1 |
|
“...Welk belang, vroeg ik mij zelven meermalen af, als ik
beginnen wilde mijne «herinneringen” voor de drukpers
gereed te maken, welk belang zal het Nederlandsche pu-
bliek toch wel in die herinneringen stellen? Zou het niet
beter zijn ze in mijnen lessenaar te bewaren en der verge-
telheid over te geven? Hoe velen toch hebben reisverhalen,
zeereizen, door de pers bekend gemaakt! En hoe afmattend*
is het dikwijls voor den lezer om eene reis ten einde te
brengen, die hij dan toch ten einde toe lezen wil, alleen
omdat hij die begonnen is, maar met een zucht na de
laatste bladzijde het boek digt slaat en bij zich zelven mom-
pelt: »’l is niet veel bijzonders!” Wat kon mij dan over-
halen om, daar ik dit weet en meermalen zelf ondervonden
heb, toch mijne herinneringen de wereld in te zenden?
Is het schrijfzucht, die mij aanzette, om wat mij op
mijne eerste (misschien wel mijne laatste, ten minste
groote zeereis!) gebeurde, te boek te stellen? — is hel mis-
schien de begeerte, dat mijne talrijke vrienden...”
|
|
2 |
|
“...nader order blijven
rusten, daar wij weder van den tweeden stuurman, van
Curasao afkomstig, vernamen, dal de kapitein dien nacht
lot afdoening van eenige zaken naar Amsterdam was ver-
trokken en Donderdag eerst terugkeeren zou, zoo dat wij
dan ten minsten zeker nog een paar dagen in het Nieuwe
Diep zouden moeten blijven liggen, en wie weet hoe vele
nog na dien, indien de wind in het Westen bleef of de
storm weder opkwam, hetgeen in dit jaargetijde nog al ge-
woon is.
Voor ik echter verder ga, wil ik trachten eenige be-
schrijving te geven van den bodem waarop wij ons bevon-
den. De Ricol (eene soort van vrouwennaam, naar een
meisje aan het vaartuig gegeven; men vindt ook de verklei-
ningsnaam Ricolette, als naam van een vaartuig) is een
driemast barkschip, zoogenaamd klipperschip, varende onder
Amerikaansche vlag, omdat het in Amerika gebouwd en al-
daar verzekerd is, doch voor rekening van Gura^aosche
reeders. Het is een fraai, groot schip, doch heeft voor pas-
sagiers vrij wat ongemakken;...”
|
|
3 |
|
“...hadden wij verlangd, dat dit in het begin van October zou
hebben plaats gehad; en was de bepaalde tijd gehouden,
dan zou dit zeker ook zijn geschied, en wij misschien eene
voorspoedige reis hebben gemaakt, zooals de Theodora Jo-
zina, die eenige dagen voor ons was uitgezeild en weken
voor ons te Curasao is aangekomen. Maar gedane dingen
hebben geen keer en wij moeten er ons lijdelijk in gedra-
gen. Doch niet geheel lijdelijk maar ook vertrouwend, dat
deze vertraging onzer reis ook volgens den wil en door het
bestuur is van onzen Hemelschen Vader; en dus dankkaar
ons gestemd te gevoelen, zal wel onze pligt zijn.
Gisteren heeft de haven van het Nieuwe Diep nog een
bezoek gekregen van eene Fransche oorlogsstoomboot, die
avarij scheen gehad te hebben op een kruistogt en daarom
was binnengeloopen. Toen de boot de Nederlandsche oor-
logsfregatten, Doggersbank en de Ruyter, voorbij voer, deed
de muzijk van die beide bodems zich hooren. Zoo ik ver-
nam, zouden de beide Nederlandsche bodems met...”
|
|
4 |
|
“...Amerikaan: een Rotterdammer,
die sedert zijne jeugd heeft rondgezwalkl en eigentlijk niet
weet wat zijn vaderland is: in geen 13 jaren was hij te
Rotterdam geweest en wist niet of zijne ouders dood wa-
ren of nog leefden: een Franschman, die reeds als matroos
bij onderscheidene natiën heeft gediend, nog een Deen,
doch te Amsterdam gehuwd, een St. Helenaër, een Italiaan,
een Nieuwe-Dieper, een mengelmoes van allerlei natiën, dat
zeer ongelukkig bij elkaar is geplaatst.
