1 |
|
“...dewijl het daar beter past.
De heer Mijer: Ik zal voldoen aan het verlangen van den Minister,
om mijn amendement op art. 71 voor te stellen.
De Voorzitter: De heer Mijer heeft verklaard zijn amendement in te
trekken. Het zal derhalve geen onderwerp van beraadslaging meer uitmaken.
De heer Rochussen: Ik zal nu niet terugkomen op mijn bezwaar
reeds bij de algemeene beschouwingen ontwikkeld tegen de instelling
van Koloniale Staten. Ik acht het ook wenschelijk dat het regerings-
reglement tot stand kome en zal daarom mijne aanmerkingen bepalen
tot het voorgestelde beginsel.
Op de gronden, in de Memorie van Toelichting ontwikkeld, kan ik
de benoeming van vier leden als verdedigers der regeringsvoordragten,
in zeker opzigt als hoofden van departementen en regeringsorganen,
goedkeuren. Wel is waar, al worden ze door den Gouverneur benoemd,
zullen zij hem toch niet behoeven te vragen hoe ze zullen moeten stemmen;
maar uit den aard der zaak zullen zij zijn regeringsmannen die de
regeringsvoorstellen...”
|
|
2 |
|
“...bestaan met kon voorzien en dus aan voortdurende subsidien behoefte had
zoo mag men daarom dien toestand nog niet voor altijd bestendigen. De
kolonie heeft ook bloeijende dagen beleefd en het doel van de in den laatsten
tijd genomen maatregelen; van belangrijke onkosten, die het Kijk zich ge-
troost heeft; van de vrije instellingen eindelijk, die dit reglement wil geven
is om zoo mogelijk den ouden voorspoed terug te erlangen.
En neemt men de mogelijkheid aan, dat de kolonie eens weder in staat
kome, alle kosten van haar eigen beheer te dragen, dan springt het in het
°°g, dat het geenzins raadzaam is', haar eene voortdurende aanspraak op
een zeker subsidie te geven door de erkenning, zooals hier geschiedt, dat
sommige uitgaven per se ten laste van het Kijk behooren te blijven. De
redenen, door de regering voor die bewering aangevoerd, komen den Raad
ook m zich zelve niet gegrond voor. Zoo eene provincie, eene gemeente in
bet Kijk met belast wordt met de bezoldiging van de Bijksambtenaren...”
|
|
3 |
|
“...gelijk ik verwacht, hoewel ik in dit opzigt voor een pessimist
word gehouden, geen batige saldo’s van die Oost-Indische bezittingen
meer zullen verkregen worden, en wanneer dus de subsidien voor de
West-Indien, voor krijgsmagt, Gouverneur enz. door de Nederlandsche
contribuabelen moesten worden gedragen, dan eerst zou men regt ge-
voelen wat dat te beteekenen had. Ik wijs er de Kamer op, ten einde
zij de toekomst niet te ligtvaardig beschouwe.
De Regering wil ook dat de zoogenaamde civile lijst kome ten laste
van het moederland. Ik begrijp niet waarom-------
De Voorzitters Ik ben zoo vrij den heer Rophussen te doen opmerken,
dat het beter zal zijn deze bijzonderheden te behandelen bij de beraad-
slaging over art. 107. Ook de vraag, of de kosten der zee- en land-
magt moeten komen ten laste van ’s Rijks schatkist, behooren eigenlijk
bij dat artikel te huis. Ik zou den heer Rochussen wel in bedenking
willen geven, om de verdere bijzonderheden uit te stellen tot dat wij
aan bet genoemde artikel...”
|
|
4 |
|
“...mogt slagen om kleine of groote
landbouwers te trekken, zou men dan aan die menschen geen stukken
gronds voor weinig geld of zelfs voor niets kunnen uitgeven, ten einde
later weder andere woeste gronden voor hooger prijs te verkoopen ? Dan
en daardoor zou de moederstaat voor zijne subsidien eenmaal afbetaald
kunnen worden. Met hetgeen ik nu zeg, ben ik meer de verdediger
van Suriname dan de Regering zelve. Ik vind het eenvoudig, dat de
koopprijs van hetgeen daar verkocht wordt in de koloniale kas kome,
maar dat van den anderen kant de kolonie hare schuld afdoe.
De heer Kappeyne van de Coppello: Van den geachten spreker
uit Amsterdam had ik niet verwacht dat hij de man zou zijn die het
weder in het leven roepen eener uitgestelde schuld zou voorstellen, want,
wordt zijn amendement aangenomen, dan zal die rentelooze schuld ten
volle den naam van „uitgestelde schuld” verdienen; het zal dan toch
eene schuld zijn, waarvan de betaling ad kalendas graecas zal kunnen
worden verschoven. Immers waaruit...”
|
|