Your search within this document for 'due' resulted in 67 matching pages.
 
1

“...woorden die in alle volks- talen zeer talrijk is — zo wel op -ie als op -je uitgaan. Men leest bcmkie, bergi en bergje, brokkies, diffie en diefje (duif), flessie en flesje, koffie en hofje, kalfie, pussie en pussje (poes, kat), viegie (vijg) enz. Dit naast- en doorelkaar voor- komen van de beide uitgangen heeft tot verwarring en ’t ontstaan van nieuwe slotklanken geleid. Daar de verkleinende betekenis van woorden als flessie enz. geheel verloren was gegaan (vgl. N. T. D. Mth. 9, 17, volk... .no due nyw wien na oud leer-flessis), strekte de analogie zich uit tot alle woor- den op -ie, en vooral tot de zeer talrijke woorden op -sie. Daardoor leest men in de T. P. (blz. 138) pietersélje voor pieterselie en in N. T. D. (Luc. 12, 51) rysje voor ruzie '). Ook zijn door de genoemde kontaminatie veranderd de uit het Frans overgenomen woorden die in ’t gemeenzame Nederlands op -sie uitgaan * onverschillig wat hun Franse oorsprong is; b. v. consciensje (N. T. D. Rom. 2, 15), gasje (soldy, Luc. 3, 14)...”
2

“...dieren en levenloze zaken wordt alleen sender gezegd . Een onderzoek der Deense teksten leert dat de Duitsers nauw- keuriger hebben geformuleerd wat daaruit valt op te maken dan de Denen zelf. Immers in die teksten vindt men jéllie en sellie alleen als onderwerpsvormen, en jender en sender als voorwerpsvormen. Men vergelijke, om een enkel voorbeeld te noemen, N. T. D. Mth. 5, 46 en Mth. 6, 16: Want als jellie hdb sender lief die hdb jender lief, wat loon jellie krieg doen? Die tollenars ook no due soo? Moer, als jéllie vast, jellie no sal kik sier, glik als die hyklars;... waerwaer mie seg na jender, dat sellie hdb sender loon wej. Naast jender en sender komt een enkele maal ook de ver- korte vorm, jen en sen, voor. Gedrukt heb ik die alleen gevonden in Ps.; de G. H. vermeldt echter die vorm, en ook Van Name, blz. 161. In ’t enkelvoud toont het persoonl. voornaamw. de voor- werpsvorm van ’t overeenkomstige Nederlandse voornaamw. Mi kan bevreemden, daar ’t in de algemene, zeer gemeenzame...”
3

“...leevendag, leevendag niet l), gue gdue, voor wa gut (waarom). f. bijwoorden van gelijkheid en ongelijkheid. Vanghk, ookal (eveneens), onosoo (anders, lett. of met zo). g. bijwoorden van benadering. Bambaj (haast, bijna), beetje mankeer (bijna). . n. h. bijwoorden van bevestiging, ontkenning en twijfel. Ba (daar, zie § 70), no (niet; in ’t eigenl. Kreools komt ons met alleen voor in samenstellingen als niet een goed met een volk enz.), meskien (misschien), kan wees (mogelik). i. redegevende bijwoorden. Diemaék, dadimaek (daarom), fordimaek...”
4

“...een Anglicisme geen sprake, want in samengestelde tijden wordt in ’t Engels het tijdaanwijzend adverbium na ’t eerste hulpwerkwoord geplaatst, en in ’t tweede voorbeeld staat ’t adverbium eenvoudig vooraan om niet tussen gezegde en voor- werp te komen: bij zinnen zonder voorwerp wordt het niet vóór ’t werkwoord en achter het onderwerp geplaatst. c. Nederlandse werkwoorden die met scheidbare voorzetsels zijn samengesteld hebben in ’t Kreools steeds ’t voorzetsel achter ’t hoofdwoord. Dus: mi sa due an mi rok (ik zal mijn rok aandoen), aster hem ha ka sit neer (toen hij neergezeten was). Bij sommige woorden die in onze taal onscheidbaar zijn verbonden wordt dezelfde plaatsing waargenomen: ons ka kom for bid hem an (wij zijn gekomen om hem te aanbidden). 't Lot werpen (loten) vatten de Kreolen op als één woord; daarom staat (N. T. D. Joh. 19, 24) no lastaen ons snie die...”
5