Indien wij het aan hunnen goeden wil, wijsheid, krach-
ten en vroomheid moesten te danken hebben, dat wij be-
houden op het eiland onzer bestemming zouden aankomen,
het zou er al zeer treurig uitzien! Maar wij vertrouwen
op God, wiens wijs bestel ons de reis heeft doen beginnen,
mij mijne bestemming heeft aangewezen en in wiens hand
hel hart en de krachten der menschen zijn, en het ons, al...”
|
|
5 |
|
“...trap-
pen naar het strand, dat bij afloopend water geheel droog
is tot op een’ aanmerkelijken afstand, en waarop zich eene
menigte van afgeronde krijt- en vuursleenen bevinden, die
door werklieden worden bijeen verzameld lot het plaveijen
van wegen en het invoegen met kalk of tras in muren,
hetgeen een zonderling gezigt oplevert, maar zeer sterk
metselwerk geeft; men gebruikt daartoe ook kleine keistee-
nen tot eene zekere hoogte van den muur en legt er dan
een laag of vier gebakken steen op. Wil men die trappen
niet opstijgen, dan gaat men door de Wighstreet en andere
straten langzamerhand omhoog, en daalt aan de andere zijde
de stad ook wederom zoo af. Behalve de binnenstad, die
zeer goed langs de huizen geplaveid is met groole, gelijke
sleenbrokken, en waarin zich onderscheidenen winkels be-
vinden en vooral bierhuizen, Inn’s genaamd (dat er met
groote ijzeren letters boven staat, zooals Aigle-inn enz.)
waar men voor 2 pencen een heerlijk glas ale of porter
drinkt, doch die, als men...”
|
|
6 |
|
“...21
nen reeds twee Zondagen verstoken waren; morgen dan,
indien God wil en wij leven, zullen wij zien.
Veel bedrijvigheid schijnt er in desladniet te heerschen,
behalve bij en omstreeks de haven, waarin thans vele sche-
pen liggen van onderscheidene natiën, vele van welken ook
door den storm en tegenwind genoodzaakt geweest zijn,
die haven binnen te loopen: onder anderen nog een Spaansch
schip, hetgeen door den storm tegen de rotsen is aange-
slingerd, doch gelukkig nog, hoewel lek, door eene stoom-
boot is afgebragt, en twee Fransche oorlogsstoomboot en, die
ook erg door den. storm gehavend zijn. Naast ons ligt een
Deensch schip naar Ierland bestemd. Men heeft te Rams-
gate ook een spoorwegstation,dat niet bijzonder door bouw-
orde uitmunt. De bouworde der huizen is over hel alge-
meen vreemd, zeer veel verschillende van die in Nederland,
veelal met balkons voorzien: de groene verw schijnt bijzon-
der gezocht. De winkels zijn fraai. De stad wordt des avonds
door gas verlicht. In bijzondere...”
|
|
7 |
|
“...35
derom vrij goed en heldert meer en meer op. — Deze
nacht was voor de passagiers een onrustige nacht, omdat
de meesten, waaronder ik, uit vrees voor buijen niet naar
kooi durfden gaan, te meer daar wij op het waken niet
zwaar kunnen roemen; toen echter met middernacht bel
weder eenen anderen keer had genomen, hebben wij nog
tamelijk gerust, behalve mijne vrouw, ook uit vrees voor
rotten, die zich meer en meer doen hooren en vertoonen,
en nu overdag hare schade wat wil inhalen. Hartelijk be-
ginnen wij nu te verlangen naar het eind van onze reis.
