1 |
|
“...Gouverneur is
belast”.
Memorie van Toelichting.
De redactie van de artikelen 2 heeft de ondergeteekende gemeend in beide
wetsontwerpen te moeten wijzigen. Ter bevordering
het nameliik wenschelijk voorgekomen de plaats aan te geven waar in de
artikelen 22 de woorden „algemeene verordeningen voorkomen, waarvo
„wettelijke voorschriften” moet gelezen worden. „rtikelen
Verder zijn nog, wat Curasao betreft, de wijzigingen die in de artikelen
110 115 en 120 zullen moeten worden aangebracht in twee nieuwe alinea s
opgènomen, in verband met het voorstel sub 4". van artikel 3 gedaan om
ook keuren onder de wettelijke voorschriften te rangschikken.
De Minister van Koloniin,
1? y’ n l' oir a
Ingetrokken bij missive van 15 September 1897.
ONTWERP—1899.
Suriname. Curasao.
Gelijkluidend aan Ontwerp—1896....”
|
|
2 |
|
“...het denkbeeld echter
wel juist om aan de verdragen de benaming van algemeene verordeningen
te geven? Van de verdragen zal kunnen worden melding gemaakt in art. 22
van het ontwerp. in navolging van 2° la b en c van art. 38 van het Begerings-
reglement voor Nederlandsoh-Indie.
In de uitdrukking: „Grondwet van het Koningrijk” zijn de drie laatste
woorden overtollig. Zij komt meermalen voor, en wel in de art. 3, 5, 7, 18,
21, 25, 35, 44, 49, 50, 51, 56 en 71.
In plaats van de woorden (in de derde alinea): gemaakt of voor haar ver-
bindende, zal het voldoende zijn te stellen: voor de kolonie verbindende.
Eerste Memorie van Toelichting.
Suriname.
§ 2. Zoodanige verdragen plegen ook thans in de kolonie te worden
afgekondigd, en moeten alzoo, daar de regter zo, zoo noodig, toepast en
ook de ingezetenen er door verbonden worden, onder algemeene verordeningen
begrepen worden. Zij hebben toch vim legis. _ .
§ 3. De wetten, voor de kolonie verbindend, zijn van tweeërlei soort:
o. wetten, bedoeld in...”
|
|
3 |
|
“...Koningrijk
hadden best overal kunnen achterwege blijven. Wanneer in eene Neder-
landsche wet gesproken wordt van de Grondwet en van den Raad van
State, is het duidelijk dat de Grondwet en de Raad van State van het
Koningrijk worden bedoeld. Tntusschen zal ik geene poging doen om de
redactie van het artikel in dit opzigt te veranderen, want zij zou de
moeite medebrengen om de redactie van een aantal volgende artikelen
mede telkens te moeten wijzigen.
Ik bedoel eene andere wijziging: Er staat in de 4d® alinea: „De be-
sluiten des Konings, genomen in den vorm bij de Grondwet van het
Koningrijk voorgeschreven, voor maatregelen van inwendig bestuur”;
het woord algemeene schijnt daar vóór het woord maatregelen in de pen
te zijn gebleven. Er moet gelezen worden: „algemeene maatregelen van
inwendig bestuur”: de redactie is dan in overeenstemming met art. 72
der Grondwet. De Minister zal wel zoo goed willen zijn, de inlassching
van het woord algemeene voor te stellen....”
|
|
4 |
|
“...geen verschil maken in ') benoembaarheid:
Curasao.
Tot openbare bedieningen, door den Koning op te dragen, zijn be-
noembaar Nederlanders in den zin der wet, bedoeld in art. 7 der
Grondwet van het Koningrijk, en zij, die in eene der West-lndische
koloniën van den Staat uit ouders, aldaar gevestigd, geboren zijn.
De benoembaarheid tot andere openbare bedieningen wordt bij koloniale
verordening geregeld.
Verschil in kleur kan geen verschil maken in benoembaarheid.
Advies Raad van State.
De derde alinea van dit artikel kwam ook in vorige regerings-reglementen
voor: Verschil in kleur kan geen verschil maken in het regt van benoem-
baarheid.
