1 |
 |
“...natuurlijk de geheele wetgeving moeten
herzien, om te kunnen bepalen in hoe verre men onze wetgeving met
gerustheid als wet in Suriname zou kunnen vaststellen. Het zou misschien
nog gaan met de burgerlijke wetgeving. Men zou kunnen zeggen, dat
die ja, vele gebreken heeft, maar dat zij altijd nog zoo slecht niet
is, dan dat zij niet oneindig beter zou zijn dan hetgeen in Suriname
bestaat
Maar de strafwetgeving? Zal men, volgens het denkbeeld van den
geachten afgevaardigde uit Almelo, ook den Code Penal naar Suriname
zenden en zeggen: daar hebt gij nu uwe strafwetgeving? Ik geloot niet
dat iemand daaraan denkt. Men zou dus altijd den Code Pénal moeten
uitzonderen en eene strafwetgeving voor Suriname dienen te maken.
Maar dan komen wij weder in hetzelfde geval en er zal oneindig veel
tijd verloopen voor dat de wetgeving voor Suriname gereed zal zijn,
want daar wij er sedert het jaar 1814 of liever sedert 1813 zoo men
wil, en dus sedert ruim vijftig jaren, niet toe hebben kunnen komen om den
Code...”
|
|