Your search within this document for 'beter' resulted in 115 matching pages.
 
1

“...betreffen en speciaal voor de kolonie zijn bestemd; b. algemeene rijkswetten, wier uitdrukkingen , ingevolge art. 118 der Grond- wet, ze op de kolonie toepasselijk verklaren. Do eerste soort zijn de wetten voor de kolonie gemaakt, de tweede de wetten, die voor haar verbindend zijn. ... . , § 4. De bedoeling is dus aan geone andere Koninklijke besluiten kracht van algemeene verordening toe te kennen, dan aan die waarvan gewaagt art. 72 der Grondwet. § 5. De benaming Staten is gekozen, omdat zij beter het begrip van ver- tegenwoordiging van een geheel gewest uitdrukt. Curasao. § 5. De benaming Koloniale Raad is in dit reglement behouden, omdat door zijne zamenstelling dit collegie meer een regeringsligchaam dan eene vertegenwoordiging is. Voorloopig Verslag der Tweede Kamer van 9 Juli 1864. Suriname. De twijfel werd geopperd, of verdragen, door den Staat met vreemde mogendheden aangegaan, als zoodanig, wel de kracht van in de kolonie geldige, algemeene verordeningen kunnen hebben. Een verdrag...”
2

“...acht ik dus, op grond van art. 59 der Grondwet niet twijfelachtig. Bij dit punt meen ik te mogen terugkomen op eene zaak, die bij de algemeene beraadslagingen meer dan eens is aangeroerd, het geval namelijk, dat er tweespalt ontstaat tusschen'de Koloniale Staten en de Regering, waarvan, zoo als sommigen meenden, eene telkens herhaalde ontbinding dier Staten het gevolg zou kunnen zijn, zonder dat men tot een resultaat kwam. Ik geloofde dat de Regeering, in plaats van maar steeds te ontbinden, beter zou doen de zaak, waarover zooveel verschil ontstaan was, alsdan door den Rijkswetgever te doen regelen. Ik kom in de derde plaats tot den Koning, die ook als wetgever voor de kolonie kan optreden. Het is buiten twijfel, dat de Koning al die onderwerpen kan regelen, die niet door de wet geregeld of aan haar voorbehouden zijn, en die niet speciaal aan den wetgever in de kolonie zijn opgedragen. Al die onderwerpen kan de Koning bij besluit regelen en de koloniale wetgever zal daarvoor moeten wijken...”
3

“...Art. 3. 12 uitkomen dat, wat niet is opgedragen aan den Koning of aan de Koloniale Staten, tot de bevoegdheid van den Gouverneur zal behooren. De heer van Delden: Het antwoord des Ministers heeft mij zeer verwonderd. De opdragt der regeling aan koloniale verordeningen, die men in deze telkens aantreft, zal toch weinig te beduiden hebben, als de Koning ook telkens zal kunnen regelen. Dan ware het beter geweest, in al die artikelen eenvoudig te zeggen: de regeling zal geschieden bij algemeene verordening; dan was het niet twijfelachtig,. dat de Koning of de koloniale wetgever kon regelen. Volgens art. 148 der wet zal geen belasting kunnen worden geheven dan uit krachte van eene wet of eene koloniale verordening. Maar volgens de explicatie, die de Minister nu gegeven heeft, zou men nu zelfs kunnen argumenteren dat ook bij Koninklijk besluit eene belasting zal kunnen worden ingevoerd. Art. 148 zal dan de bevoegd- heid des Konings in deze materie evenmin kunnen uitsluiten. Ik herhaal, dat het...”
4

“...senatus consulto du 3 Mai 1854, qui regie la constitution des colonies de la Martinique, de la Guadeloupe et de la Reunion, behoort meer in het regeringsreglement dan in de burgerlijke wetgeving te huis. (Verg. art. 2 Burgerlijk Wetboek, waar mede gesproken wordt van. persoonlijke dienstbaarheden.) Vermits evenwel die uitdrukking door hare onduidelijkheid den uitleggers veel moeite baart cn meer bepaald geschreven schijnt met terugblik op vroegere toestanden van leenroerigen aard, schijnt het beter hier alleen te gewagen van slavernij, waaronder, in ruimen zin genomen, inderdaad alle lijfeigenschap begrepen is. *) De herkomst dezer komma blijkt niet uit de stukken....”
5