Volgens de historische beteekenis schijnen deze woorden echter alleen op
kleurlingen te slaan; daar er nu intusschen ontwijfelbaar ook de negers
onder begrepen moeten worden, zoo rijst de vraag of het niet wenschelijk
zou zijn, deze bedoeling met duidelijke woorden in de Memorie van Toe-
lichting te doen uitkomen. -
In art. 7 van het Reglement voor Curacao...”
|
|
5 |
|
“...10, 38, 65, 75, 118, 123,
129, 131, 136, 138, 139, 159, 166, 175, 176, 181, 182, 183, 184,
185, 186 en 187 wordt voor „koloniale verordening” en „koloniale verorde-
ningen” gelezen: „algemeene verordening” en „algemeene verordeningen.”
In artikel 169 wordt voor „wet of koloniale verordening” gelezen:
„algemeene verordening.”
In artikel 173 wordt voor „de wet en, bij gebreke van deze, bij
koloniale verordening” gelezen: „algemeene verordening.” '
Memorie van Toelichting.
De aanhef van de tweede alinea der slotbepaling van het aanhangige
wetsontwerp op het Nederlanderschap en het ingezetenschap, reeds door de
Tweede Kamer aangenomen, luidt: „In de wetten, waarin sprake is van
Nederlanders, hetzij volgens het Burgerlijk Wetboek, hetzij volgens de „wet
ter uitvoering van art. 7 der Grondwet” (wetten van 28 Juli 1850, Staatsblad
n°. 44, en 3 Mei 1851 Staatsblad n°. 46), wordt, in plaats daarvan, gelezen:
„Nederlanders volgens de wet op het Nederlanderschap en het ingezeten-
schap.”” Het kan zeker...”
|
|
6 |
|
“...Memorie van Antwoord.)
Stuk n°. 2.
Suriname.
Artikel 4 ‘) wordt artikel 5 ‘) en artikel 5 ‘) wordt artikel 4 ').
In het voorgestelde artikel 4 (nieuw)1), l’1' alinea vervalt artikel llo.
Artikel 151 wordt gelezen: ,
Geldleeningen ten laste der kolonie kunnen niet worden aangegaan dan
uit kracht van de wet of van koloniale verordeningen, goedgekeurd bij de wet.
Tweede Nota van Wijzigingen.
(Behoort bij de Memorie van Antwoord.)
Stuk n". 3.
Curasao.
Artikel 4 ‘) wordt artikel 5 !) en artikel 5 >) wordt artikel 4 »).
Artikel 172 wordt gelezen: . , , ,
Geldleeningen ten laste der kolonie kunnen niet worden aangegaan dan uit
kraoht van de wet of van koloniale verordeningen, goedgekeurd bij de wet.
ONTWERP—1896.
Gelijkluidend aan ontwerp—1892.
ONTWERP—1899.
Gelijkluidend aan ontwerp—1892.
Memorie van Toelichting.
De aanhef van de tweede alinea der slotbepaling van de wet op het Neder-
landschap en het ingezetenschap luidt: „In de wetten, waarin sprake is van
Nederlanders, hetzij volgens het Burgerlijk...”
|
|
7 |
|
“...koloniale verordening.
Bepalingen, waardoor de toelating in de kolonie van in Nederland
gedrukte stukken belemmerd wordt, behoeven bekrachtiging bij de wet.
Curagao.
[Gelijk, behoudens dat het artikel uit drie alinea’s bestaat en in de
tweede alinea de komma achter „drukkers” ontbreekt.]
Advies Raad van State.
De Raad moet zich verklaren tegen hetgeen het tweede lid van dit
artikel noemt: „de waarborgen ih het belang van openbare orde en zedelijk-
heid tegen het misbruik van de vrijheid van drukpers te nemen.”
Allerlei preventieve maatregelen zouden hierdoor gewettigd worden, terwijl
ook de Memorie van Toelichting alleen beteugeling, dus repressie, beoogt.
Het artikel, zooals het luidt, zou borgstelling en wat niet meer vrijlaten.