Het zeeleven bevalt ons weinig, vooral door de onreinheid,
welke in de kajuit en hutten is en de gedurige oneenigheid
tusschen de officieren. God geve dus dat onze togt verder
voorspoedig zij!
Zondag was voor ons merkwaardig, niet omdat wij dien
als den dag des Heeren hebben doorgebragt, zoo als be-
taamde, doch dat hier ónmogelijk is, maar omdat wij een
schip hebben gepraaid, Conpolican (Arend vertolkt, zoo als
onze tweede stuurman zegt) genoemd...”
|
|
8 |
|
“...gemaakt,
dat de stuurlieden het der moeite niet waard rekenden,
die op de kaart af te leekenen: onder anderen gisteren, en
toen was er nog eenige wind, slechts 15 mijlen. Die wind-
stilte maakt de reis lang, terwijl de Zuidwestenwind, die
dan nog in plaats van Oosten of Noordoosten wind waait,
ons verpligt eenigzints van onzen koers af te sturen, name-
lijk Noordwest: gelukkig dat men bevonden heeft, dat er
nog wel voor 30 dagen water aan boord is.
Onder de merkwaardigheden, zoo men die zoeken wil,
zou men kunnen tellen, dat de matrozen Donderdag eenige
visschen hebben gevangen, als een paar oude wijven, een
dolfijn en twee van onbekende soort; allen vrij groole en
vaste visschen, die ons des middags, gekookt en gebakken,
eene heerlijke verkwikking hebben bezorgd. Sedert hebben
de visschen ons verlaten. Gisteren zag men een aantal haai-
jen het schip voorbij zwemmen, doch het zou moeite te
vergeefs geweest zijn pogingen aan te wenden, om ze te
vangen, ofschoon een haak met een stuk spek...”
|
|
9 |
|
“...bezitten en denken,
dat zij alleen bestaan, om het te verteeren, en niets te doen
hebben als dit; terwijl ook met die weelde de grootste ze-
deloosheid hand aan hand gaat; eene andere oorzaak om
niet alleen eenige eilandbewoners, maar een geheel volk,
in het verderf te storten. Daarbij kwam nog, dat onder-
derscheiden Hollanders, hier fortuin gemaakt hebbende, met
het eerlijk of oneerlijk gewonnen geld vertrokken, en in
het moederland op hunne lauweren gingen rusten. Als men
zich een voorstelling wil maken van de welwaart van Cu-
rasao, dan moge dienen, dat in 1783, 53 zwaargeladen vaar-
tuigen tegelijk de haven verlieten, om naar Nederland te
stevenen 1 Er volgden jaren waarop niet één koopvaardij-
schip de haven verliet! De vrede met Amerika, de vrijstel-
ling van den handel op de Spaansche kust en de bovenge-
noemde redenen, waren zoovele oorzaken, dat handel en
welvaren op Curasao ten gronde gingen, waarbij men ook
nog de gevolgen van de omwenteling moet voegen, welke
in het moederland...”
|
|
10 |
|
“...61
ten, voor de vrijgevochtenen geboren! Het voorbeeld van
aan Curasao naburige landen is dédr, om het te bewijzen,
hoezeer verdeeldheid, partijschap, onveiligheid, moord en
doodslag jaren lang het land beroeren, totdat de vrijen we-
derom ondereen’ dictator moeten bukken. En die landen nog,
zij kunnen zich zelve voeden, en de mensch, die maar wat
werken wil, vindt er overvloed; maar Curasao, een eiland,
dal van buiten af moet worden gevoed, daar het niet al-
leen den naam, maar ook de daad heeft van onvruchtbaar-
heid! Ware de opstand hun gelukt, weldra zouden de vrijen
elkander hebben vernietigd, omdat het voedsel zou hebben
ontbroken, en de overgeblevenen voor hel grootste gedeelte
genoodzaakt zijn geweest, het eiland te verlaten, ten einde
elders brood te zoeken. Moge de vrijverklaring der slaven,
ter eere der menschheid, spoedig dadr zijn, en die nieuwe
vrijen, dan welgezinde meesters aantreffen, die hun het
zuurgewonnen brood niet. met tranen doen eten, maar hen
als Christenen liefderijk...”
|
|
11 |
|
“...79
brand, al wil men die zelfs stichten, wegens de menigvul-
dige zoutdeelen welke in de lucht zijn en alles doordringen.