“...Hogo. Ik heb zoon medelijden met u dat (eig. totdat) ik om u schrei, dat ik een steen neem om mijn oog af te drogen. Hont hab vier Vut, no kan loop twee Pat. De hond heeft vier poten, maar kan geen twee wegen lopen. Ik kan maar één ding tegelijk doen. As Ju no ha loop na Krabbo Gat, Ju no sa hoor Krabbo Nyws. Als je niet naar ’t hol van de krab was gegaan, zou je niet het nieuws van de krab ge- hoord hebben. Nieuwsgieri- gen krijgen genoeg te horen (meer dan hun lief is). As Ju suk gut, gut sa due Ju. Zoals jij iets behandelt, zal dat voorwerp jou behandelen. As pover Volk doot, Guwerneer no hoor, as rik Volk dood, Guwerneer ka hoor. Als arme mensen sterven, hoort de Goeverneur het niet; als rijke mensen sterven heeft de Goeverneur het (al) gehoord. De arme is niet in tel, wel de rijke. ') In de G. H. staat dit spreekwoord in de juistere vorm Hoor no ha Deer, met de verklaring: als men praat kan men niet verhinderen dat de mensen het horen. Zo ook in ’t Negerengels: Jesi no hdbi doro (W...”
6

“...138 Katje no vraeg na Diffie, Diffie no vraeg na Katje. De kat vraagt niet naar de duif en de duif niet naar de kat. Ze houden niet van elkander. As Kukkuba vlieg, hem weet na welk Boom hem sa vlieg. Als de kukkubak vliegt, weet hij naar welke boom hij zal vliegen. De kraai weet op welke zeug hij gaat zitten. (Deens spreekw. = hij weet wel wat hij doet). Makaku weet na wat Boom hem sa klem. De makaku weet op welke boom hij zal klimmen. Hij weet wel wat hij doet. Die gut kan due Stok, kan due Tou. Iets dat een stok kan treffen, kan ook een touw treffen (?). Dat kan u ook overkomen. Die gut bin Slang Bik, bin na Kakketis Bik ook al. Wat in de buik van de slang is, is ook in de buik van de hagedis. Zoals jij het meent, zo meen ik het ook. Pover Volk no mut hab wil. Arme mensen moeten geen wil hebben. Sie Boja ka draej Steen. Zijn beschermgeest is een steen geworden, ’t Geluk heeft hem de rug gekeerd. Gras no le gruj na sie Door. Er groeit geen gras voor zijn deur. Iedereen valt hem lastig...”
7

“...140 Wa Ju Meester bin? Hem le slaep nogal? Neen, hem ka wees wakker lang Tit. Hem ka hoppo? Neen, hem le lej na bobo die Bedde. Mie mut praet mit hem. Ju no kan seg mie, wat Ju wil hem? Mie no kan. Hueso? Ju no kan seg? Mie no wil, fordiemaek mie Meester ha seg mie, dat mie mut praet die Woort na Ju Meester mie self. Oho, ander Reis mie ookal sal due soo na Ju. Wag beetje, mie sal loop praet na mie Meèster. Waar is je meester? Slaapt hij nog? Neen, hij is al lang wakker. Is hij op? Neen, hij ligt te bed. Ik moet hem spreken. Kan je me niet zeggen, wat je van hem hebben wil? Dat kan ik niet. Hoe dat zo? Kan je dat niet zeggen? Ik wil het niet, omdat mijn meester me gezegd heeft dat ik zelf de boodschap aan je meester moet doen. ’t Kan me niet schelen x), maar een ander keer zal ik net zo met jou doen. Wacht even, ik zal ’t aan mijn meester gaan zeggen. Tussen twee slaven. Dag, Carabeer! Goeien dag, reiskameraad! Dag, wat ju le loop? Goeien dag, waar ga je heen? ’) Hiermee geef ik Oho weer...”
8