Van deze alinea zal dus alleen behooren behouden te worden: „de verant-
woordelijkheid van schrijvers, uitgevers en drukkers wordt geregeld bij
koloniale verordening.” ... • ... .
Artikel 8 der Grondwet toepasselijk te verklaren voor de kolonie, schijnt
voldoende...”
|
|
8 |
|
“...Art. 8.
38
uitgevers, drukkers en verspreiders, en de waarborgen, in het belang
der openbare orde en zedelijkheid tegen het misbruik van de vrijheid
van drukpers te nemen, worden geregeld bij koloniale verordening.
Bepalingen, waardoor de toelating in de kolonie van in Nederland
gedrukte stukken belemmerd wordt, behoeven bekrachtiging bij de wet.
Curagao.
[Gelijk, behoudens dat het artikel uit.drie alinea’s bestaat en in de
tweede alinea de komma achter „verspreiders” ontbreekt.]
Tweede Memorie van Toelichting.
Suriname.
Eene vrije drukpers sticht nergens grooter nut dan in eene kolonie.
Staan daartegen eigenaardige gevaren over, zij kunnen door repressive
maatregelen beteugeld worden. De censuur paart onmagt aan een hatelijk
karakter en strijdt te zeer met den geest der Nederlandsche begrippen van
vrijheid, dan dat een voorstel tot hare invoering ooit van deze Eegering
zou kunnen uitgaan. Onder openbare orde is het belang van den Staat in
in de eerste plaats begrepen.
De opmerking ten...”
|
|
9 |
|
“...beleid der regering aldaar worden door de
wet vastgesteld,
„Het muntstelsel wordt door de wet geregeld.
„Andere onderwerpen, deze koloniën en bezittingen betreffende, worden
door de wet geregeld, zoodra de behoefte daaraan blijkt te bestaan.”
In den regel dus en wanneer niet bepaald is bij de wet dat op eenige
andere wijze in het beheer der koloniën in deze zaak voorzien zal worden,
berust die magt bij den Koning. Dit wetsontwerp draagt het op aan de
Koloniale Staten met eene reserve in de laatste alinea. En nu komt
art. 48, en zegt wanneer dit onderwerp, hoewel bij koloniale verordening
geregeld, later geregeld wordt bij Koninklijk besluit, bij de wet of welke
andere wijze ook, door een gezag te boven gaande de bevoegdheid van
de Koloniale Staten, dan vervalt het. En dat is niet vreemd in onze
wetgeving.
Ik wijs eenvoudig op art. 142 van de provinciale wet, dat luidt: „De
bepalingen dier reglementen en verordeningen [de verordeningen van de
Staten] houden van regtswege op te gelden, zoodra omtrent...”
|
|
10 |
|
“...het woord: ingezeten, in art. 9 der Grondwet voor-
komende, zoodat hier aan ieder het regt van petitie wordt toegekend, ver-
eenigt de Baad zich ten volle.
Art. 104 van het ontwerp *) is echter niet in overeenstemming met art. 9.
Even als in art. 112 van het Begerings-reglement voor Nederlandsch-Indie
zal overigens ook hier achter de woorden, de bevoegde magt kannen worden
bijgevoegd de woorden: zoowel in Nederland als in de kolonie.
Hij moet zich echter verklaren tegen de bepaling van de 3° alinea, dat
personen, die niet schrijven kannen, de tusschenkomst van daartoe aan te
wijzen ambtenaren zullen moeten bezigen. Het komt voor dat de vrijheid
van petitie hierdoor te zeer beperkt wordt, en dat de bepaling zelfs tot
misbruik zal kunnen aanleiding geven; de noodzakelijkheid daarvan is ook
in het geheel niet toegelicht.
Eerste Memorie van Toelichting.
Suriname.
Daar men geen verzoekschriften door gemagtigden mag indienen, wordt
voor eene bevolking, die geenszins algemeen de kunst van lezen...”
|
|
11 |
|
“...van de kolonie naar
mijn vermogen bevorderen zal; dat ik het Reglement
op het beleid der regering in de kolonie Cura9ao
steeds zal onderhouden en doen onderhouden, en dat
ik mij in alles zal gedragen, zoo als een braaf en
eerlijk gouverneur betaamt. Zoo waarlijk helpe mij
God Almagtig!” („Dat verklaar en beloof ik.”)
