1 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0016thm.jpg) |
“...bouwgronden. Van belang voor de cultuur is het lagere land, alwaar aan
de kust en langs de rivieren gelegen gedeelten, de plantages door dijken
gevrijwaard worden tegen het dagelijksche vloedwater en door de ach-
terdammen tegen overstrooming van moeraswater in den regentijd,
zoodat deze plantages polders vormen, wier eerste aanleg een reuzen-
werk is geweest.
Het geheel hoogere, waarschijnlijk vruchtbare binnenland ligt nog
onontgonnen, is bijna geheel onbewoond en ligt op ontginning te wach-
ten. Daarachter volgt een 15 k.m. breede gordel of zóne, die den over-
gang vormt tot het bergland, het zoogenaamde savannenland, bestaan-
de uit vlakten, met een zandbodem, met weinig boomgroei, doch met
allprtei gras en kleine struiken bedekt.
Dieper in het land volgt de derde zóne of hoogland waarin vele ri-
vieren ontspringen die aan de kust uitmonden en die als het ware de
eenige toegangswegen tot het binnenland vormen. Dat hoogere deel is
bijna geheel met wouden bedekt. Het hoogland is niet ...”
|
|
2 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0018thm.jpg) |
“...het bevel van
Rijk Hendriksz en andere schippers, waaromtrent hun bij Octrooi van
10 Juli 1602 vrijdom van convooi werd toegestaan.
In het laatst van de 16de eeuw schijnt men zich reeds in Pomeroon
te hebben gevestigd, de landstreek tusschen de rivieren Esseqnebo en
Monica, waartusschen de rivier Pomeroon stroomt. Deze rivier, in de
oude stukken Bouweron, Bauron, of Bauroma, later Poumeron en ein-
delijk door de Engelschen Pomeroon genaamd, is veel kleiner dan de
Esseqnebo en valt eenige mijlen ten N.W. van de monding van laatst-
genoemde bij Kaap Nassau in zee. De weinig beduidende nederzetting
behoorde stilzwijgend onder het Commandeurschap van Esseqnebo;
slechts enkele malen (van 1657—1670) en in 1686 werd daarover een
afzonderlijk Commandeur aangesteld. Toen de Nieuwe Colonie op Ise-
kepe, die men Nova Zeelandia noemde, werd gesticht, ging in 1658 als
commies-magazij nmeester en Ingenieur mede Comelis Goliat, die in
Pomeroon dadelijk aanving met het bouwen van een fort Nova Zee-...”
|
|
3 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0021thm.jpg) |
“...bekend is.
Posthouders of Uitleggers waren in het binnenland gevestigd om met
de Indianen geregelde handelsbetrekkingen te onderhouden (gewoon-
lijk waren zij gewezen soldaten).
Een goeden naam heeft Berbice lange jaren niet gehad. Gevoegd bij
de opstanden der slaven en het vermoorden van bewoners, sleepte des-
tijds een noodlottige ziekte vele honderden planters, soldaten en ma-
trozen soms onmiddeUijk na hun komst ten grave en de kolonie kwam in
een kwaden reuk. Daaraan herinneren ons de nu verouderde uitdruk-
kingen: „loop naar de Berbiesjes” en „hij is naar de Berbiesjes".
Ten slotte de kolonie Demerary1), welke haar naam aan de ge-
lijknamige rivier ontleent. Thans uit een handelsoogpunt de belang-
rijkste en meest bekende, is deze rivier vergeleken met de andere ri-
vieren een der kleinste, daar ze niet meer dan 200 mijlen lang is. Tot
1746 had men een eenvoudige handelspost in Demerary. Commandeur
Storm van 's Gravensande was de eerste die in dat jaar de aandacht
van de Bewindhebbers...”
|
|
4 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0023thm.jpg) |
“...BRITSCH GUYANA
13
(van 1796—1802) en weer Nederlandsch (1802—1803) om voor goed in
1803 onder Engelsch bestuur te komen. Bij de samenvoeging van De-
merary en Essequebo in 1812 werd tot hoofdstad der vereenigde kolonie
Demerary, Stabroek als hoofdstad aangewezen en ter eere van den Ko-
ning van Engeland in Georgetown verdoopt. Ten slotte werd in 1831
ook aan het zelfstandig bestaan van Berbice een einde gemaakt en deze
kolonie met Demerary vereenigd onder den naam van British Guiana.
Literatuur. Geschiedenis van de koloniën Essequebo, Demerary en Berbice, door P. M.
Netscher, 1888.
British Guiana, Handbook prepared under the Direction of the Historical Section
of the Foreign Office, 1920.
British Guiana, British Empire Exhibition Wembley, 1924.
