Your search within this document for 'makutu' resulted in four matching pages.
1

“...vooral de kennis van onze taal mist die voor recht begrip van ’t ontstaan der Kreoolse vormen, en derhalve van een juiste spelwijze (tenzij men foneties wil schrijven), onmisbaar is. Hoe ’t met Pontoppidan’s kennis van onze taal geschapen staat, blijkt uit het volgende citaat (blz. 133): „Sehr wenige Worte scheinen africanischen Ursprungs zu sein;... es ist eine, obwohl ziemlich geringe Zahl von Kreol- wörtern, welche ich wenigstens nicht im Stande gewesen bin von anderswo herzuleiten, z. B. makutu (zie glossarium), quaet, leeluk (schlecht, schlimm), fraj (gut), gaw (schnell), u. a.” Aan deze gebrekkige taalkennis moeten waarschijnlik verschillende drukfouten in het overgedrukte deel van ’t Nieuwe Testament worden toegeschreven; ik vermeld die hier, en evenzeer Pon- toppidan’s onbekendheid met het Hollands, om mij te recht- vaardigen wanneer ik in de van hem overgenomen taalproeven een enkele maal veranderd heb wat mij een lapsus calami van de schrijver toeschijnt te zijn. Natuurlijk drukt...”
2

“...vertoont zich dit verschijnsel in het Negerengels van Suriname. Dezelfde eigenaardigheid komt ook in onze teksten herhaal- delik uit en niet alleen in de T. P., wel een bewijs dat de „uitspraak der blanken”, die Magens verklaart weer te geven, ten minste in dit opzicht met die der negers overeenstemde. Ik haal aan uit de G. D.: bobo (boven), hoppo (op), hogo (oog), krabbo (krab), feesa (feest), rotto (rat); in de T. P. leest men dunku (donker, nacht), hundu (kip, van hoender, als in ’t Afrikaans), makutu (gew. makoet, korf). De G. H. verklaart dat vele negers in plaats van doek, doéko of doeki zeggen, in plaats van groot, voet en „dergelijke woorden” (’t verschijnsel deed zich dus doorlopend voor), grooto en voeti. In die spraak- kunst en in ’t N. T. H. leest men sondo voor sonde. De vormen op i kunnen hierbij beschouwd worden als deminutieven. Naast deze woorden met een eindklinker door toevoeging *) Zo schrijven de Denen echter dit woord, b.v. N. T. Mth. 10. 8. a) Torrend, blz. 14—51; Henrici...”
3

“...A. Taalproeven van Pontoppidan (T. P.) Spreekwoorden en zegswijzen. Kakerlaker no ha bestel na Kakkerlakken hebben niets te p. 135. hundu sji cot. maken in ’t kippehok. Wie zich met een anders zaken bemoeit loopt in zijn ongeluk. Hundu suk makutu, makutu tu him. De kipt zoekt de mand, en de mand sluit zich over haar (houdt haar gevangen). Pad mi long, geambo drog na sji boom 1). Mijn weg is lang, de geambo verdroogt op zijn boom. Blau diffieseg: wen regen caba, De blauwe duif [een vogel die mi sal bau mi eigen hus J). geen eigen nest maakt] zegt: als de regen voorbij is, zal ______________ ik mijn eigen huis bouwen, ) Vgl. Negerengels: JPasi tanga, oliro dre na boom (wanneer de weg, naar de kostgronden, lang is verdroogt de okro, een vrucht, aan de boom, vóór men de t(jd heeft te komen, Wullschlfigel n». 495); derhalve ons spreek- woord ver van je goed, dicht bij je schade, ’t Negerhollandse spreekwoord zal wel hetzelfde betekenen. 2) Vgl. Negerengels: Areentem tingi-fowloe wani meki hoso:...”
4

“...Pontoppidan; de Denen hebben meest lever. leepelkost soep, vloeibare spijs, G. D. blz. 68. levendag nooit, G. D. blz. 28; ook geenszins, N. T. D. Mth. 2, 6, vgl. Eng. never en, daaraan ontleend, Afrik, nooit. liplap jong (van kokosnoten), G. D. blz. 64. Zie over dit woord Schuchardt, Kreol Stud. IX, blz. 8—10. lobbetje lubbe, manchet, G. D. blz. 62. los losmaken, opheffen, N. T. Mth. 5, 17. Ook Papiements en Afrikaans. M Makaku naam van een vogel, G. D. blz. 35. Oorsprong mij onbekend, makut, makutu, makoette korf, G. D. blz. 134, N. T. Mth. 14, 20 (Pap. makoetoe, Caraïb. woord?), malaj uitroeping,' N. T. H. Openb. 3, 15. Volgens vriendelike mede- deling van de heer Hamelberg in ’t Papiements als verwensing voorkomend. malkander bij of met elkander, N. T. Mth. 1, 18. mankeer nodig hebben, N. T. Mrcs. 11, 3; beetje mankeer bijna, N. T. D. Handl. 26, 18....”