij zo veel mogelik onaangetast. „Mie ka volg die Creolse Spreek-Manier overal, zegt de vertaler van het Nieuwe Testament, maer mie no ha wil gebryk die ge-...”
18

“...het ooit onder de pers kwam, is mij onbekend. Op de Bibliotheek te Kopenhagen bevindt het handschrift zich niet. Evenmin kan ik iets meedelen omtrent een overzetting van ’t Oude Testament door Magens begonnen, waarvan ’t voorbericht tot het Nieuwe Testament gewaagt, met de toevoeging dat de psalmen van David reeds voltooid zijn en men de vertaling der profetiese boeken binnen korte tijd kan verwachten. 3. Die Nywe Testament van ons Heer Jesus Christus ka set over in die Creolse Taél en ka giev na die Ligt tot dienst van die Deen Mission in America, gedrykt in Copenhagen 1781, bei die Erfgenamen van Godiche....”
19

“...Dresden, 1867, VI, 2, blz. 90) berust op een aantekening geschreven op een ingeplakt stuk papier, waarin wordt gezegd dat dit „het eerste vel is van ’t Kreoolse Nieuwe Testament, gedrukt in 1779, waarvan niets verder is uitgekomen, daar de vertaling al te Hollands was.” (Det forste Arck af et Creolsk Nye Testament trykt 1779, hvoraf intet videre udkom, siden Ofversetsel var formeget Hollandsk.) Indien werkelik dit eerste vel reeds in 1779 werd gedrukt en toen is afgekeurd, dan moet men aannemen dat, na inge- steld onderzoek, het gebleken is dat het karakter van de taal wèl goed was weergegeven, en men ten slotte besloten heeft het gehele werk te laten drukken. Met de woorden „versio nimis Belgica” zal wel bedoeld zijn dat te veel koncessies waren gedaan aan ’t Hollands, in die zin dat het Kreoolse karakter niet genoeg uitkwam; vermoedelik heeft men later ingezien dat het zo goed als onmogelik was de verheven gedachten van het oorspronkelike weer te geven, indien men zich angstvallig bepaalde...”
20

“...er negen verbeterd voor de tweede druk, — doch de slordigere uitvoering van deze tweede editie heeft een veel groter aantal nieuwe fouten (ik telde er ongeveer 100) in de tekst gebracht. — Dit boek is in ’t vervolg geciteerd als N. T. D. 4. Br. Marten Luther sie klein Katechismus ka set ower na die Creol Tael, van J. J. Praetorius, Miss. ord. na St. Thomas en St. Jan in Amerika, Kjöbenhavn, 1827. Ka prent Me G. Graëbe. Dit boekje wordt geciteerd door H. Gaidoz in de Revue Critique 1881, II, blz. 167, als verschenen in 1829; ik vermoed dat het jaartal een drukfout bevat, van een tweede druk gewaagt Gaidoz niet. 5. Evangelis Kristelik Leering-Buk tot Gébryk na die Onder- wies van die Katechesan sender na die Been Mission in Amerika, ka skriev van J. J. Praetorius, Kjöbenhavn, 1827. Ka grient Me G. Graëbe....”