“...141 Mie loop na ons Plantaj. Da wa gut ju sa due daso? Mie sa seg na die Meesterknegt for lastaen maek Jeet klaer. Ju Meester le loop na Plantaj ? Ja, en Ju Meester sa rie mit hem. Da diemaek mie Meester ka stier mie for hael sie Kabaj, en for lastaen beslae die. Da Ju sa loop mit hem? Neen, mie mut blief na Hus for pas op. Dat wie sa. loop mit hem? Die ander Vutbaj. Mie wens da Ju ha mut loop mit, fordiemaek mie no keer for maek Maet mit die ander. Ik ga naar onze plantage. Wat zal je daar doen? Ik zal aan de meesterknecht zeggen dat hij het eten laat klaar maken. Gaat je meester naar de plan- tage? Ja, en jouw meester zal met p. 53. hem mee rijden. Daarom heeft mijn meester me gestuurd om zijn paard te halen, en om het te laten beslaan. Zal je met hem meegaan? Neen, ik moet thuis blijven om op te passen. Wie zal met hem meegaan? De andere jongen. Ik wou dat jij mee moest gaan, want ik heb geen trek om nader kennis te maken met die andere. Adjoe. Ajuus....”
9

“...144 Da fraej. Dat is goed. Sit beetje, due. Toe, ga even zitten. Mie no kan, mie ha kom hieso for kik Ju alleen, for- dimaek mie ha ka hoor, Ju ka wees sik mit Pien na Kop. Ik kan niet, ik ben hier alleen gekomen om eens naar je te zien, want ik had gehoord dat je hoofdpijn gehad hebt. Mie ha wees sik ander Week. Ik ben verleden week ziek geweest. Ju ka kom fraej gue gau. Je bent gauw beter geworden. As die no ha wees voor ons Vrient, mie sa ha krieg die Koors. Als onze vriend er niet geweest was, zou ik de koorts ge- kregen hebben. Mie bin gue blie. Ik ben heel blij. Adjoe, mie Vrient. Adieu! Mie gruet Ju. Ik groet je. Tussen twee vrienden *). p. 55. Hueso, Ju no ka hoppo nogal? Wat, ben je nog niet op? Neen, maer mie ka wees wak- ker lang Tit. Neen, maar ik ben al lang wakker. Wat maek Ju slaep soo laet van Dag? Hoe komt het dat je van daag zo lang slaapt? ') Waarom hier niet van goede vrienden gesproken wordt, als in de vorige samenspraak, kan ik niet zeggen. Ik volg de Deense vertaling...”
10

“...145 Mie ha loop lej neer for lo slaep gue laet gester Donker. Da wat Ju ha due dan, aster Ju ha ka jeet? Aster Ju ka loop wej, die ander ka blief hiesoo, en soo sender ha wil speel Kaert. Jender ha speel? Ju, mie ookal. Dat wat Speel Jender ha le speel ? Ons ha speel drie Kaert. Jellie almael ha speel? Ju, maer ons ha wees alteveel, soo die Speel no ha wees sut. Da wie ha win? Da mie alleen. Hueveel Ju ha win? Tien Stik mit half. Ju no bin gewent for win. Mie kan verloor altit. Hue laet Jellie ha speel? Ik ging gisterenavond heel laat slapen. Wat heb je dan gedaan na den eten? Toen je weg was gegaan zijn de anderen hier gebleven, en die wilden kaartspelen. Hebben jullie gespeeld? Ja, ik ook. Welk spel hebben jullie ge- speeld? We hebben driekaart gespeeld (gekleurd ?). Hebben jullie allemaal gespeeld? Ja, maar we waren met te veel, en daarom was het geen prettig spelen. Wie heeft gewonnen? Ik alleen. Hoeveel heb je gewonnen? Tien en een halve rijksdaalder. Je bent niet gewoon te winnen*...”
11