“...Art. 5. 26 geschreven voor algemeehe maatregelen van inwendig bestuur, gelden, in- gevolge art. 3 dier Regeeringsreglementen, in Suriname en Curasao gelijkelijk als algemeene verordeningen. Wordt nu art. 5 in den voorgedragen zin gewijzigd, dan zal daaruit alleen zijn af te leiden dat het in dit artikel bedoelde onder- werp van koloniale wetgeving geoordeeld is beter te kunnen worden geregeld door eene algemeene verordening in den vorm van een Koninklijk besluit, dan door eene algemeene verordening in den vorm van eene wet. Het karakter van eene delegatie van bevoegdheid heeft de voorgedragen wijziging niet. Wel is waar kan.de mogelijkheid om de voorwaarden van uitlevering bij de wet te regelen niet ontkend worden, maar de ondergeteekende meent te dien aanzien, behalve op hetgeen reeds door de meeste leden is opgemerkt, te mogen wijzen op het betoog in de Memorie van Toelichting op blz. 2 gevoerd, dat men zoodoende verder zou gaan dan de bedoeling van art. 5 der meergenoemde Regeerings...”
6

“...onderwerp dat hier regeling ondergaat is mede eene aan- zienlijke afwijking'op te merken. Daarop wijzende, zonder in een nader betoog te treden der onmisbaarheid van het regt tot uitzetting of ontzegging van verblijf, wilden sommige leden alleen te kennen gegeven hebben, dat zij ook uit dien hoofde hunne goedkeuring aan het voorstel niet konden schenken. De meeste andere leden bleven van oordeel dat dit regt hier veeleer een gevaarlijk dan een beschermend wapen ter hantering zou zijn, en dat het dus beter geheel buiten gebruik gelaten wierd. BERAADSLAGING IN DE TWEEDE KAMER op 11 Mei (Suriname) en 16 Mei (Curasao) 1865. Artikel 6 wordt zonder beraadslaging' en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. ARTIKEL 7. Suriname. Tot openbare bedieningen,') door den Koning op te dragen, ') zijn benoembaar Nederlanders vólgens de toet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap en zij, die in eene der West-Indische koloniën van den Staat uit ouders, aldaar gevestigd, geboren zijn. De benoembaarheid tot...”
7

“...Verslag der Tweede Kamer van 9 Juli 1864. Terwijl de leden, die het constitutionele stelsel met zekere ruimte in Suriname wilden hebben toegepast, met deze bepaling vrede hadden, om- dat eene vrije drukpers tot dat stelsel behoort, zagen anderen er vrij wat bezwaar in, om alle preventive maatregelen ten aanzien der drukpers on- mogelijk te maken en al het overige aan eene koloniale verordering over te laten. Art. 110 van hot Oost-Indisch regeringsreglement beantwoordde, naar dit gevoelen, voel beter aan het doel. Eene maatschappij, die voor een groot deel uit negers bestaat, heeft, meende men, geene behoefte aan eene vrije drukpers. In 1851 werd door een bewoner van Suriname, die de behoeften der volkplanting kende, het stellen der drukpers aldaar onder censuur voorgestaan. Men moest hier niet enkel aan het gevaar denken, dat do drukpers door inboorlingen misbruikt, maar ook dat zij het middel wierd om vreemden invloed te doen bovendrijven. In elk geval behoorden de waarborgen tegen misbruik...”
8

“...en strijdt te zeer met den geest der Nederlandsche begrippen van vrijheid, dan dat een voorstel tot hare invoering ooit van deze Eegering zou kunnen uitgaan. Onder openbare orde is het belang van den Staat in in de eerste plaats begrepen. De opmerking ten aanzien der verspreiders schijnt gegrond, zoodat het artikel in dien geest aangevuld is. Daarentegen zijn hier vooral de plaatselijke eischen en toestanden van zulk eenen overwegenden invloed, dat het vast- stellen der noodige bepalingen veel beter aan de koloniale verordening wordt opgedragen dan aan ’s Eijks wetgever. Eindverslag der Tweede Kamer van 29 October 1864. Suriname. Alin. 1. Niet alleen het bij gevoegde woord verspreiders, maar de gehoele nomenclatuur van de hier verantwoordelijk gostelden wegens misbruik van de vrijheid van drukpers, vond bij enkelen bestrijding. Zij zouden het vol- doende achten, zoo hier in het algemeen het repressief beginsel gehuldigd en aan de nadere zorg van den kolonialen wetgever de toepassing overgelaten...”
9

