1 |
|
“...een sterke neiging om zich van het on-
profijtelijke plantagebezit door verkoop te ontdoen.
De Directeur Mr. Jacob Beck vond reeds de Compagnie’s plantages
in vervallen staat en bij het optreden van Van Beuningen in 1716 was
alleen Hato nog in eigen beheer; de rest was verkocht of verhuurd.
Laatstgenoemde plantage, de verblijfplaats der Compagnie’s slaven,
is langzamerhand een buitenverblijf geworden voor de Directeuren
of Gouverneurs.
Van Beuningen liet een aan vang maken met de cultuur van pinda of
grondnoten (Cura$aosche mangelen); onder zijn bewind zijn nog een-
maal pogingen aangewend om den wegens geringen regenval en con-
stanten krachtig waaienden wind (N.O. passaat) weinig belovenden
landbouw ter hand te nemen. Na 1720 echter is er geen sprake meer van
tabak, indigo en katoen; alleen bleef Sta Cruz nog suiker leveren.
Malpais (= oneffen en onvruchtbaar terrein) heeft eenige malen
een rol gespeeld in de geschiedenis der krijgsbedrijven op Cura9ao. Een
vrij hooge berg en een enge...”
|
|
2 |
|
“...terwijl de
imping van het oproer aan den kant van het gezag aan drie personen
het leven had gekost. Bijzonder verdienstelijk had zich de pastoor
Schinck gemaakt, die met groote onverschrokkenheid met de negers in
hun kamp onderhandelingen had gevoerd. Het oproer eindigde met een
algemeen pardon, maar niet dan nadat een dertigtal muiters waren ter
dood gebracht.
Het is onder den Gouverneur van Raders geweest dat voor het laatst
ernstige pogingen zijn aangewend om naast die van oranje-appelen en
pinda, resp. dagteekenend uit de XVIIe en de XVIIIe eeuw, anderen
cultures — pita, katoen, aloë, cochenille — tot ontwikkeling te brengen.
Ook het sigarenmaken en het vlechten van stroohoeden werd onder het
bestuur van genoemden bewindsman ter hand genomen. Het hoeden-
vlechten kwam onder Rammelman Elsevier tot zekeren bloei. Cactus
en agave zijn de meest op Curasao voortkomende planten; omstreeks
1900 werd de sisal ingevoerd, welke in 1910 en volgende jaren door een
met steun uit de openbare kas werkende...”
|
|