1 |
|
“...geheele driehoek tus-
schen Accarigebergte, Coerini en Nieuwe rivier als grondgebied van
Britsch Guyana. Ofschoon deskundigen al sedert een derde van een
eeuw op de rechtmatige aanspraken van Nederland op dit betwiste ge-
bied hebben gewezen en de laatste onderzoekingstocht naar het binnen-
land, in 1925, duidelijk heeft aangetoond dat de voortzetting van de
Corantijn de Nieuwe rivier is, heeft de Nederlandsche regeering deze
aangelegenheid nog steeds niet tot een bevredigende oplossing gebracht.
Kon men in de Indische Mercuur van 18 Januari 1896 nog lezen van:
„Een verwaarloosd erfdeel” * 1), waarbij de onvermoeide strijder voor
Suriname, Frederik van Eeden een kaart had geteekend, aanduidende
als een groote donkere vlek het nog onbekende land in het gebied van
Suriname, sedert de laatste dertig jaren is men stelselmatig in het bin-
nenland doorgedrongen met het doel dit te onderzoeken en in kaart te
brengen en het „Darkest Surinam” is van de kaart verdwenen.
Na een voorloopig onderzoek van...”
|
|
2 |
|
“...vlakten, met een zandbodem, met weinig boomgroei, doch met
allprtei gras en kleine struiken bedekt.
Dieper in het land volgt de derde zóne of hoogland waarin vele ri-
vieren ontspringen die aan de kust uitmonden en die als het ware de
eenige toegangswegen tot het binnenland vormen. Dat hoogere deel is
bijna geheel met wouden bedekt. Het hoogland is niet vulkanisch; de
bodem bestaat voor een groot deel uit graniet en gneisgesteenten.
vierges de la Guyane hollandaise, 1905, alsmede Tijdschrift van het Kon. Ned. Aardr. Ge-
nootschap, Februari 1899.
2. Coppename-Expeditie 5 Aug.—28Nov. 1901. Leider L. A. Bakhuis. T.K.N.A.G. Vol.
XIX, 1902. _ .
3. s^ramawi.Kipftditie 31 Oct. 1902—27 April 1903. Leider A. J. van Stockum
T.K.N.A.G. VoL XXI, 1904.
4. Gonini-Expeditie 28 Juli 1903—8 Jan. 1904. Leider A. Franssen Herderschee
T.K.N.A.G. Vol. XXII, 1905.
5. Tapanahoni Expeditie 5 Juli—1 Dec. 1905. Leider A. Franssen Herderschee.
T.K.N.A.G. Vol. XXII, 1905. _
6. Toemoek Hoemak-Expeditie 3 Juli—24 Nov. 1907...”
|
|
3 |
|
“...20
DE BENEDEN- EN BOVENWINDSCHE EILANDEN
^r
Onder het bestuur van den Directeur Johan Rudolf Lauffer (1796—
1803) werd het fort Nassau gebouwd. Dat deze versterking groote
waarde had kan büjken uit het feit dat in 1803, terwijl op Curasao de
weder ingetreden oorlogstoestand nog niet bekend was, door den En-
gelschen scheepsbevelhebber Tucker een plan was beraamd om zich
bij verrassing van dit punt meester te maken, een plan dat echter tijdig
verijdeld kon worden. Tijdens het Engelsche tusschenbestuur, van 1800
tot den vrede van Amiens in 1802, had het fort den naam St. George
gedragen. In 1807 heette het Republiek; in laatstgenoemd jaar werd
het door den commandant. Balfour van Burleigh, op last van zijn schoon-
vader, den Directeur Mr. Pierre Jean Changmon (1804—1807) overge-
geven aan de Engelschen, die zich op den nieuwjaarsmorgen van de
y. / hoofdforteres hadden meester gemaakt.