The Story of Georgetown, door James Rodway, 1920.
Papers relating to the Preservation of Historic Sites and Ancient Monuments and
Buildings in the West-Indian Colonies. Colonial Reports. No. 84. (Cd. 6428)....”
|
|
5 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0027thm.jpg) |
“...deze laatste werd vrije aftocht ge-
gund, tezamen met het grootste deel der overigens weinig talrijke In-
diaansche bevolking.
De waarde welke de Compagnie aan Curasao hechtte bracht mede dat
het eiland versterkt werd en dat vooral op zoodanige wijze dat wat den
Nederlanders zoo gemakkelijk was gevallen, n.1. de St. Anna baai in te
stevenen, aan anderen zou kunnen worden belet. De vaste versterkingen
werden in een der eerste jaren van de XVIIIe eeuw aangevuld met een
ketting van 64 roeden lengte, ten einde den toegang tot de haven te
kunnen versperren; het huisje, aan den Westelijken oever der baai —
dicht bij den havenmond — waarin deze ketting was opgeborgen, is
GESCHIEDKUNDIGE ATLAS
2...”
|
|
6 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0029thm.jpg) |
“...dat de Hol-
landers met vijandige bedoelingen kwamen, ontruimd.
Een ander dorp, Ascensión, strekte tot woonplaats aan een
aantal Indianen. Een derde nederzetting, S t. Jan, werd door Pierre
Le Grand, den bevelhebber der troepen onder van Walbeeck, op een
tocht naar H a t o bezocht en in brand gestoken. Op een eerderen tocht
van uit het Schottegat had men ergens brieven gedeponeerd, om de in-
woners „tot onze vriendschap uit te noodigen” (Brievegat).
Voor de troepen werd een kamp afgepaald, iets ten Oosten van Sta
Anna, waar men tuintjes en putten had gevonden. In 1635 werd deze
legerplaats (Groot Kwartier) ter wille van de concentratie ver-
laten en een kleinere op een heuvel ingericht (Klein Kwartier).
Op het einde van dit jaar waren, op enkele manschappen na, die in het
kleine kwartier waren achtergelaten om de Indianen in het oog te hou-
den, de troepen reeds verplaatst naar de inmiddels aan den ingang der
St. Annabaai opgeworpen versterking.
De naam A s i e n t o herinnert aan het slavendepót...”
|
|
7 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0031thm.jpg) |
“...HET EILAND CURASAO
21
Spaansch punta —verpapiamentscht tot Poenda, is de naam geworden
van de geheele oude vestiging langs de Sta Annabaai, tot het Waaigat.
Van Walbeeck liet direct aan de Punt een bolwerk opwerpen, maar
zag in dat een waardevolle versterking geheel uit steen zou moeten
worden opgemetseld en liet op 8 Maart 1635 een aan vang maken met
den bouw van een vijfhoekig fort aldaar, met bastions aan de hoekpun-
ten. Hierin werd nog vóór het einde des jaars vrijwel de geheele mi-
litaire macht samengetrokken.
Het fort Amsterdam, of de hoofdforteres, werd naar de ge-
woonte dier tijden tevens de zetel van het bestuur; hier werden de
landskantoren, de kerk, enz. gevestigd. Wat zich daarbuiten, naar het
Noorden toe, ontwikkelde als woonplaats van particuliere kolonisten
en als handelskwartier werd in het midden der XVIIe eeuw, naar een
der vorsten uit het Huis van Oranje, de Willemstad genoemd,
een stadje dat door muren was omringd. Eerst in 1932 kreeg het geheele
bebouwde gebied in...”
|
|
8 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0032thm.jpg) |
“...stukken. De forteres zelf was oud en bouwvallig. Ook
onder Juan Pedro van Collen (1731—1738) werd met de hulp van met-
selaars uit het moederland eenig herstellingswerk uitgevoerd. Een eigen-
aardige regeling van die dagen was dat herstellingen aan den stads-
muur, de wachthuizen, enz. werden bekostigd uit de defensiekas; de
aanzienlijken — uit wier midden ook de burgercommandant werd ge-
kozen — konden hun wachtdiensten afkoopen en wat er na betaling
van gehuurde plaatsvervangers overbleef, kwam ten goede aan het hier-
boven bedoelde onderhoud.