“...146 p. 56. Ons ha speel tee twee Yer. Wat Tit Ju ha loop slaep? Die Tit die Klok ha slae drie. Dan die no bin Wonder, Ju le lej soo laet. Hue laét die bin? Neegen yer ka slae. Dan mie mut hoppo nunu. Voor wagut ? Sender ha seg sender sa kom jeet Vrukost na mie. Da diemaek Ju ha win sender Gelt. Mie gloof soo. Ju mut wees gau for hoppo. Hueso? Da sender le kom. Due, loop beetje na sender. Seg mie Neegerin for maek die Vrukost klaer. Mie sal. Maer Ju no mut blief lang weg. We hebben gespeeld tot twee uur. Hoe laat ben je gaan slapen? Met slaan van drieën. Dan is ’t geen wonder dat je zo laat te bed ligt. Hoe laat is het? ’t Heeft negen uur geslagen. Dan moet ik dadelik opstaan. Waarom? Ze hebben gezegd dat ze bij mij zullen komen ontbijten. Dat is omdat je hun geld hebt afgewonnen. Dat geloof ik ook. Je moet je haasten met opstaan. Hoe zo? Daar komen ze. Toe, loop ze even tegemoet. Zeg aan mijn negerin dat ze het ontbijt klaar maakt. Dat zal ik doen. Maar je moet niet lang weg- blijven....”
12

“...die hab for Vrukost? Wat is er om Die hab Sussies en Ejerstryf. Worst en ommelet. Die no hab van die kou Ham ? Is er niet meer van de koude ham? Die hab beetje. Een beetje. Mie no mankeer Sikryto. Ik heb geen klieken nodig. Wa die kou sout Vleis? Waar is ’t koude pekelvlees? Die ka kabae. Dat is op. Wat die braen Verkie Ribbetje bin? Waar is ’t gebraden varkens- ribbetje ? Hie die bin. Dat is hier. Dek die Taefel. Dek de tafel. Ju ka krieg skoon Taefelgut? Heb je schoon tafelgoed ge- kregen ? Due Stoel na die Taefel. Zet stoelen om de tafel. Bring die Jeet. Breng het eten. As Jender belieft sit neer. Gaat zitten, als ’t u blieft. No maek so mussie Compliment, ons almael bin guje Vrient malkander. Maak niet zo veel komplimen- ten; we zijn allemaal goeie vrienden onder elkaar. Gief een Lamuntje en die Kajaen Peeper. Geef een citroen en de Cayenne p. 57. peper....”
13

“...151 Van wagut? Waarvan? Van bruin laken. Van bryen Laeken. Mie Heer wil hab die heel Kleet van Laeken? Neen, da die Rok en die Bruk alleen. Van wat mie sa maek die Kamisool ? Van die bryen Satien. Wat Vuering mie Heer wil hab na die Kleet? Wit Sie. Mie wil hab Silver Knoop en Knoop Gat na die, en van die smal silver Galoon na die Kamisool. No maek die Bruk altee nau, due die Horolosje Sak na die Bruk-Bant. Die Bruk no mut wees tee kort na die Knie. Die Rok no mut wees tee lang, mie no keer for hab mie Kleer alteelang, en maek die Lief van die glik mit mie Heep. Pas op, die Kamisool no bin altee kort. Wil Meneer ’t hele pak van laken hebben? Neen, alleen de rok en de p. 59. broek. Waarvan zal ik ’t kamizool maken. Welke voering wil Meneer in ’t pak hebben? Ik wil zilveren knopen en knoopsgaten er aan hebben, en van dat smalle, zilveren galon op ’t kamizool. Maak de broek niet te nauw, en maak ’t horlogezakje in de broeksband. De broek moet niet te kort wezen over de knieën. De rok moet niet...”
14

