1 |
|
“...alle sloten.
Er zijn nog altijd — hoewel niet in Nederland, voor zover
ik weet — enkele geleerden die aan een „spontane” overgang
van Nederlands tot Afrikaans geloven 1). Hoe dat mogelik is
voor iemand die dergelijke vraagstukken bestudeerd heeft, ver-
klaar ik niet te begrijpen. Wil men zich vóór Ogen stellen
hoe de taal wordt van een volkplanting die los raakt van ’t
moederland, een taal dus die z.g. aan zich zelf is overgelatenr
dan beschouwe men het Frans van Canada. Langer dan onze
taal in Zuid-Afrika is ’t Frans in Canada inheems; de Franse
bevolking is sedert 1763 officieel van ’t stamvolk gescheiden;
zij heeft in haar patriarchale neigingen veel karaktertrekken
met de Afrikaanders gemeen, zodat vergelijking van de beide
gevallen, bij onmiskenbare punten van verschil, zo gerecht-
vaardigd is als vergelijking wezen kan: welnu, hoe is tans de
verhouding van de taal der z.g. „habitants” van het Domi-
nion iot de gemeenlandse taal der Fransen in Europa? Andere,
aan Normandië herinnerende...”
|
|
2 |
|
“...ongerijmd wordt. Ik ben niet blind voor de
belangrijke punten van verschil die tussen beide talen bestaan,
doch ik vertrouw dat zij die nog mochten twijfelen aan de
betekenis van het Maleis-Portugees voor de vervorming van
onze taal in Zuid-Afrika, evenmin hun ogen zullen sluiten voor
de zo scherp zich aftekënende punten van overeenstemming.
Daarom meen ik in deze studie de bevestiging te mogen zien
van t geen ik indertijd aangaande het Afrikaans bedoelde te
bewijzen.
‘) Zie Réveillaud, Histoire du Canada, Parijs, 1884, blz. 521—543. Ver-
moedelik spreken de z.g. „Bois-Brulés”, de afstammelingen der oude
„Coureurs des Bois” bij Indiaanse vrouwen, wel een sterk afwijkende taal,
doch daarover ontbreken mij alle gegevens. Mocht mijn onderstelling juist
zijn, dan zou ze tot staving van mijn theorie kunnen strekken....”
|
|