Intusschen was er van de plannen van 1735, althans wat de stad be-
treft, tien jaar later nog niet veel tot uitvoering gekomen. Eerst de Di-
recteur Isaac Faesch (1740—1758) kreeg in 1752 opdracht om een door
hem in 1748 ingediend plan te doen uitvoeren. Na mislukte pogingen
om met particuliere aannemers tot een regeling te komen, nam de Com-
pagnie in 1756 het werk zelf ter hand, dat ook een uitbreiding der stad
omvatte. In 1774 achtte de Directeur...”
|
|
9 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0037thm.jpg) |
“...ander gebied is Otrabanda eveneens in belangrijkheid toegenomen;
een deel der Politietroepen, die door de reorganisatie van 1927 den
garnizoensdienst van de vroegere tot het Indisch leger behoorende be-
zetting hadden over te nemen en na de gebeurtenissen van 1929 met
een detachement Mariniers zijn versterkt, is in een woningcomplex
op Mundo Nobo ondergebracht, terwijl op Plantersrust het voormalige
militair hospitaal is verbouwd geworden tot een blok dienstwoningen
voor ambtenaren. Mundo Nobo ten slotte is ook de plaats waarheen de
bevolking zich begeeft om verrichtingen op sportgebied te aanschou-
wen ; het voetbalterrein daar in de buurt is ter gelegenheid van het 25
jarig Regeeringsjubileum van H. M. de Koningin met een decoratieve
toegangspoort verfraaid.
Pietermaai is aan de zeezijde een gaping in de bebouwing blijven ver-
toonen, ter plaatse waar de orkaan van September 1877 zijn grootste
verwoesting heeft aangericht.
Twee van de drie stadsparochies liggen in Otrabanda, die van de...”
|
|
10 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0038thm.jpg) |
“...tegenwoordige
hoofdstad van Venezuela bij haar stichting in 1567 door Diego de Lo-
sada den naam Santiago de Leon de Cardcas (Santiago schutspatroon
van Diego, Leon naar den toenmaligen gouverneur Pedro Ponce de
Leon). Laguaira, de tegenwoordige haven van Cardcas, gesticht in 1588,
werd door onze XVI Ie eeuwsche zeevaarders en geographen niet ge-
noemd; zij spraken steeds van het 15 mijl ten W. van Kaap Caldera
dus op dezelfde plaats als Laguaira — gelegen fort van Carakas (ook
Carakes, Caraquez of Caraco) waar het slecht landen was, behalve in een
kleine kreek recht vóór het fort. De kust van Venezuela ten W. van
Kaap Caldera noemden zij ook de kust van Caraquez. In 1634, bij de...”
|
|
11 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0040thm.jpg) |
“...versterkt, uit vrees
dat de Republiek in den Fransch-Engelschen oorlog zou betrokken
worden, maar de Engelschen maakten zich het volgende jaar meester
van de Piscaderabaai, waar de bezetting bestond uit 13 man.
De natuurlijke havens aan de Zuidkust — de lijzijde — van Curasao,
bevorderlijk voor het scheepvaartverkeer, maar óók gunstig gelegen
aangrijpingspunten voor een buitenlandschen vijand, toen Europeesche
mogendheden elkander nog in de Caraibische Zee bevochten, zijn vooral
in den jongsten tijd ten goede gekomen aan de economische ontwik-
keling van het eiland. Sedert 1925 zijn ook in de Piscaderabaai en
de Bullenbaai etablissementen van het Cura5aosche petroleum-
bedrijf gesticht.
Het Binnenland.
Toen in 1634 de Hollanders op Curasao kwamen, bestond er een
dorpje Santa Cruz —bij de St. Kruisbaai—en het was daarheen
dat de Indianen van Sta. Anna de wijk namen, toen van Walbeeck
met zijn vloot was verschenen. Pierre Le Grand, die het eiland ex-
ploreerde, bezocht ook Sta Martha en Sta Maria...”
|
|
12 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0068thm.jpg) |
“...Engelschen genomen
en evenals op eerstgenoemd eiland maakten ook de Franschen er aan-
spraak op; bij den vrede werden beide eilanden aan Nederland toege-
wezen als „un acte de pure grace” van de zijde van Lodewijk XIV, die
in 1667 last gaf tot evacuatie en restitutie.
In den oorlog van 1672 verloren wij Tobago weder aan de Engelschen
en in 1677 werd het door de Franschen verwoest. Intusschen hadden de
Lampsins — in 1676 — ook van hun aanspraken op dit eiland tegen
schadevergoeding afstand gedaan, ten behoeve van Amsterdam.
ZtP
-O 7? ^ ^...”
|
|
13 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0072thm.jpg) |
“...gunstige resultaten leidden deze transac-
ties niet; reeds in 1694 werd St. Thomas, in 1698 de factorij in Afrika,
weder onder Compagniesbestuur gebracht.
Intusschen was de positie der Compagnie opnieuw geregeld bij het
octrooi van 1697, dat zoowel in de occupatie van St. Thomas voorzag —
evenals van St. John en eventueel andere eilanden — als in de vestiging
ter kuste van Guinee (Christiansboig).