“...Waar is mijn degen en mijn rotting? Kom, loop mit mie. Kom, ga met me mee. Vraeg mie Bruer, as hem no wil loop wandel mit mie. Vraag mijn broer of hij niet met me wil gaan wandelen. Mie Meester vraeg as Ju no wil loop mit hem. Mijn Meester vraagt of U niet met hem mee wil gaan. Na wa Ju Meester le loop? Waar gaat je Meester heen? Mie no weet. Ik weet het niet. Hueso, Ju no weet? Hoe zo, weet je dat niet? Neen. Neen. Ju Meester ka kleet heel heel? Is je Meester geheel gekleed? Ja. Ja. Da mie sa due mie Parik en Deegen an. Dan zal ik mijn pruik opzetten en mijn degen aandoen. Kom Bruer! Lastaen ons loop besuk mie Heer N. N. die ha wees na ons. Kom broer, laten we meneer N. N. gaan opzoeken, die bij ons geweest is....”
15

“...en ze heeft een purgeermiddel genomen; dat heeft de koorts gebroken. Mie bin blie. Daar ben ik blij om. Ju Dogter sender no bin na Hus? Zijn Uw dochters niet thuis? Sender ka loop na mie Ouder sender. Ze zijn naar mijn ouders gegaan. Wat for due? Om wat te doen ? Sender sa dans daeso. Ze zullen daar dansen. Wat maek? Waarom? Die bin die Geboorte-Dag van mie Mama. ’t ls de veijaardag van mijn moeder. Mie Heer le loop daeso ookal? Gaat u daar ook heen? Neen, die bin een Feesa voor Jong-Volk alleen. Neen, ’t is een partijtje alleen voor jongelui. Mie Heer, Jellie wil blief hie na binne die Hus of Jellie wil loop wandel na die Hoffie? Willen de Heren hier binnen blijven of in de tuin gaan wandelen? Mie keer Hoffie gue. Ik houd veel van de tuin. p. 64. Due Ju Hut na Ju Kop. Zet uw hoed op. As ons ha hab Kabaj, mie sa vraeg Jender for rie yt beetje. Als we paarden hadden, zou ik U vragen wat uit rijden te gaan. Na wa Ju wil rie? Waar wilt u heen rijden ?...”
16

“...160 En van die Neet sender Ju kan maek lekker Kukkie. Die no hab rib Kanifister na die Boom? Wagut Ju wil due mit die? p. 65. Sender bin guet for gebryk na Plek van Purgasje. Pukhout Bejer bin guet for maek Volk gief over. Die bin Tit for mie loop na Hus. Die bin Tit genug. Ju no wil loop kik die Jong Volk dans? Mie ha denk, ons sa ha rie yt. Ons no hab Kabaj. Ons sa lastaen die tee ander Tit. Da beeter ons le rie Morg vruvrue. Da die Son no sa wees soo heet. Adjoe mien Heer! mie wens Ju veel Plesier. En van de noten kan je lekkere koekjes maken. Zijn er geen rijpe kanifisters aan de boom? Wat wil je daarmee doen? Ze zijn goed om te gebruiken in plaats van een purgeer- middel. Pukhoutbessen zijn goed als braakmiddel. ’t Is tijd voor me om naar huis te gaan. U hebt nog alle tijd. Wil U niet eens gaan zien hoe de jongelui dansen? Ik dacht, dat we uit zouden rijden. We hebben geen paarden. We zullen dit uitstellen tot een andere keer. ’t Is beter dat we ’s morgens heel vroeg gaan rijden. De...”
17

“...Kalkuen. Laten ze een jonge kalkoen nemen. Mama, no beeter ons maek Pastej van die blau Diffie sender? Moeder, is het niet beter dat we een pastei maken van de duiven ? Da drie Sort Salae alleen die hab. Er zijn maar drie soorten sla. Lastaen een Volk loop na Hoffie voor Blaer Salae. Laat iemand naar de tuin gaan om bladsla. Sender mut maek Botter en Kaes klaer. Ze moeten boter en kaas klaar- maken. Lastaen sender snie van die riep Anas for due na Tafel. Laten ze wat snijden van de rijpe ananas om op tafel te doen. Als Ju ka kik na die Jeet, loop due an Ju Kleer. Als je naar ’t eten gekeken hebt, ga je dan kleden. Ja, Mama. Ja, moeder....”
18

