Your search within this document for 'juli' resulted in seven matching pages.
1

“...bestaat voor een groot deel uit graniet en gneisgesteenten. vierges de la Guyane hollandaise, 1905, alsmede Tijdschrift van het Kon. Ned. Aardr. Ge- nootschap, Februari 1899. 2. Coppename-Expeditie 5 Aug.—28Nov. 1901. Leider L. A. Bakhuis. T.K.N.A.G. Vol. XIX, 1902. _ . 3. s^ramawi.Kipftditie 31 Oct. 1902—27 April 1903. Leider A. J. van Stockum T.K.N.A.G. VoL XXI, 1904. 4. Gonini-Expeditie 28 Juli 1903—8 Jan. 1904. Leider A. Franssen Herderschee T.K.N.A.G. Vol. XXII, 1905. 5. Tapanahoni Expeditie 5 Juli—1 Dec. 1905. Leider A. Franssen Herderschee. T.K.N.A.G. Vol. XXII, 1905. _ 6. Toemoek Hoemak-Expeditie 3 Juli—24 Nov. 1907. Leider C. H. de Goeje T.K.N.A.G. Vol. XXV, 1908. ^ tt 7. Suriname-Expeditie 30 Juni 20 Nov. 1908. Leider J. G. W. J. Eilerts de Haan. T.K.N.A.G. Vol. XXVII, 1910. 8. Corantijn-Expeditie 19 Juni 1910—2 April 1911. Leider alsvoren en C. Kayzer T.K.N.A.G. Vol. XXIX, 1912. . _„ 9. Wilhelminagebergte-Expeditie 5 Jan 1925—24 Nov. 1926. Leider G. Stahel .T.K.N. A.G. Vol. XLIII en...”
2

“...Esseqnebo Sir Benjamin D’Urban op 21 Juli 1831 tot Gou- verneur werd benoemd, met den titel van: „Governor and Commander- in-Chief- in and over the Colony of British Guiana, comprising the colo- nies of Demerara, Esseqnebo and Berbice, and their dependencies; Vice-Admiral of the same Colony, etc.” De voormalige Nederlandsche koloniën zijn thans „counties” van Britsch Guyana. De oudste vestiging van Nederlanders in het tegen- woordige Britsch Guyana was in de kolonie Pomeroon, het meest westelijke gedeelte van het land. Bij bovenaangehaalde koloniën wordt zij niet meer genoemd, aangezien zij als afzonderlijke kolonie had opgehouden te bestaan en deel uitmaakte van Esseqnebo. Het wa- ren voornamelijk Zeeuwsche kooplieden als Jan van Pere, Van Rhee, De Moor, Lampsins, De Vries en Van Hoorn, die de kust van Guyana en de daarbij gelegen eilanden hadden laten bevaren onder het bevel van Rijk Hendriksz en andere schippers, waaromtrent hun bij Octrooi van 10 Juli 1602 vrijdom van convooi werd toegestaan...”
3

“...dit fort staat nog de bouwval. De Hollandsche kerk op dat eiland is in handen van de Anglicaansche kerk x) overge- gaan. De Directeur-Generaal van Essequebo en onderhoorige rivieren, Lau- rens Storm van 's Gravesande werd de grondlegger van de kolonie De- merary, waarover later. De vestiging in Berbice had plaats onder Abraham van Pere * *), een aanzienlijk koopman uit Vlissingen en Bewindhebber der W.I. Comp. ter Kamer van Zeeland, die zich met een 60-tal coloniers (40 mannen en 20 jongens) in Juli 1627 aan boord van de „De Arend” en „De Hazewind” inscheepte. Deze onderneming leidde tot het vestigen van een blijvende kolonie in het meest oostelijke deel van het land, dat door de Corantijn van Suriname gescheiden was. Onmiddellijk na het bezetten van de kolonie bouwde men op den oostelijken oever der ri- vier, ongeveer 12 geografische mijlen van haar monding, een fort, om zich tegen de aanvallen der Indianen te beschermen. Deze versterking, later veel vergroot, kreeg den naam van fort Nassau...”
4

