1 |
|
“...93
Het ontstaan van ’t bepalend lidwoord in ’t Kreools is een her- v
haling der geschiedenis van het lidwoord in andere, oudere talen.
§ 43. De betrekking die in de klassieke talen door de Genetivus
wordt aangegeven drukt men in ’t Kreools uit door van en
door sie, ’t Nederl. bezitt. voornw. van de 3de pers. (zijn).
Dus: die Heer sie Engel, die vrorv sie hus enz. Vgl. Het
Afrikaansch, blz. 135 (Marie se boek).
§ 44. Geslachtsonderscheiding kent het Negerhollands niet,
evenmin verbuiging.
§ 45. In ’t Negerhollands der blanken, ’t Hoogkreools, kan
’t meervoudig begrip uitgedrukt worden als in ’t Nederlands,
door achtervoeging van -en of -s, met een kleine uitbreiding
in gebruik van de laatste vorm, b.v. vissermans (vissers),
nagts (N. T. D. Mth. 4, 2). Men vergl. Het Afrikaansch,
blz. 134. Enkele afwijkende vormen komen voor b.v. rotter
(ratten, T. P. blz. 135), kakerlaker (kakkerlakken, T. P. blz.
133), vermoedelik uit het Deens overgenomen woorden; doods-
beenden (N. T. H. Mth. 23, 17)...”
|
|
2 |
|
“...gemeenzame taal beperkt.
D. De samenstelling van de gin.
§ 66. In ’t Kreools worden woorden die met weinig nadruk
worden uitgesproken met wegvallen bedreigd. Door ’t Neger-
hollands wordt deze waarheid ten opzichte van meer dan een
woordsoort bevestigd.
Het lidwoord verdwijnt wanneer het in onbepaalde, alge-
mene zin gebruikt wordt, en dus weinig klemtoon heeft. B. v.
Blau diffie seg: wen regen kdba, mi sal bom mi eigen hus
(T. P. blz. 135); pampuen no kan porie kalbas (G. D. blz. 34),
maar die pampun no ka rip mungal (T. P.), omdat hier niet,
gelijk in spreekwoorden het geval is, aan alle pompoenen ge-
dacht wordt, maar er van bepaalde vruchten sprake is. Men
vergelijke verder: wat God ka voeg teesamen malkander,
mens no sal skej (N. T. D. Mrcs. 10,9; twee verzen vroeger
staat, in bepaalde zin gebruikt, die mens; ook N. T. Luc. 6,
enz. enz. In uitdrukkingen als beetje [ju no wil sit
beetje, G. D. blz. 54) is het Nederlandse zelfstandig naamw. ge-
heel tot bijwoord geworden....”
|
|
3 |
|
“...sal pin mi weeran, dan mi sal loop fo trek die. Ik wacht liever noch een beetje om te zien of de kies me weer pijn zal doen; dan zal ik hem gaan laten trekken.
Wat ju ■ sal jeet fo frukost van dag? Wat eet je vandaag als ontbijt?
Mi sal ha stof fleis mit bateta en dan ene kominsje te. Ik krijg gestoofd vlees met aardappelen en een kommetje tee.
Cabé Meria, ju loop na ju grun fo lo peck geambo en dig bateta? Kameraad Meria (?), ga je naar je akker om geambo te pluk- ken en bataten te rooien?
Die pampun no ka rip nungal, te die manskin ful. Die peter- selje no bin fraj nungal fo snie. De pompoenen zijn nog onrijp, totdat het volle maan is. De pieterselie is nog niet goed om te snijden.
Huso die beest lo kom an? Hoe komt het vee aan?
Die how cirj *) bin fol, en sal gaw ha calluf. Die boricka ka marro en calo over die De koe is drachtig en zal gauw een kalf krijgen. De ezelin is er van door en holt over
') Ongetwijfeld drukfout voor cuj, ’t woord dat enige regels lager voorkomt....”
|
|
4 |
|
“...Gemeente.
40. Want ons loop Risiko
ookal, dat ons sal kan word
verklaagt, over die Oproer, die
ka geskied van Dag, en ons
no sal hab Excus, die ons kan
maak, voor deese Oproer. En
Aster em a ka see die, soo
em a latstaan die Gemeente
loop.
F. Uit het Psalm-Boek der Herrnhutters (Ps.).
N°. IQ.
Vom Himmel hoch da komm ich her.
Van Hemel hoog da mi le kom,
En mi breng goeje Nieuws na jen;
Die heel fraai Nieuws soo veel mi breng,
Van die mi will praat noe, en sing.
Voor jend’r die skoon Jongvrouw Marie
Van Dag een Kindje ka parri,
Een Kindje mooi en soet, da die
Sal maak jend’r Hert goe moeschi bli.
Em ben die Heer Christus, ons God,
Em will draag jend’r ut allmaal Nood,
Em selv, die Heiland ben noe hie,
Voor maak jend’r van die Sondo vri.
Em breng die Saligheit allgaar,
Die God si Vader ka maak klaar,
Dat jend’r met Em na Hemelrik
Sal leev na Bliskap voor eewig....”
|
|