Eerste en Tweede Ontwerp gelijk aan de Wet,
behoudens:
Eerste en Tweede Ontwerp (Suriname), waar in de 1® en 2® alinea,
1® regel, van het formulier achter „verklaar” resp. „beloof” de komma
ontbreekt en
Eerste Ontwerp (Curasao), waar in de 3® alinea, 4® regel, van het
formulier, stond: zal onderhouden doen onderhouden.
Advies Raad van State.
Artikel 13 en 14. In het belang der waardigheid van den Gouverneur komt
het wenschelijk voor, dat niet iedere, zelfs ambtelooze persoon, maar alleen
eene autoriteit kan worden aangewezen, om hem den eed af te nemen.
Het formulier van den eed door den Gouverneur, in het stelsel der Regering
een Nederlandsch Staatsambtenaar, af te leggen...”
|
|
12 |
|
“...gedeeltelijk borg stellen.
Van bovenstaande bepalingen kan, mits daartoe
bijzondere termen aanwezig zijn, door den Koning
vrijstelling verleend worden bij besluit, dat met redenen
wordt omkleed en waarop de Raad van State van het
Koningrijk gehoord is.
Eerste en Tweede Ontwerp.
Hij mag geen handel drijven noch deel hebben in dien van anderen,
noch in schepen op of in de kolonie ten handel varende, noch in onder-
nemingen van landbouw of nijverheid daarbinnen gevestigd.
Tweede, derde en vierde alinea gelijk aan de wet.
Advies Raad van State.
De Baad kan zich niet vereenigen met het denkbeeld om den Koning
vrijstelling te doen verleenen.
In het ontwerp van 1855 werd die vrijstelling niet opgenomen en het
komt den Baad voor dat er voor die opname geene voldoende termen bestaan.
Bedriegt de Baad zich niet dan bestaat het hier bedoelde verbod zonder
dispensatie sints het Koninklijk besluit van 14 Mei 1845 n° 43 (Surinaamsoh
Gouvernementsblad n° 11) en heeft die bepaling tot geene moeijelijkheid...”
|
|
13 |
|
“...67
Abt. 18
BERAADSLAGING IN DE TWEEDE KAMER
op 12 Mei (Suriname) 1865.
De heer Godefroi: Dit artikel is eene navolging van art. 3 van het
Reglement op het beleid der regering in Nederlandsch Indie, maar met
twee afwijkingen.
De eerste afwijking is, dat er, volgens de laatste alinea van dit
art. 18, dispensatie kan worden verleend; eene bevoegdheid die in
art. 3 van het regeringsreglement van Oost-Indie niet is opgenomen.
Daarover zal ik niet spreken: ik heb geen bezwaar daartegen.
Wel tegen de andere afwijking; zij is deze: In art. 3 van het
reglement voor Nederlandsch Indie lees ik het verbod aan den Gouverneur-
Generaal om schulvorderingen ten laste van Nederlandsch Indie te
koopen. Waarom is die bepaling hier niet overgenomen? De Regering
antwoordt in de stukken, dat het niet is geschied, omdat er geene
schuldvorderingen ten laste van Suriname bestaan. Maar eene wet wordt
voor de toekomst gemaakt; en waarom zouden er later geene schuld-
vorderingen ten laste van Suriname kunnen ontstaan...”
|
|
14 |
|
“...Art. 18.
68
De heer Godefroi: De nieuwe soluties van den Minister bevredigen
mij niet.
De Minister meent dat, als er later schuldvorderingen ten laste der
kolonie mogten ontstaan, de 2d0 alinea van dit artikel in mijn bezwaar
genoegzaam zal voorzien. Maar die 2de alinea zal op het geval nooit
kunnen, slaan; zij spreekt van overeenkomsten, waarin de Staat of
kolonie partij is; maar kan men zeggen, dat de Gouverneur aan zoo-
danige overeenkomst deel neemt, als hij koopt obligatien voortspruitende
uit publieke geldleeningen ten laste der kolonie? Ik vraag verder:
waarom heeft de wetgever het noodig geacht in art. 3 van het regerings-
reglement voor Nederlandsch Indie een afzonderlijk verbod omtrent
dergelijken aankoop op te nemen? Want in dat artikel vindt men ook
nog het verbod der 2de alinea.