“...spreekt van zelf dat de Gouverneur het regle- ment steeds zal moeten onderhouden, maar de uitdrukking is overbodig en alzoo schadelijk, tenzij de Regering er welligt eenige goede reden voor hebbe. De heer Fransen van de Putte, Minister van Koloniën: De Regering heeft gemeend hier te moeten volgen het eedsformulier, laatstelijk door de wetgevende magt in Nederland vastgesteld en wel bij de wet van 22 December 1861 op den Raad van State. Na discussie is hier toen gebleken, dat men dit formulier voor beter en doelmatiger hield. Dit is ook reeds in de Memorie van Toelichting opgegeven. Het woordje steeds kan geen kwaad. Kan het geen goed, het is toch niet overbodig, en van mijn kant bestaat geen reden om de weglating van dat woord voor te stellen. De heer Godefroi: Ik wenschte nog een enkel woord te voegen bij...”
10

“...zijne aanvaarding der regering hij proclamatie ter kennisse der ingezetenen. Eerste Memorie van Toelichting. Suriname. Opgenomen onder art. 14. Voorloopig Verslag der Tweede Kamer van 9 Juli 1864. Suriname. Enkele leden achtten het minder juist, dat hier de gouverneur werd voor- gesteld als de kolonie te regeren. Hij regeert niet, maar bestuurt. De aan- merking is ook op de artt. 17 en 29 van toepassing. Andere leden meenden, dat de betrekking des gouverneurs, vooral ook tegenover de Staten, beter door het woord regeren, dan door het woord besturen werd aangeduid. Hij vertegenwoordigt tegenover die Staten de Regering. Tweede Memorie van Toelichting. Suriname. Uitvoerende magt en bestuur kunnen ook toekomen aan den eersten magistraat eener republiek. De gouverneur echter is meer. Hij is als ver- tegenwoordiger des Konings het hoofd der regering. Hem op dat hooge standpunt en daardoor het monarchaal beginsel te handhaven, strookt kennenlijk met den geest der Grondwet. BERAADSLAGING IN DE...”
11

“...gouverne pas, zoo kan men ook met meer regt zeggen le Gouverneur gouverne mais ne règne pas. De Gouverneur is in mijn oog de persoon, die de regeringsmagt, hem door den Koning opgedragen, uitoefent, maar hij doet dit onder de regering van zijn vorst. Daarin ligt het onderscheid. De Koning of vorst alleen regeert. De plaatsvervanger, de gedelegeerde, kan die regeringsmagt uitoefenen, maar regeren kan hij niet. Ik heb dit weinige .willen zeggen, ten einde aan te duiden waarom ik vermeen dat het beter zou zijn om hier het woord regering door een ander, bijv. bewind of bestuur te vervangen. Ik geloof dat men dit...”
12

“... 17 van het reglement voor Nederlandsch Indie, hier te volgen de redactie, die voorkomt in art. 20 van het reglement voor Curagao, en dus in plaats van „de stadsgeneesheeren” te lezen „twee burgerlijke geneesheeren”. Ik zal nog geen amendement voorstellen, welligt vindt de Minister goed zelf die wijziging in het artikel te brengen. De heer Dirks: Bij het nazien mijner aanteekeningen aangaande het verhandelde in mijne afdeeling op dit artikel vind ik dezelfde opmerking gemaakt. Men heeft daar beter geoordeeld de woorden van art. 17 van het regeringsreglement voor Oost-Indie, en gevraagd waarom daarvan bij dit artikel is afgeweken. Het schijnt echter dat de Commissie van Rapporteurs die bedenking niet gewigtig genoeg heeft geacht om haar in het verslag op te nemen. De heer Fransen van de Putte, Minister van Koloniën: De reden is zeer duidelijk. Van wege den Gouverneur van Suriname zijn geen bezwaren ingebragt, omdat te Paramaribo twee stadsgeneesheeren zijn. Daarom heeft de Regering het niet...”
13