.mi I. Valent ij n was eenmaal het eigendom van den Directeur Mr. Pe-
trus Bemhaxdus van Starckenborgh...”
|
|
4 |
|
“...tien jaar later nog niet veel tot uitvoering gekomen. Eerst de Di-
recteur Isaac Faesch (1740—1758) kreeg in 1752 opdracht om een door
hem in 1748 ingediend plan te doen uitvoeren. Na mislukte pogingen
om met particuliere aannemers tot een regeling te komen, nam de Com-
pagnie in 1756 het werk zelf ter hand, dat ook een uitbreiding der stad
omvatte. In 1774 achtte de Directeur Jean Isai Claris Rodier de la
Brugière (1762—1781) de verdediging nog altijd niet voldoende; bij
zijn aftreden echter kon het werk als voltooid worden beschouwd. On-
der Rodier’s bestuur bereikte Curasao het toppunt van zijn bloei als
stapelplaats voor de Spaansche koloniën; het eiland dankte die positie
mede hieraan dat de vestiging goed versterkt en verdedigbaar was.
Dezelfde bewindsman trok zich ook het onderwijs aan. De Com-
pagnie zorgde slechts voor de aanwezigheid van een schoolmeester, te-
vens voorzanger en aanspreker en in de XVIIIe eeuw bleef deze ge-
combineerde functie zelfs nogal eens vacant. De burgers...”
|
|
5 |
|
“...dorp" aan
die kust verkend; er lag een tiental schepen.
Vóór de komst der Hollanders op Curasao was Santa Barbara een
vestigingsplaats geweest. Van Walbeeck vond er een zoutpan en een
vervallen kerkje; dit laatste liet hij door 100 man van zijn troepen be-
zetten, toen in October 1634 het gevaar scheen te dreigen dat de Span-
jaarden van den vasten wal een poging zouden doen om het eiland te
hernemen. In Augustus had er bij Sta Barbara een schermutseling
plaats gehad met de Indianen. Begin 1635 kon de bezetting van Sta
Barbara worden opgeheven.
In 1673 was er een blokhuis aan de Caracasbaai en een batterij; de
Franschen namen er bezit van toen zij in Maart van dat jaar aan de
baai waren geland. Na enkele dagen verheten zij Sta Barbara, zonder
verder op het eiland iets van belang te hebben ondernomen.
Toen in 1701 oorlog met Engeland dreigde werd de haven van Sta
Barbara versperd door in den toegang een met steenen geladen scheepje
te doen zinken. De Directeur N. van Beek het aan de oostzijde...”
|
|
6 |
|
“...30
DE BENEDEN- EN BOVENWINDSCHE EILANDEN
len voor om gesloten forten te bouwen aan de Piscadera-, St. Michiel-
en St. Kruisbaaien. In 1800, dus bijna een eeuw later, bleken de strate-
gische punten aan de Zuidkust echter nog altijd niet in voldoenden staat
van verdediging te verkeeren. Bresseau, die zoogenaamd het eiland te-
gen de Engelschen zou beschermen, kon zonder moeite de St. Michiels-
baai bezetten. De Directeur Lauffer rukte wel, toen het te laat was,
met 500 man uit de stad op St. Michiel aan, maar trok spoedig onver-
richter zake terug en de Franschen scheepten zich in de St. Michiels- en
de Piscaderabaai weder in, omdat de Engelschen intusschen over ver-
sterkingen waren komen te beschikken.
Wel werd in 1803 het fort aan de St. Michielsbaai versterkt, uit vrees
dat de Republiek in den Fransch-Engelschen oorlog zou betrokken
worden, maar de Engelschen maakten zich het volgende jaar meester
van de Piscaderabaai, waar de bezetting bestond uit 13 man.
De natuurlijke havens aan de...”
|
|
7 |
|
“...steenen opgericht, welke bij dag en helder weer op twee mijl af-
stands zichtbaar was; eerst onder Elsevier verrees een eigenlijke vuur-
toren, Prins Hendrik genaamd. Onder het bewind van den Gouverneur
H. B. Kip (1877—1880) kwam de tegenwoordige lichttoren tot stand.
Inmiddels was door een toeval in 1871 door den reeds eerder genoem-
den Engelschman J. Godden ontdekt dat een dikke laag „guano" van
hoog gehalte, afkomstig van de zeevogels, het eilandje bedekte. God-
den verkreeg concessie en hij kon de ontginning met voordeel gedurende
17 jaar voortzetten. De orkaan van 1877 heeft wijziging gebracht in
den ankergrond, welke zich vroeger aan de lijzijde van het eilandje
bevond.
Thans is Klein Curasao verlaten; behalve de wachters van den vuur-
toren, die wat geiten houden, woont er niemand.
GESCHIEDKUNDIGS ATLAS
3...”
|
|