Ten opzigte van pretentien van gewone schuldeischers. ten laste der
kolonie, heeft de Minister verwezen naar de comptapiliteitswet, die nog
niet is. Ik wil nog niet beslissen, of welligt in die wet...”
|
|
15 |
|
“...is zij voldoende? Het denkbeeld is toch dat de Gouver-
neur geen schuldvorderingen ten laste van de kolonie mag bezitten en
in eigendom hebben. Ik zal geen amendement voorstellen, maar ik vraag
aan den geachten afgevaardigde uit Amsterdam of aan den Minister,
of het voldoende is van koop te spreken en van niets meer.
De heer Fransen van de Putte, Minister van Koloniën: Ik geloof
den geachten afgevaardigde uit Gouda, den heer Hoffman, te kunnen
geruststellen door te zeggen, dat ik in de eerste alinea niets anders kan
lezen dan hei geen hij bedoelt.
De aanmerking van den anderen geachten afgevaardigde uit Gouda,
den heer de Brauw, is wat ver getrokken naar ik geloof. Ik zie ten
minste geene reden om een verbod te schrijven voor het geval, dat de
Gouverneur eenige schuldbrieven zou erven, want dan zou ook bepaald
moeten worden binnen welken termijn hij zich daarvan zou moeten
ontdoen en hoe die verkocht moeten worden. Men kan toch niemand van
zijn eigendom ontzetten. Zou het al hoogst moeijelijk...”
|
|
16 |
|
“...Art. 18.
70
Curasao.
Het eerste lid van art. 18 wordt gelezen als volgt:
Hij mag geen handel drijven, noch deel hebben aan dien van anderen,
noch in eenige onderneming van welken aard ook op de kolonie betrekking
hebbende of daarbinnen gevestigd.
Memorie van Toelichting.
(Algemeens Beschouwingen).
De eerste alinea van art. 18 van het Begeeringsreglement luidt als volgt:
„Hij (de Gouverneur) mag geen handel drijven, noch deel hebben in dien
van anderen, noch in schepen op of in de kolonie ten handel varende,noch
in ondernemingen van landbouw of nijverheid daar binnen gevestigd”.
Deze bepaliug is zeer onvolledig, eenerzijds omdat zij door speciaal aandeel
in reederijen te noemen, dat in vervoermiddelen te land (bijv. spoor- en
tramwegondernemingen) schijnt uit te sluiten en door bepaaldelijk landbouw
nevens nijverheid te noemen geacht kan worden mijnbouw uit te sluiten,
anderzijds omdat zij alleen slaat op ondernemingen in de kolonie gevestigd,
dus niet op die welke elders gevestigd zijn...”
|
|
17 |
|
“...75
Art. 19.
BERAADSLAGING IN DE TWEEDE KAMER
op 12 Mei (Suriname) 1865.
De heer Dumbar: Het komt mij voor, dat het denkbeeld, dat in dit
artikel ligt, niet geheel duidelijk is uitgedrukt. Tegen de eerste alinea
heb ik geen bezwaar. Maar in de tweede lees ik: „Hij, die na zijne
benoeming in den verboden graad van zwagerschap geraakt, behoudt
zijne bediening niet dan met vergunning des Konings.” De bedoeling is
dat wanneer de Gouverneur in verboden zwagerschap komt, hij zijne
betrekking zou moeten verlaten. Maar gesteld dat hij huwt met de
zuster van den gouvernements-secretaris, dan zullen niet alleen de
Gouverneur, maar ook de gouvernements-secretaris tot elkander in ver-
boden zwagerschap staan. Nu geloof ik niet, dat èn de Gouverneur èn
de gouvernements-secretaris in zoodanig geval hunne betrekking zouden
moeten nederleggen en dit zou uit het woord hij kunnen worden af-
geleid. Het is genoeg, dat-een der personen is weggeruimd; dan is,
dunkt mij, het gevaar geweken. Ik zou dus den Minister...”
|
|
18 |
|
“...Koning
belast, anderzijds.