“...Art. 20. 84 Voorloopig Verslag der Tweede Kamer van 1 Augustus 1893. Suriname. Achter het vijfde lid van het voorgesteld artikel dient eene nieuwe be- paling ingevoegd te worden, houdende, dat de Koning naar aanleiding van de verklaring der Koloniale Staten eene beslissing neemt. Dit wordt in het artikel wel ondersteld, maar het scheen beter het uitdrukkelijk te zeggen. De volgende alinea kon dan aanvangen met de woorden: „In afwachting van de beslissing des Konings” enz. Volgens het laatste lid zal de Gouverneur het bestuur weder opnemen, als hij voldoende is hersteld. Het zevende lid van het artikel is ten deze niet toepasselijk. Men vroeg, op welke wijze het herstel van den Gouverneur dan zal worden geconstateerd en of ter zake geene geneeskundige of andere verklaring noodig is. Naar aanleiding van deze vraag werd opgemerkt, dat volgens de Memorie van Toelichting de Gouverneur zelf te beslissen heeft, of hij weder in staat is het bestuur op zich te nemen, zoodat ten deze geenerlei verklaring...”
14

“...wanneer hij iets nalaat. Ik geloot alzoo dat de verandering door den geachten spreker uit Zwolle voor- gesteld geene verbetering is. De heer Mijer: Het antwoord van den Minister is, dunkt mij, on- aannemelijk, want ging zijne redenering op, dan zou aan art. 37 van het Oost-Indisch regeringsreglement iets ontbreken. Bovendien wordt ook in art. 38 van dat reglement gesproken van nalatigheid van den land- voogd, van niet doen; maar in een geheel anderen zin. Ik blijf dus bij mijne meening dat het beter is te zeggen: „De Gouverneur is verant- woordelijk” enz., zoo als in het aangehaalde art. 37. De heer Fransen van de Putte, Minister van Koloniën: Mijnheer...”
15

“...95 Aet. 22. schijnbare inconsequentie is toch beter don om iets, wat ongrondwettig is, hier nu wederom te bevestigen. Ik neem dus de vrijheid aan den Minister te vragen, of hij er bezwaar in zou zien lit. a te wijzigen? De heer van Heukelom: Wij hebben onlangs behandeld een tractaat en eene wet omtrent de heffing van den suiker-accijns, en, indien ik mij niet vergis, dan wordt in die ontwerpen gesproken van den Minister van Finantien. Toch heb ik den heer van Bosse zich niet daartegen hooren verzetten. Nogtans, indien hij consequent was in zijne meening, dan zou er volgens hem in geene wet mogen worden gesproken vaneen Minister, belast met het beheer van een aangewezen departement. Ik vat de zaak aldus op: zoolang Nederland koloniën heeft, zal er altijd een Minister van Koloniën moeten zijn. Meent nu de heer van Bosse dat de Koning, door het noemen van dien Minister ih de wet, zou be- lemmerd worden in Zijne bevoegdheid om te formeren, bijv. een Ministerie van Marine en Koloniën, of van...”
16

“...moeten zijn de minister door den Koning speciaal belast met dat departement van algemeen bestuur, dat met den Gouverneur direct in betrekking staat. Nu kan de Koning departementen bijeenvoegen en dus ook het Departement van Koloniën bij een ander voegen; maar de minister, die den last geeft, zal altijd door den Koning bepaald zijn aangewezen. Als men dus bier las: „doch waarvan hem de uitvoering van 's Konings wege is opgedragen,” dan laat men de vraag in het midden. Ik acht het echter verreweg beter te lezen: „door den Minister van Koloniën” dan door een Minister, want de hier bedoelde Minister is op dat oogenblik altijd Minister van Koloniën. De bedoeling van lit. a is ook duidelijk. De Gouverneur mag geene uitvoering geven aan een besluit of eenige beschikking, wanneer daarvan hem de uitvoering niet is opgedragen. Hij handelt nooit op zich zelven, maar altoos als lasthebber, dus als plaatsvervanger van den Koning, die hem door tusschenkomst van den verantwoordelijken Minister zijne bevelen...”
17