“...klinken, ligt eveneens in het duister. De naam St. Annabaai herinnert aan een andere gewoonte der Spaansche zeevaarders, die n.L van nieuw ontdekte eilanden, baaien, kapen enz. te noemen naar de Heiligen op wier naamdagen de ontdek- kingen plaats hadden. Amerigo Vespucci, die voor den ontdekker van Curagao wordt gehouden, zou dus op den 26en Juli van een der laatste jaren der XVe eeuw de voornaamste natuurlijke haven van het eiland hebben bezeild; de officieele inbezitneming volgde eerst in 1527, toen Cura9ao, tezamen met Bonaire en Aruba, onder het bestuur werd ge- bracht van den gouverneur van Coro, op het tegenoverliggende vaste- land. Op 29 Juli 1634 liep de vloot van Johannes van Walbeeck de St. Anna- baai binnen en werd Cura9ao voor de West-Indische Compagnie inbe- zit genomen, als een „bequaeme plaetse, daer men sout, hout ende an- „ders mocht becomen, ende vande selve plaetse den viant in West „Indië infesteeren”. Van eenig verzet van den kant der geringe Spaan- sche macht was geen...”
5

“...Wreker, op den berg van Welgelegen, vielen in 1804 aan de En- gelschen in handen, die, alvorens ze weder te ontruimen, na de neder- laag van 22 Februari, Malpais hadden platgebrand. Sedert de beëindiging der „asientos” hebben eigen schepen der Com- pagnie slaven op Cura9ao aangebracht van St. George d’Elmina, hoofd- plaats harer vestiging ter kuste van Guinee. Deze „Minasche” negers hadden een slechten naam, als zijnde weerspanniger dan de vroeger aangevoerde van Loango, de Congo en Angola. Op 5 Juli 1750 trokken een aantal slaven — waaronder vele Mina- sche — uit de stad naar Hato, waar zij den volgenden dag den factoor (plantagebeheerder) en diens vrouw vermoordden. Het oproer werd gedempt en 34 muiters werden geëxecuteerd. In Augustus van hetzelfde en in Maart van het volgende jaar kwamen hier en daar nog kleinere ongeregeldheden voor. Een ernstig slavenoproer was dat van 1795; de Fransche revolutie en de opstand op Haïti hadden ook de gemoederen der Cura9aosche negers in beroering gebracht...”
6

“...HET EILAND CURASAO 33 nog de Aves en Roques eilanden, broedplaats voor ontelbare boebi’s — een soort zwaluwen — en het opvliegen dezer vogels maakte bij dag den zeelieden op het eilandje opmerkzaam. De Engelsche vlootvoogd Lord Murray, die op 13 Juli 1805 na den mislukten aanslag op Curasao, aan boord overleed, werd op Klein Cu- rasao begraven; later werd, tijdens het Engelsche tusschenbestuur, zijn overschot opgegraven en naar zijn vaderland overgebracht. Vol- gens de overlevering is de zerk welke zijn graf had gedekt later benut geworden voor den onderbouw van een vuurtoren. Onder den Gou- verneur Paulus Rudolf Cantz’laar 1820—1828 werd een soort baken van steenen opgericht, welke bij dag en helder weer op twee mijl af- stands zichtbaar was; eerst onder Elsevier verrees een eigenlijke vuur- toren, Prins Hendrik genaamd. Onder het bewind van den Gouverneur H. B. Kip (1877—1880) kwam de tegenwoordige lichttoren tot stand. Inmiddels was door een toeval in 1871 door den reeds eerder genoem-...”
7

“...toestand in 1588, door H. Brugmans. •Blad 3. De oorlog vatt'1672, door A. A. Beekman. •Blad 4 en 5. De zeeslagen op de Noordzee en in het Kanaal, door P. J. Blok. •De Republiek in 1795, door A. A. Beekman. In 19 bladen. •De Rijnverdeeling in de 17de en de 18de eeuw, door J. W. Welcker. In 5 bladen. * (Bijbehoorende tekst nog met verschenen). — Idem. De Zuidergrenzen in de 18de eeuw. De Barrièresteden. •De Fransche tijd, 1795—1815, door J. C. Ramaer. In 14 bladen. •Het Koninkrijk der Nederlanden op 1 Juli 1817, door J. C. Ramaer. In 8 bladen. Met tekst: Het Koninkrijk der Nederlanden, 1815—1931. N.B. De bladen 5 en 6 zijn nog niet verschenen. •De Rechterlijke Indeeling na 1795, door J. C. Overvoorde. In 3 bladen. •De Roomsch-Katholieke Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden in 1853, door A. H. L. Hensen en A. A. Beekman. 1 blad, - — 17.) De Koloniën. 8 f «Blad 1. De eerste reizen der Nederlanders, door R. Posthumus Meyj es. •Blad 2. De Archipel en het Maleische schiereiland in 1619, door F. W....”