Cura9ao.
[Gelijkluidend, behoudens:]
het ontbreken der komma achter „procureur-generaal”.
Memorie van Toelichting.
Suriname.
De voorgestelde wijziging van artikel 58 *) brengt mede dat in de eerste
alinea van artikel 19 de ondervoorzitter van den Raad van Bestuur uitdrukkelijk
genoemd worde. Overigens is de redactie dier alinea eenigszins verkort.
De Minister van Koloniën,
y. Dedem.
ONTWERP—1896
en
ONTWERP—1899.
Suriname. Curasao.
Gelijkluidend aan Ontwerp—1892, behoudens:
Gouverneur.
Memorie van Toelichting
bij Ontwerp—1899.
Suriname.
De hierboven sub 4° bedoelde wijziging van art. 58 brengt mede dat in
de eerste alinea van art. 19 de ondervoorzitter van den Raad van Bestuur
uitdrukkelijk genoemd worde.
Overigens is de redactie dier alinea eenigszins verkort.
De Minister van Koloniën,
Cbemer.
BERAADSLAGING IN DE TWEEDE KAMER
op 14 November (Suriname) en 16 November (Cura9ao) 1900.
Algemeene Beraadslaging.
Opgenoinen onder artikel 73.
Beraadslaging over artikel...”
|
|
19 |
|
“...Wanneer de Gouverneur door een plotselingen ziekte-
toestand buiten staat is geraakt om zijne waardigheid uit
te oefenen en om overeenkomstig art. 28bis het dagelijksch
beleid van zaken aan een ander op te dragen, tvorden de
in dit artikel opgenomen bepalingen eveneens toegepast,
met dien verstande echter, dat de Gouverneur, nadat hij
voldoende hersteld is, het bestuur weder op zich neemt en
daarvan bij proclamatie aan de ingezetenen kennis geeft.
Curasao.
[Gelijkluidend, behoudens:]
In de 5® en 8® alinea: „den Kolonialen Raad” in
plaats van: „de Koloniale Staten”.
Eerste en Tweede Ontwerp.
Suriname.
Wanneer er vermoeden bestaat, dat de gouverneur krankzinnig is,
belegt de procureur-generaal, of degene, die hem als ondervoorzitter
van den Raad van Bestuur vervangt, eene vergadering van dien raad,
opdat de gegrondheid van het vermoeden onderzocht worde.
De Raad van Bestuur, oordeelende dat daartoe termen bestaan, beveelt
het instellen van een geneeskundig onderzoek aan eene commissie, te
zamen...”
|
|
20 |
|
“...Abt. 20.
80
BERAADSLAGING IN DE TWEEDE KAMER
op 12 Mei (Suriname) 1865.
De heer Godefroi: In de tweede alinea van art. 20 wordt bepaald
dat de raad van bestuur, oordeelende dat daartoe termen bestaan, het
instellen beveelt van een geneeskundig onderzoek aan eene commissie,
te zamen gesteld uit de twee hoogst in rang aanwezige officieren van
gezondheid der zee- en landmagt en de stadsgeneesheeren. Er wordt hier
gesproken van stadsgeneesheeren in navolging van art. 17 van het regle-
ment voor Nederlandsch Indie. Maar ik vraag: waarom juist van stads-
geneesheeren en niet, zoo als in het reglement voor Curasao, van burger-
lijke geneesheer en ? Onderstel, dat er slechts één stadsgeneesheer is. Zal
dan deze bepaling kunnen worden toegepast? Zij spreekt immers van
de stadsgeneesheeren. Maar gesteld, er zijn in het geheel geene stads-
geneesheeren. Wat dan? Want de wet schrijft gebiedend voor, dat in
de commissie behalve de militaire artsen twee stadsgeneesheeren zullen
zitting hebben. Zijn die...”
|
|