Op het einde der XVIIe eeuw waren de planters op St. Thomas nog
grootendeels van Nederlandsche afkomst, ten deele kolonisten van St.
Eustatiusen Saba derwaarts gekomen. Het aantal plantages bedroeg in
1691 101, meest katoenplantages, het aantal slaven nog maar 555. Na
1700 werd suiker het voornaamste product; in 1715 was het aantal
plantages gestegen tot 160, het getal der slaven tot 3042.
Met den slavenaanvoer was het nimmer naar wensch gegaan; van
1687 tot 1709 waren 25 slavenschepen van Afrika aangekomen, waar-
onder 9 Zeeuwsche. Nederlandsche „lorrendraayers” hadden de meeste
slaven aangebracht....”
|
|
14 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0073thm.jpg) |
“...regelmatige handels-
verkeer van beteekenis is geworden, maar de kolonisatie onzer drie
eilanden heeft zich voltrokken in een tijd toen het verkrijgen van tro-
pische landbouwproducten het hoofddoel was en de havenaccomodatie
niet aan hooge eischen behoefde te voldoen.
Wederom werden de aangelegenheden der Compagnie opnieuw ge-
regeld, in 1732 door een voorloopig, in 1734 door een definitief nieuw
octrooi. Het tusschenliggende jaar 1733 was er een waarin belangrijke
gebeurtenissen plaats hadden. Ten eerste werd in dat jaar St. Croix,
het grootste der drie eilanden, in 1695 door de Franschen verlaten en
sedert door niemand bezet, van Frankrijk gekocht; de eerste Deensche
Gouverneur en een aantal kolonisten kwamen in 1734 op het tot een
wildernis geworden eiland aan. Verder had in 1733 St. John te lijden on-
der een oproer onder de slaven, ontevreden geworden vooral door ge-
brek aan voedsel na droogte en misoogst. Tevoren waren geen ernstige
ongeregeldheden onder de slaven voorgekomen; een...”
|
|
15 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0074thm.jpg) |
“...heeft het Negerhollandsch in onbruik
doen geraken. Het Nederlandsch zelf werd in 1827 door het jongere ge-
slacht der blanken op St. Thomas niet meer gesproken.
Hoewel Charlotte Amalia een prachtige haven heeft en in
1724 aan de inwoners van St. Thomas vrije handel met vreemde lan-
den werd toegestaan, heeft het lang geduurd voordat het scheepvaart-
verkeer van beteekenis werd. Ook bleef de suprematie der Nederland-
sche vlag lang bestaan; in 1736 kwamen er 8 Nederlandsche schepen op
de reede ten anker, tegen één Deensch schip Het Nederlandsche kapi-
taal had groote belangen op de Deensche eilanden; in 1772 hadden Am-
sterdamsche huizen voor ruim 9 miljoen gulden aan hypotheken op die
eilanden uitstaan. De opkomst van St. Thomas als haven dagteekent
van na de verovering van St. Eustatius door de Engelschen in 1781.
De haven van St. Thomas biedt geen voldoende beschutting in het
seizoen der orkanen — tusschen half Juni en half October — gedurende
welken tijd voor de scheepvaart steeds v...”
|
|
16 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0080thm.jpg) |
“... gouwen.
• „ 3. De ontwikkeling der Christelijke kerk in den Frankischen tijd.
• „ 4. Lotharingia Inferior in Frisia omstreeks 1080.t
t Deze drie kaarten bevinden zich te zamen op één blad.
4. *De Gewesten van Noord- en Zuid-Nederland in 1300, door A. A. Beekman. In 2
bladen. Tweede druk.
S. Holland, Zeeland en Westfriesland in 1300, door A. A. Beekman. In 6 bladen.
•Blad 1. Holland’s Noorderkwartier.
•Blad 2. Holland ten zuiden van het IJ (noordelijk gedeelte).
•Blad 3. Cartons bij blad 2. (1. Wendeldijk; 2. Amsterdam in 1425; 3. Haar-
lem in 1375).
•Blad 4. Holland ten zuiden van het IJ (zuidelijk gedeelte).
•Blad 5. Cartons bij blad 4. (I. Toestand aan de noordzijde van den Maas-
mond; 2. Bedijkingen in Schieland langs de Merwede).
•Blad 6. Zeeland.
6. De Marken van Drente, Groningen, Overijsel, Gelderland en Utrecht. In 20 bladen.
•Blad 1—4: Drente, Westerwolde, enz., door B. M. de Jonge van Ellemebt en
J. Gr. C. JOOSTING. , ■ „ ,
•Blad 5—20: Gelderland, door A. H. Martens van Sevenhoven...”
|
|