1 |
|
“...in de Taalproeven van Pontoppidan
natuurlik schering en inslag x), maar ook reeds in veel vroeger
tijd, toen er nog geen sprake was van gehele verengelsing, deed
het Engels zijn invloed gelden. Reeds onder de eerste kolonisten
zullen Engelsen geweest, zijn. In de teksten uit de achttiende
eeuw vindt men de volgende woorden: dip (graven), gie (geven),
jump en tjomp (springen), krop (oogst, crop), market (markt),
onprofitabel (onvoordelig), tingel (verstrikken, to tangle), tjook
(verstikken, to choke), trubel (lastig vallen, to trouble), vens
(afscheiding, wal, fence) enz.
) addu (liever, rather), joe aght to (behoorde, you aught to), be (verb,
substent.), better (beter), destroi (vernielen), dinner (middagmaal), doctor
(dokter), him (hem), long (lang), peck (plukken, to piek), wen (wanneer
wen), wander (rondlopen) enz. ’...”
|
|
2 |
|
“...154).
teeri wellustig, wekelik, N. T. H. 1. Cor. 6, 9, Ps. blz. 229. Nederl.
teder ?
tek ontmoeten, T. P. blz. 135 (Eng. to tack hechten, vastmaken,
intransit. gebruikt?).
tekké paarlhoen, T. P. blz. 135. Negereng. toké. Caraïbies woord?
tete (giev) zogen, N. T. D. Luci 21, 23. Nederl. tiet; op de Antillen
gekomen uit Pap. Sp. teta.
tingel verstrikken, N. T. 2 Petr. 2, 20; vertingel zich wikkelen,
N- T. 2 Tim. 2, 4 (Eng. to tangle).
tjomp zie jump.
tjook verstikken, N. T. D. Mth. 12, 7 (Eng. to choke).
toe bedekken, toedoen, N. T. Luc. 4. 20.
torka ruilen, Ps. blz. 36 (Sp. trocar).
traan, zelfst. naamw. en werkw. (schreien), N. T. H. Mth. 2, 18;
11, 17....”
|
|