1 |
 |
“...id
en de Wreker, op den berg van Welgelegen, vielen in 1804 aan de En-
gelschen in handen, die, alvorens ze weder te ontruimen, na de neder-
laag van 22 Februari, Malpais hadden platgebrand.
Sedert de beëindiging der „asientos” hebben eigen schepen der Com-
pagnie slaven op Cura9ao aangebracht van St. George d’Elmina, hoofd-
plaats harer vestiging ter kuste van Guinee. Deze „Minasche” negers
hadden een slechten naam, als zijnde weerspanniger dan de vroeger
aangevoerde van Loango, de Congo en Angola.
Op 5 Juli 1750 trokken een aantal slaven — waaronder vele Mina-
sche — uit de stad naar Hato, waar zij den volgenden dag den factoor
(plantagebeheerder) en diens vrouw vermoordden. Het oproer werd
gedempt en 34 muiters werden geëxecuteerd. In Augustus van hetzelfde
en in Maart van het volgende jaar kwamen hier en daar nog kleinere
ongeregeldheden voor.
Een ernstig slavenoproer was dat van 1795; de Fransche revolutie
en de opstand op Haïti hadden ook de gemoederen der Cura9aosche
negers in beroering...”
|
|