1 |
|
“......................................... 3
Britsch Guyana............................................... 8
W. R. Menkman, De beneden- en bovenwindsche eilanden.
Het eiland Cura9ao.......................................... 17
Het eilandje klein Curasao.................................. 32
Het eiland Aruba............................................ 34
Het eiland Bonaire.......................................... 38
Het eiland Sint Eustatius . . .............................. 42
Het eiland Sint Martin (Nederlandsch gedeelte).............. 49
Het eiland Saba............................................. 55
Het eiland Tobago........................................... 58
De eilanden St. Thomas, St. Croix en St. John (Virgin
Islands U.S.A.) .................................... . 60
Het eiland Tortola (Britsch Virgin Islands)................. 66 ^...”
|
|
2 |
|
“...expeditie uit — ditmaal met de hulp van
Zeeuwen en onder een Compagnie’s dienaar, die in Brazilië werkzaam
was geweest — welke echter evenmin tot een geslaagde vestiging leidde;
op enkelen na werden de kolonisten door Indianen van St. Vincent ver-
moord.
Kort na het midden der XVIIe eeuw werden kolonisatiepogingen ge-
daan door den Hertog van Koerland en door Vlissinger kooplieden, te-
gelijkertijd en onafhankelijk van elkaar, of liever in concurrentie met
elkaar. De uit de geschiedenis van St. Martin bekende broedersAdriaen
en Comelis Lampsins verkregen in 1655 van Heeren XIX „vrijheden en
exemptiën” als patroons van Tobago. Hun menschen maakten zich van
het fort der Koerlanders meester en protesten van den Hertog — bij de
Engelsche Regeering — hadden geen uitwerking.
Lodewijk XIV — die ook aanspraken meende te hebben — be-
leende de Lampsins met het eiland en Karel II van Engeland bevestigde
later hun titel; de patroons konden zich zoodoende Baronnen van To-
bago noemen.
Tegelijk met St...”
|
|
3 |
|
“...beide andere eilanden, werden ontdekt in 1493,
op Columbus’ tweede reis. Indiaansche bevolking vonden de Spanjaar-
den er niet — of althans geen bevolking van eenige beteekenis — en dit
is de reden waarom deze eilanden in de XVIe eeuw geen geschiedenis
hebben. In den aanvang der XVIIe golden zij voor onbewoond.
Nederlandsche kolonisten zetten zich neer op St. Croix terzelfdertijd
als op St. Martin — dus omstreeks 1625 — en wel tezamen met Engel-
sche. In 1645 uitgebroken twisten tusschen de Europeanen op het ei-
land — destijds circa 600 zielen — leidden tot den uittocht der Neder-
landers — naar St. Martin en St. Eustatius — en van de aan hun zijde
staande Franschen naar Guadeloupe. De Engelschen, die nu het rijk
alleen hadden, werden evenwel in 1650 verdreven door de Spanjaarden,
welke laatsten echter kort daarop het veld moesten ruimen voor de
Franschen, die tot 1695 op het eiland bleven. Van 1651 tot 1664 werd
het eiland namens Lodewijk XIV bestuurd door de Malthezer Ridders;
in 1695 verhuisden...”
|
|
4 |
|
“...ch — in notarieele acten. Omstreeks het midden der XVIIIe
eeuw was Nederlandsch als spreektaal op St. Croix door het Engelsch
overvleugeld, onder den invloed der vele kolonisten van Engelsche af-
komst. Er woonden daar in 1741 300 Engelschen; in 1742 waren er 264
plantages, het aantal slaven bedroeg in laatstgenoemd jaar 1906, in
1745 echter 2878. Onder de kolonisten van Nederlandsche afkomst op
St. Croix behoorde in dien tijd de familie Heyliger, uit de geschiedenis
van St. Eustatius en St. Martin zoo wel bekend; haar slavenbezit op het
Deensche eiland bedroeg in 1753 670. Bij het begin der Deensche oc-
cupatie waren eenige Duitsche gezinnen naar St. Croix getrokken, die
echter als kolonisten geen voldoening gaven. Werd dus dit eiland bevolkt
door een meerderheid van Engelsche en een minderheid van Neder-
landsche kolonisten, de slaven brachten er hun Negerhollandsch mede.
Ook de Duitsche zending, die in 1756 haar arbeid onder de negers op
de Deensche Antillen aanving, bediende zich u...”
|
|