Men gaat hier dan ook bijzonder onvoorzigtig met vuur om.
Vele huizen, vooral in de dusgenoemde Willemstad, zijn
aldus verdeeld. In de beneden verdieping éen dusgenoemde
winkel of pakhuis, (de winkels hebben veel van pakhuizen ,
ze zijn donker, laag van verdieping ën latén in orde en zinde-
lijkheid veel te wenschen over : zelden is er een afzonderlijk
kantoor, maar heer efl bedienden zitten in den winkel aan
eene ruwe tafel, ton of kist te schrijven), deze loopt ge-
woonlijk onder hel geheele huis door, en wordt door een
traliehek, soms door deur en vensters gesloten. De bene-
denverdieping dient ook wel tot woonhuis, vooral binnen
in de Willemstad, en in die woningen is het dan al bijzon-
der benaauwd en bedompt, omdat de lucht en wind er
geen toegang hebben; evenwel de menschen léven ér in en
schijnen er niet zeer ziekelijk door te zijn; ’t mag dan ook
wel daarom...”
|
|
12 |
|
“...regls en links, maar voor en achterwaarts
geschiedt; eene manoeuvre, waarop velen zeer gesteld zijn en
die eene aangename afwisseling of verpoozing schijnt te geven,
als het gesprek niet al te levendig is of staakt, men gaat
dan maar wippen of wiegen. In een der kozijnen van die
zaal, waarvan de ramen meestal slechts openingen zijn, soms
toch ook glasramen, maar die men zelden sluit: ook al
wederom om koelte te hebben; staan drinkpolten en kannen
met scheppers en glazen er bij, ten einde, voor wie wil,
de dorst te lesschen. De potten en kannen worden altijd op
de trekking gezet om het water koel te houden, waarom
men ze ook wel in de gaanderijen ziel staan aan den togt
bloot gesteld; een glas koel water is hier veel waard! In
sommige huizen staan, om het water steeds koel te hou-
den, verbazend groote pollen, zooals de ouderwetschesnuif-
6...”
|
|
13 |
|
“...welke in het front is, beklommen heeft. Dit Gouver-
nements-gebouw nu voorbij zijnde komt men aan de dus-
genoerade Willemstad, waarvan een gedeelte aan de baai
(die daar en in het midden zeer diep is, doch aan den
overkant zeer ondiep,) is gelegen, terwijl aan de kaai of
straat, de waterkant genoemd, de schepen lossen en laden,
waardoor aan dit gedeelte zeer veel levendigheid heerscht
en de meeste pakhuizen en winkels zich bevinden. De Wil-
lemstad wordt doorsneden door eene vrij breede, geplaveide
straat, oostwaarts loopende tot aan het einde van de Wil-
lemstad of den stadsmuur (die slechts een gedeelte van dat
deel der stad omringt en uit een stralegetisch oogpunt
thans nutteloos is, waarom hij ook, geloof ik, niet lang
meer zal beslaan) en die daarom ook Breedslraat wordt ge-
naamd, ofschoon zij zich op het laatst zeer vernaauwd en
niet meer dan eene steeg wordt. Eerst vindt men regts van
die Breedstraat de poort, die over het plein ingang geeft...”
|
|
14 |
|
“...zich de weg
links verdeeld, en men heeft een zeer breeden weg of lie-
ver plein, aan welks beide zijden huizen slaan, en die regts
voorbijgaande, komt men aan een der Protestantsche kerk-
hoven, en dan aan den dusgenoemden berg Altena, zijnde
eene hoogte of klip, waarop de weg landwaarts in zich
vervolgt en langs welken hier en daar, ook eenigzins van
den weg verwijderd, nog huizen staan, die een schoon ver-
gezigt in zee hebben en zeer luchtig gelegen zijn.
