1 |
 |
“...10
zen; doch het weder was des nachts geweldig- veranderd;
de wind, eerst Noordwest geloopen en daarna West,groeide
tot een volslagen storm aan, zoo dat men geen enkel zeil,
zelfs niet van een visschersschuit, op zee zag, en men
vernam, dat de schepen, den vorigen dag uitgezeild, des
nachts weder op de Texelsche reede het anker hadden la-
ten vallen. Wat waren wij nu blijde nog met goede touwen
en kabels aan den wal bevestigd te zijn en den storm,
waarvoor wij veilig waren, door want en touwwerk te
hooren gieren! ’t Is dan ook een ongelukkige maand, die
maand November, om zee te moeten kiezen! Hoe hartelijk
hadden wij verlangd, dat dit in het begin van October zou
hebben plaats gehad; en was de bepaalde tijd gehouden,
dan zou dit zeker ook zijn geschied, en wij misschien eene
voorspoedige reis hebben gemaakt, zooals de Theodora Jo-
zina, die eenige dagen voor ons was uitgezeild en weken
voor ons te Curasao is aangekomen. Maar gedane dingen
hebben geen keer en wij moeten er ons lijdelijk...”
|
|
2 |
 |
“...hoogstens tot één uur hoog water blijft. Doch ook
wij werden uit gesleept en bij de sluis tevens drie on-
zer kinderen npgenomen, die nog stadwaarts gegaan zijnde
om boodschappen te doen, te laat aan de bruggen kwa-
men, die over de sluizen lagen, en die worden wegge-
draaid als de sluizen geopend worden, en dus bijna twee
uren op de kade moesten wachten. Eerst had ik geduchte
vrees, dat zij niet aan boord zouden komen, doch mijne
vrees werd in blijdschap verwisseld, toen ik hen wederom
het schip zag beklimmen en door behulp der manschappen
binnen boord halen.
Wij kwamen, zooals al de andere schepen, gelukkig in
zee. Voor ons uit geleek het eene geheele vloot, welke ééne
bestemming scheen te hebben, en voorloopig was die ook
eene en dezelfde, namelijk hel kanaal door te stevenen. Het
bleek weldra dat ons schip een beste zeiler was, want of-
schoon wij eerst een der achtersten waren, lieten wij wel-
dra zeer velen achter en bezijden ons, ten laalsten allen en
vervolgden met den avond eenzaam...”
|
|
3 |
 |
“...onzen koers af te sturen, name-
lijk Noordwest: gelukkig dat men bevonden heeft, dat er
nog wel voor 30 dagen water aan boord is.
Onder de merkwaardigheden, zoo men die zoeken wil,
zou men kunnen tellen, dat de matrozen Donderdag eenige
visschen hebben gevangen, als een paar oude wijven, een
dolfijn en twee van onbekende soort; allen vrij groole en
vaste visschen, die ons des middags, gekookt en gebakken,
eene heerlijke verkwikking hebben bezorgd. Sedert hebben
de visschen ons verlaten. Gisteren zag men een aantal haai-
jen het schip voorbij zwemmen, doch het zou moeite te
vergeefs geweest zijn pogingen aan te wenden, om ze te
vangen, ofschoon een haak met een stuk spek gereed ligt.
Een schip, dat gisteren in het gezigt is gekomen en he-
den nog wordt opgemerkt, schijnt met ons gelijken koers
te houden, doch de weinige wind veroorlooft niet elkander
te naderen. Dus bijna niets dan lucht en water. Niet dal
dit gezigt ons zou vervelen. Meer en meer worden wij aan
dat gezigt gewoon en kunnen...”
|
|
4 |
 |
“...voortgang, zoodat wij hoop hebben, Donder-
dag of Vrijdag, indien de wind zoo doorwaait, de plaats
onzer bestemming te bereiken.
Hartelijk verheugen wij ons over de nu reeds verkregen
uitkomst en bepaaldelijk op dezen dag, den gedenkdag van
jezus geboorte. Toen ik gisteren avond op het dek den hel-
deren hemel aanschouwde en de kalme, zoele lucht in-
ademde, als mede heden morgen de zon plegtstatig uit de
kimmen zag treden, terwijl de maan voor haar licht ver-
bleekte, kwamen mij de velden van Bethlehem en hetgroote
wonderwerk daar geschied voor den geest en in mijne ver-
beelding zag ik, in hel zoele Palestina, de herders nederlig-
gen en de hemelen zich openen, terwijl de Engel neder-
daalde, om de blijde boodschap te verkondigen. Vroeg reeds
sloeg ik mijnen Bijbel op en las den tekst van jezus ge-
boorte en herlas de Psalmen en Gezangen, welke bij gele-
genheid van Zijn feest gezongen worden, en op het dek
hief ik ook met een paar mijner kinderen eenige lofzan-
gen aan. Kon ik dit feest...”
