1 |
|
“...BRITSCH GUYANA
9
landia eenige mijlen hoog op de rivier, van het vlek Nieuw Middelburg
en van het Huis ter Hooge * 1), welke vestigingen nimmer geheel zijn vol-
tooid.
Na de plundering door een Fransch kaper op 30 April 1689 besloot de
vergadering van Tienen 2 *), in haar zitting van 15 November 1689 die
kolonie op te geven en er slechts drie man met een Compagniesvlag
achter te laten, terwijl de nog overgebleven compagniesgoederen naar
Essequebo werden overgebracht.
Toen in 1621 de West-Indische Compagnie werd opgericht was Ise-
kepe, zooals men de kolonie Essequebo destijds noemde, reeds
een gevestigde kolonie, waarover in 1624 als de eerste Commandeur
werd benoemd, Jacob Canyn. De Essequebo, de grootste rivier in
Britsch Guyana, werd door Bleau de „nobilissimus fluvius” genoemd en
ontleent zijn naam aan een der officieren van Columbus, Don Juan
Essequibel. Sir Walter Raleigh noemde haar Dessekeber, de Zeeuwen
Isekepe. Talrijke eilanden liggen in de rivier en aan de monding, waar-
van...”
|
|
2 |
|
“...periode volgde in 1807, na de beruchte ver-
rassing op den nieuwjaarsmorgen. Er is bij die gelegenheid gebruik ge-
maakt van stormladders, met behulp waarvan Brisbane als eerste het
fort binnenkwam.
Op 27 Januari 1816 kwam de Vice Admiraal Albert Kikkert, aan
wien den weidschen titel van Gouverneur Generaal was verleend, het
bestuur over Cura9ao, Aruba en Bonaire (1816—1819) ovememen. Hij
betrok het Gouvernementshuis, dat hij bouwvallig bevond
en niet geschikt om als ambtswoning te dienen voor een man van zijn
rang. Het moederland had zich bereid verklaard in de militaire kosten
bij te dragen en de nieuwe landvoogd bracht al reeds een niet onaan-
zienlijk garnizoen mede.
Na een bezoek — in 1825 — van den bekenden generaal C. R. Th.
Baron Krayenhoff, den gewezen Minister van Oorlog onder Koning
Lodewijk, later lid van Napoleon’s Raad van fortificatiën, werd de
vestingbouw weder ter hand genomen; in 1827 kreeg het Waterfort
zijn tegenwoordige gedaante.
Onder het bestuur van den Gouverneur Jhr...”
|
|
3 |
|
“...toevende landgenooten, in het Waterfort wist binnen te dringen — waar
op dat oogenblik een veertigtal Nederlandsche militairen aanwezig
waren — en zich wist meester te maken van de sterkte, met den zich
daarin bevindenden voorraad wapenen en ammunitie. Urbina zag zijn
eisch van vrijen aftocht, met zijn manschappen en het vermeesterde
wapentuig, door den Gouverneur L. A. Fruytier (1928—1929) inge-
willigd, in verband waarmede pogingen om het fort te hernemen — er
waren daar buiten nog circa honderd man van het garnizoen op vrije
voeten — of op andere wijze tegen de Venezolanen op te treden, werden
nagelaten. Het toegeven aan Urbina’s ultimatum is later door de ver-
antwoordelijke autoriteiten gemotiveerd geworden, als het eenige mid-
del om plundering en brandstichting te voorkomen.
Deze coup de main van een Venezolaansch revolutionnair heeft het
leven gekost aan drie Nederlandsche militairen — behalve eenige ge-
wonden, militairen en burgers — terwijl er niet van eenige verliezen bij
de tegenpartij...”
|
|
4 |
|
“...HET EILAND CURAQAO
29
expeditie tegen Curasao, werd van af het jacht de Brack „het dorp" aan
die kust verkend; er lag een tiental schepen.
Vóór de komst der Hollanders op Curasao was Santa Barbara een
vestigingsplaats geweest. Van Walbeeck vond er een zoutpan en een
vervallen kerkje; dit laatste liet hij door 100 man van zijn troepen be-
zetten, toen in October 1634 het gevaar scheen te dreigen dat de Span-
jaarden van den vasten wal een poging zouden doen om het eiland te
hernemen. In Augustus had er bij Sta Barbara een schermutseling
plaats gehad met de Indianen. Begin 1635 kon de bezetting van Sta
Barbara worden opgeheven.
In 1673 was er een blokhuis aan de Caracasbaai en een batterij; de
Franschen namen er bezit van toen zij in Maart van dat jaar aan de
baai waren geland. Na enkele dagen verheten zij Sta Barbara, zonder
verder op het eiland iets van belang te hebben ondernomen.
Toen in 1701 oorlog met Engeland dreigde werd de haven van Sta
Barbara versperd door in den toegang een met...”
|
|
5 |
|
“...nog altijd niet in voldoenden staat
van verdediging te verkeeren. Bresseau, die zoogenaamd het eiland te-
gen de Engelschen zou beschermen, kon zonder moeite de St. Michiels-
baai bezetten. De Directeur Lauffer rukte wel, toen het te laat was,
met 500 man uit de stad op St. Michiel aan, maar trok spoedig onver-
richter zake terug en de Franschen scheepten zich in de St. Michiels- en
de Piscaderabaai weder in, omdat de Engelschen intusschen over ver-
sterkingen waren komen te beschikken.
Wel werd in 1803 het fort aan de St. Michielsbaai versterkt, uit vrees
dat de Republiek in den Fransch-Engelschen oorlog zou betrokken
worden, maar de Engelschen maakten zich het volgende jaar meester
van de Piscaderabaai, waar de bezetting bestond uit 13 man.
De natuurlijke havens aan de Zuidkust — de lijzijde — van Curasao,
bevorderlijk voor het scheepvaartverkeer, maar óók gunstig gelegen
aangrijpingspunten voor een buitenlandschen vijand, toen Europeesche
mogendheden elkander nog in de Caraibische Zee...”
|
|