Als men nu het kerkhof niet voorbij wil, maar links om-
slaat, daar waar hel Waaigat eindigt, komt men aan het...”
|
|
15 |
|
“...veel geld niet kosten, en voor
die met te lui is, is het niet zoo ongemakkelijk ook! Maar
er is hier een klein, of wilt ge ook liever, groot beletsel,
om van de Willemstad naar Charloo, en nog grooter, om
van beiden en dus ook van Pietermaai naar de Spaan-
sche zijde te voet te gaan, namelijk eerst hel Waaigat en
dan de baai zelve, die eenige honderde voeten breed is En
waren nu over die beide waters maar bruggen gelegd ia
er zou met te klagen zijn; maar nu is men gedwongen,’
als men met zwemmen wil, en ik heb er nog nooit een ge-
zien die er vermaak in had, om zich in dusgenoemde pontjes
te laten overvaren en daarvoor plakken (geen klappen maar
plakken, Aai is een Curacaosche munt van 2} cent waarde
die men hier stuivers noemt) te geven, dat op een jaar met
eene familie nog al wat oploopt, vooral als men zooals ve-
. jaaLd,? SPaansche zÜde woont en meermalen per dag
in de Willemstad en op Scharloo moet wezen. Men kan
even als op de veeren in Noord-Holland altijd maar met
zijne beurs in de...”
|
|
16 |
|
“...92
golfslag, niel kunnen omslaan. Ik wil het wel gelooven,
maar zie toch ook dagelijks, dat de loodsbooten, die zooals
iedere fatsoenlijke boot, riemen heeft en een roer, zeer vei-
lig niet alleen het water en wind der baai, maar ook die
der zee trotseren en nimmer omslaan. Er zijn bovendien
ook voorbeelden, dat die lompe dingen, daar de Neger ze
niet tegen den wind kon opkrijgen, naar zee zijn gedreven
en de menschen, die er in waren, zijn omgekomen. Niet lang
geleden was mij bijna hetzelfde gebeurd, daar de Neger
dronken was en den riem niel kon hanteren. Was het een
gewone boot geweest, mijn medepassagier en ik zouden de
riemen hebben opgenomen; nu moesten wij met angst wach-
ten tot dat, even voor dat wij geheel weggedreven waren,
een ander pontje ons op ons geroep te hulp kwam. — Nu
kan men zich verbeelden, hoe prettig men in zulk een pontje
zit, als de zon op hoofd en leden brandt, of de hevige wind
uw'verhitligchaam, vooral des avonds en des nachts, wan-
neer het hier heel koel kan...”
|
|
17 |
|
“...geoorloofd, zoo-
lang zij slaaf zijn. Ook van die instelling der Godheid heeft
men de slaven beroofd. Bij elkander mogen een man en
eene vrouw wonen, zoolang het de meester verkiest; maar
de band des huwelijks mag hen niet verbinden; want zij
zijn immers geen zelfstandig handelende wezens, maar een
eigendom, eene zaak, zooals b. v. een rund, een plank! En
daarom zijn de kinderen die zij voortbrengen, ook hunne
kinderen niet, maar het eigendom des meesters, die er ook
wederom mede doen kan wat hij wil! — Is het zonder re-
den, alle andere zaken ter zijde gelaten, dat de Christen (de
beste philanlhroop) zoo sterk op de emancipatie aandringt,
en niet eer rusten zal, voor dat die overal in de wereld
haar beslag heeft verkregen. — De Roomsche Geestelijkheid
op Curasao verrigt echter bij de slaven, die dit verkiezen,
eene zekere soort van huwelijksplegtigheid; en dan worden
de aldus vereenigden gehuwden geheeten, doch burgerlijk
niet als zoodanig beschouwd. Over het geoorloofde van hel
al of niet...”