|
|
5 |
 |
“...zich
op een der geredde vaartuigen naar laatstgenoemde plaats
in, met belofte om spoedig hulp te zullen zenden. Doch daar
deze meer dan drie weken uitbleef, en de nog op de klip-
pen overig zijnde manschappen, aan alles, vooral aan water
gebrek hadden, bragten er maar weinigen hel leven van af.
Te Curacao, waar men van de voorgenomen togt en de
groole vloot berigt had ontvangen, verkeerde men ondertus-
schen in den groolsten angst, daar men aan zulk eene magt
geen weerstand zou kunnen bieden. Men zag dus niet an-
ders dan dood en verderf, armoede en gevangenschap te ge-
moet. Maar dat eensklaps die vrees in blijdschap verwisselde,...”
|
|
6 |
 |
“...geroemd en bezongen, die, zooals het heet, uit vaderlands-
liefde, den brand in het buskruid steken en zich zelven en
anderen ongeroepen 'plaatsen voor den troon van den regt-
vaardigen Regter! Was het opoffering van eigen leven om
dat van anderen te redden, maar, wanneer menschelijke
drift en hartstogt ten grondslag ligt en ijdele begeerte
naar roem, en men anderen met' zich in het verderf me-
desleept?......
In de laatste helft der voorgaande eeuw bereikte Curasao
zijn’ grootsten bloei, maar zag dien ook, nog voor dat die
eeuw ten einde was, geheel en al vernietigd. De grootste
oorzaak van den bloei was de Amerikaansche oorlog van
1775 tot 1785, toen vooral de smokkelhandel van uit Cu-
rasao op het sterkst gedreven werd. Gedurende dat tijdvak
van welwaart steeg dan ook '“He weelde hoog en bevatte,...”
|
|
7 |
 |
“...stad, eeuige vergoeding vindt voor de
uren langen rid, hetzij te paard, of in een’ os- of ezelwa-
gen, over berg en dal en langs vlakke, dorre velden, dan
zal men, als sommigen de kaarten opnemen, om de verve-
ling te verdrijven of als anderen uren lang op den slaap-
ezel of in den hamak de rust opzoeken, te huis gekomen
niet bijster veel kunnen roemen, dat men zich zwaar ver-
maakt heeft.
Van ossenwagens gesproken, ik geloof niet dat dit in Holland
een middel is, om menschen te vervoeren; wel zag ik er in Gel-
derland hout- of meslspeciën of iets dergelijks den landbouw be-
treffende op voortrijden. Meent echter niet, dat men hier geene
gemakkelijke, op veren zacht zich bewegende rijtuigen heeft;
men heeft er werkelijk, ofschoon niet groot en niet ruim,
uit Holland of Amerika aangebragl. Maar die bezit niet ieder-
een. Bovendien als de weg wat stooterig en wat hobbelig
wordt, dan zouden de assen al spoedig gevaar loopen
om te breken en het rijtuig van om te slaan. Van daar dat
ze slechts...”
|
|
8 |
 |
“...niet hetzelfde geval is;
want wat aan de kerk behoort, behoort aan de gemeente,
die de kerk is; en toch vindt er niemand eenig bezwaar
in, om en dikwijls wel voor veel geld, zich vaste zitplaat-
sen te huren. En bij onze gemeente hier zou die huur ter
tegemoetkoming in de uitgaven voor de kerk zoo goed te
pas komen. — Te voren had de tegenwoordige koster zelfs
geen tractement, maar had aangeboden, als hij er den post
van aanspreker bij kon krijgen, het kosterambt gratis te be-
dienen. Maar de man zag spoedig dal hij te groot gespro-
ken had; vroeg en verkreeg eenige toelaag, die later nog
werd vermeerderd. De kerkeraad deed bij het Gouvernement
de voordragt voor een’ aanspreker, dat hem dan aanstelde.
De betrekking van doodgraver is nu ook met dien van koster
en aanspreker vereenigd, zooals dat in Holland op de dor-
pen gewoonlijk plaats heeft, waardoor de inkomsten dan
eenigzins klimmen. Deze laatste wordt ook door het Gou-
vernement aangesteld. Het bestuur over de twee kerkhoven
berust hg...”
|
|