“...bestuur” inplaats van: „alge- meene maatregelen van bestuur” en voor Suriname hef ontbreken in beide ontwerpen van de komma tusschen „vorm” en „bij”. Advies Raad van State. In de Memorie van Toelichting moeten in plaats van art. 30, de artikelen 27 en 31 van het Regeringsreglement voor Nederlandsch Indie aangehaald worden. Daar nergens aan den Gouverneur uitdrukkelijk de afkondiging der koloniale verordeningen en van zijne eigen algemeene maatregelen is voor- geschreven, rijst de vraag: of het niet beter zou zijn, dit artikel niet te beperken tot wetten en Koninklijke besluiten maar algemeen te stellen „de Gouverneur zorgt voor de afkondiging en uitvoering der algemeene ver- ordeningen.” *) De herkomst van deze komma blijkt, voor zooveel Suriname aangaat, niet uit de stukken....”
18

“...gesteld wordt, zon, met het oog op de belangen van Nederlandsche ingezetenen zoowel als van die der koloniën, aan bedenking onderhevig kannen zijn. De Raad zou dit dus niet aan de willekeur van den Gouverneur willen overlaten. Het artikel is ook gebrekkig toegelicht. *) Het woord verordening schijnt te algemeen, daar in de artikelen 55en58’) van de beide andere soorten van algemeene verordeningen gehandeld wordt. Hier worden dus alleen wetten en Koninklijke besluiten bedoeld, zou het daarom niet beter zijn, die woorden te herhalen? Eerste Memorie van Toelichting. Suriname. De termijn van dertig dagen, in art. 31 § 1 van het Beglement op het beleid der regering van Nederlandsch Indie aangenomen, is ook voor Suriname in den regel toereikend en niet te lang. De wet of het Koninklijk besluit kunnen niettemin dien termijn verlengen of verkorten. Waar dit niet geschied is, behoort de gouverneur te kunnen handelen naar gelang van omstandigheden. Die bevoegdheid kan hem bezwaarlijk onthouden worden...”
19

“...afbakening van de verschillende wetgevende bevoegdheden in het moederland en in de koloniën. Hetgeen ik daarvan gezegd heb is evenmin wederlegd als de andere punten. Ik heb daartegenover niet gehoord de verdediging van deze voordragt, waarin eene behoorlijke afbakening van ieders wetgevende bevoegdheid wordt gemist.... De verhouding van dë provincie tot het Rijk is veel beter tot het maken eener kopij te gebruiken voor de verhouding van deze koloniën tot het moederland, dan te willen stellen moederland en koloniën op ééne lijn en een charter voor beide gelijk te verordenen. De superioriteit van het Rijk op de provincie is veel beter te adapteren dan den toestand dien wij hier hebben. De geachte spreker *) bestreed dan ook hetdenk- !) Kappeyne....”
20

“...of van de kolonie. Eerste Ontwerp gelijk aan de Wet behoudens in de 2® alinea het ontbreken van „een” tusschen „met” en „Koninklijk” en van de komma tusschen „vorm” en „bij”; verder „algemeene maatregelen van inwendig bestuur” in plaats van „algemeene maatregelen van bestuur”. Advies Raad van State (mede voor artikel 50). Het is den Baad voorgekomen, dat het grondwettig regt van het opper- bestuur tegenover het beginsel van koloniale autonomie, reeds bii de algemeene beschouwingen besproken, beter zou gewaarborgd blijven, wanneer elke koloniale verordening werd onderworpen aan ’sKonings goedkeuring, mits die goedkeuring steeds onvoorwaardelijk verleend of geweigerd worde behoudens echter het regt tot vernietiging van zoodanige bepalingen als strijdig zijn met de wet of het algemeen Bijksbelang, niet met het allemeen belang der kolome welks beoordeeling aan de koloniale staten zou kunnen worden overgelaten in een stelsel van autonomie; werd dat stelsel van voorafgaande goedkeuring van 1855...”