|
|
18 |
|
“...Papiëmentsch, en dal wel
niet om u op te wekken om die taal aan te leeren, want
ik zou volstrekt geen beweegreden weten op te noemen,
waarom gij het doen zoudt, maar alleen om u iets te zeg-
gen over die barbaarsche taal, welke hier en op Aruba en
Bonaire zoo algemeen (doch nergens elders) in gebruik is,
zoo zelfs, dat de afstammelingen van Hollanders er bijna
geheel hunne moedertaal door hebben vergelen en zich al-
leen in het Papiëmentsch verstaanbaar (voor elkander na-
melijk) kunnen uitdrukken.
Ik wil wel gelooven, dat er even zulke arme en gebrekkige
talen zijn als het Papiëmentsch, maar armer en gebrekkiger
zijn er niet. Ja men mogt die taal nog wel papiëment, dat
is: spraak of taal noemen, van het werkwoord papia, spre-
ken! Gij zult mij de armoede dier taal moeten toeslaan,
indien ik u zeg, dat zij niet alleen uit alle mogelijke talen,
die ooit op Curacao gesproken zijn, is zaamgeflanst, zoo-
dat zij vooral wemelt van Spaansche en Hollandsche woor-
den, en elk wat hij niet best in de inlandsche...”
|
|
19 |
|
“...ik
zie, of liever, ik ben ziende, mi ta mird. Dat hulpwerkwoord
blijft ook in alle tijden onveranderlijk; ik ben, mi ta, ik
was, mi tabala, ik zal zijn, lo mi la; ik ben geweest, kan
niet worden uitgedrukt, ’t is hetzelfde als: ik was. Het an-
dere hulpwerkwoord: hebben, tien ondergaat ook geene ver-
andering; ik heb, mi tien, mi tabatien. Dit ba in tabala schijnt
slechts te dienen om dit tweemaal herhaalde ta te scheiden.
En dat zijn nu de eenige regels van de taal, indien men
dat nog regels wil noemen; zoodat het waarlijk niet veel
moeite kost, zou men zeggen, om ze aan te leeren. En toch
meer dan men wel denkt voor iemand die met de Spaansche
taal geheel onbekend is of die niets van het Latijn weet, waar-
uit het Spaansch grootendeels haren oorsprong heeft. Want
niet alleen, dat het Papiëmenlsch zijn bijzonder taaleigen
heeft, zijne zamensmellingen en verkortingen, omdat het
alleen eene volkstaal is, maar men kan zich ook bijzonder
vergissen in het gebruik van een woord en in de accen-...”
|
|
20 |
|
“...tijdsberekening op een der oorlogschepen, die in
de haven liggen, en anders hij gissing, hel middagschot
valt, wanneer elk op zijn horologie ziet (die er namelijk
een heeft) of het gelijk gaat en het gelijk zet; en dan we-
der tot ’s avonds len 8 ure, als liet avond- of nachtschot
valt, dezelfde manoeuvre met de horlogiën wordt herhaald en
de taptoe slaat en blaast even als in Holland op plaatsen,
waar garnizoen ligt.
Klokke half zes is dus, de gewone tijd van opstaan. Hoe-
wel ik niet ontkennen wil dat eenigen reeds vroeger de
hangmat zijn uilgegaan, zich van den grond opgeraapt (want
het grootste gedeelte der bevolking slaapt op den grond; en
dat wel zonder eenige onaangenaamheid te gevoelen; wat
vermag de gewoonte niet!) zich van den ezel hebben af-
gewenteld of uit het ledekant geklommen zijn, om het vuur
aan te maken, water op te stoken , koffij te zeilen (de meeste
Cura^aonaars toch zijn niet in hun schik als ze niet vroeg
een kop koffij hebben met veel suiker); een’wandeltoer te ma-...”
|
|