1 |
|
“... bij de behandeling in de
sectien is aanmerking gemaakt op de uitzonderingen die hier worden
vastgesteld ten aanzien van de uitvoering van doodvonnissen. Het antwoord
daarop door de Regering gegeven, omtrent de noodzakelijkheid van die
uitzonderingen, komt mij voor niet van dien aard te zijn, om ze te
billijken. De zaak is ernstig, mijnheer de Voorzitter, veel ernstiger dan
de vraag, die gisteren of eergisteren werd behandeld, of een lid van de
Koloniale Staten ongestraft aan zijn collega een klap mag geven; want
hier is sprake van menschenlevens en ik voor mij hecht groote waarde
aan het leven van. een mensch, wat ook de kleur zij van zijn huid.
Daarom geloof ik, dat werkelijk door de bepaling, zooals zij hier is
neergeschreven, te ligtvaardig wordt beschikt over het leven van de
menschen. Ik wil gaarne bekennen, dat ik het niet noodzakelijk of ge-
oorloofd acht, zelfs in het beweerde belang van de maatschappij, een
mensch het leven te benemen. Maar zoolang de doodstraf nog in onze
wetten...”
|
|