“...168 Da fraej, zeg die na Ju Mama, dat hem kan lastaen maek Jeet klaer. Dat is goed, zeg het aan je moeder, dat ze eten kan laten klaarmaken. p. 70. Mie ka seg hem die. Ik heb het haar al gezegd. Mie denk Ju Negje sa due een gue fraej Hywlik. Ik geloof dat je nichtje een heel goed huwelik zal doen. Ja, want mie Heer N. N. bin van al te veel guj Hu- meer. Ja, want meneer N. N. heeft een biezonder goed karakter. Hueso sie Bruer bin? Hoe is zijn broer? Hem ookal bin gue fraej. Hij is ook heel goed. Altit mie ka hab gue Respect voor die Familie. Ik heb altijd veel achting voor die familie gehad. Sender bin die waerdig. Dat verdienen ze. Mie wens, Ju Sussie ha kan wees soo glykkig for trou na soo guj Familie. Ik wou dat je zuster ook zo gelukkig kon zijn om in zoon goede familie te komen. Mie ookal le wens die. Dat wens ik ook. Ju no ka hoor, as die ander Bruer le vrie een plek? Heb je niet gehoord of de andere broer ergens het hof maakt ? Neen, maer hem hab Sin voor mie Syssie. Neen, maar hij...”
19

“...171 stier sender Kint na soo ver Pot, en for gief so mussie Gelt for soso. zijn om hun kinderen zo ver weg te sturen en zo veel geld uittegeven voor niets. Mie wens Ju ha kan trou mit N. N. sie Syssie. Ik wou dat je kon trouwen met de zuster van N. N. Mie no wil hab hem, fordiemaek hem bin alteevel spittig. Ik wil haar niet hebben omdat ze een kwaad humeur heeft. Mie no ha weel. Loop due an Ju kleer. Dat wist ik niet. Ga je kleden. Ja, T ata. Ja, vader. Tussen een broer en zuster. Morg, Syssie. Goeie morgen, zuster. Morg, Butje. Goeie morgen, broer. Ju ha drink Tee mit Mama? Heb je tee gedronken met moeder? Ja, die Tee van Ju bin na binne die Jeet Kas. Ja, jouw tee is in de etenskast. Da fraej, maer mie wens Ju glyk. Mooi zo, — maar ik feliciteer je! Mit wagut? Waarmee ? Ju no weet? Weet je dat niet? Ju no ka kik hue mie Heer N. N. ha kik na Ju gester donker? Heb je niet gezien hoe meneer N. N. gisterenavond naar je gekeken heeft?...”
20

“...172 Mie no ha let op na die. Daar heb ik niet op gelet. Mie no ha neem Notisje. Daar heb ik geen notitie van genomen. Mie gloof hem hab Sin na Ju. Ik geloof dat hij zin in je heeft. Mie no keer. Dat kan me niet schelen. Waerom? Waarom niet? Ju no weet ons Bierman le vrie mie? Weet je niet dat onze buurman werk van me maakt? Wat, mie no gloof, Ju sa neem hem. Wat? Nu, ik geloof niet dat je hem nemen zal. Hueso ? Hoe dat zo? Wat Ju sa due mit hem? Wat zal je met hem doen? p. 73. Ju no weet hem bin gue rik? Hem hab een Sukker Plantaj en mooj Hus, mussie Silver- gut, en Hus-Neegers. Weet je niet dat hij heel rijk is? Hij heeft een suikerplan- tage en een mooi huis, veel zilvergoed en huisnegers. Maer, wat baet almael sie Geit? Maar wat geeft al dat geld van hem? Da no die ons almael le suk? Is dat niet ’t geen we allemaal zoeken ? Maer Geit alleen no kan maek Volk leef vergnugt. Maar geld alleen kan niet maken dat iemand gelukkig leeft. Maskee, voor al mie sa kan krieg mooj Gut. ’t Doet er...”