1 |
|
“...spraak-
kunst. Voor Adam is dus ’t ethnologies substraat alles, en even-
tuele gelijksoortigheid berust op ethnologiese overeenkomst,
verwantschap of gelijkenis. Hij verklaart zonder aarzelen alle
eigenaardigheden van de door hem behandelde talen uit de
oorspronkelike talen der negers en der inboorlingen van
Mauritiusi) 2). Ter bestrijding van de theorie van Coelho vraagt
hij deze o. a. hoe hij bij zijn zienswijze kan verklaren: meer-
i) f, a. Coelho, Os dialectos romanicos o neolatinos na Africa, Asia
c America Lissabon, 1878 (in JBoletim da Sociedade de Oeografia de
Lisboa, blz. 129—196; de „algemene beschouwingen” die ik resumeerde,
vullen de laatste tien bladzijden.
s) L. Adam, Les Idiomes Négro-Aryen et Maléo-Aryen, Parijs, 1888.
In zijn Inleiding wijst de schrijver op de gevolgtrekkingen waartoe zijn
beschouwing van taalvorming ten aanzien van de Indo-Europese talen het
recht geven. Jules Yinson, door hem geciteerd (blz. 13), drukt zich gejnatigder
en juister uit wanneer hij zegt: „le...”
|
|