Your search within this document for 'Sint-Eustatius' resulted in five matching pages.
1

“...Dentz, De Guyana’s. Suriname................................................... 3 Britsch Guyana............................................... 8 W. R. Menkman, De beneden- en bovenwindsche eilanden. Het eiland Cura9ao.......................................... 17 Het eilandje klein Curasao.................................. 32 Het eiland Aruba............................................ 34 Het eiland Bonaire.......................................... 38 Het eiland Sint Eustatius . . .............................. 42 Het eiland Sint Martin (Nederlandsch gedeelte).............. 49 Het eiland Saba............................................. 55 Het eiland Tobago........................................... 58 De eilanden St. Thomas, St. Croix en St. John (Virgin Islands U.S.A.) .................................... . 60 Het eiland Tortola (Britsch Virgin Islands)................. 66 ^...”
2

“...bekende broedersAdriaen en Comelis Lampsins verkregen in 1655 van Heeren XIX „vrijheden en exemptiën” als patroons van Tobago. Hun menschen maakten zich van het fort der Koerlanders meester en protesten van den Hertog — bij de Engelsche Regeering — hadden geen uitwerking. Lodewijk XIV — die ook aanspraken meende te hebben — be- leende de Lampsins met het eiland en Karel II van Engeland bevestigde later hun titel; de patroons konden zich zoodoende Baronnen van To- bago noemen. Tegelijk met St. Eustatius werd Tobago door de Engelschen genomen en evenals op eerstgenoemd eiland maakten ook de Franschen er aan- spraak op; bij den vrede werden beide eilanden aan Nederland toege- wezen als „un acte de pure grace” van de zijde van Lodewijk XIV, die in 1667 last gaf tot evacuatie en restitutie. In den oorlog van 1672 verloren wij Tobago weder aan de Engelschen en in 1677 werd het door de Franschen verwoest. Intusschen hadden de Lampsins — in 1676 — ook van hun aanspraken op dit eiland tegen schade...”
3

“...— of althans geen bevolking van eenige beteekenis — en dit is de reden waarom deze eilanden in de XVIe eeuw geen geschiedenis hebben. In den aanvang der XVIIe golden zij voor onbewoond. Nederlandsche kolonisten zetten zich neer op St. Croix terzelfdertijd als op St. Martin — dus omstreeks 1625 — en wel tezamen met Engel- sche. In 1645 uitgebroken twisten tusschen de Europeanen op het ei- land — destijds circa 600 zielen — leidden tot den uittocht der Neder- landers — naar St. Martin en St. Eustatius — en van de aan hun zijde staande Franschen naar Guadeloupe. De Engelschen, die nu het rijk alleen hadden, werden evenwel in 1650 verdreven door de Spanjaarden, welke laatsten echter kort daarop het veld moesten ruimen voor de Franschen, die tot 1695 op het eiland bleven. Van 1651 tot 1664 werd het eiland namens Lodewijk XIV bestuurd door de Malthezer Ridders; in 1695 verhuisden alle Franschen naar Sto. Domingo. In het Deensch-Noorsche Koninkrijk begon men zich vroeg in de XVIIe eeuw te int...”
4

“...waaronder Nederlandsch — in notarieele acten. Omstreeks het midden der XVIIIe eeuw was Nederlandsch als spreektaal op St. Croix door het Engelsch overvleugeld, onder den invloed der vele kolonisten van Engelsche af- komst. Er woonden daar in 1741 300 Engelschen; in 1742 waren er 264 plantages, het aantal slaven bedroeg in laatstgenoemd jaar 1906, in 1745 echter 2878. Onder de kolonisten van Nederlandsche afkomst op St. Croix behoorde in dien tijd de familie Heyliger, uit de geschiedenis van St. Eustatius en St. Martin zoo wel bekend; haar slavenbezit op het Deensche eiland bedroeg in 1753 670. Bij het begin der Deensche oc- cupatie waren eenige Duitsche gezinnen naar St. Croix getrokken, die echter als kolonisten geen voldoening gaven. Werd dus dit eiland bevolkt door een meerderheid van Engelsche en een minderheid van Neder- landsche kolonisten, de slaven brachten er hun Negerhollandsch mede. Ook de Duitsche zending, die in 1756 haar arbeid onder de negers op de Deensche Antillen aanving, bediende...”
5

“...der Engelsch—Nederlandsche moeilijkheden in zake de relaties welke de onzen onderhielden met de Amerikaansche rebellen en de bescherming welke zij hun verleenden, kwam vooral de Commandeur van St. Eustatius veel in aanraking met den Gouverneur en Kapitein- Generaal der Leeward Islands, met den Vice-Admiraal, commandant van het Engelsche eskader in dit gebied en met den President van Tor- tola, waar een vice-court of admiralty gevestigd was, voor de berech- ting van prijs-aangelegenheden. De eerste protesten van den Engelschen Gezant in den Haag tegen de betrekkingen welke op St. Eustatius met de Amerikanen zouden wor- den onderhouden, vonden hun grond in klachten, van de Engelsche autoriteiten op de Leeward Islands afkomstig. Van den grooten voor- raad ammunitie intusschen welke op St. Eustatius werd aangehouden — en natuurlijk niet in de eerste plaats voor eigen gebruik — maakten de Engelschen af en toe zelf een dankbaar gebruik, wanneer zij op hun eigen eilanden daaraan gebrek hadden....”