1 |
|
“...32
den scheepsjongen een flesch jenever hadden geëischl, on-
der bedreiging van hem anders over boord le zullen wer-
pen en hij daaraan uit vrees had voldaan, (dit was door
onzen ex-hofmeester verklapt) weigerde hij hun verzoek en
zij moesten aan den arbeid blijven, maar gedronken hebben
zij loch.
Den dag na den dood van den kapitein en den daarop
volgenden hebben wij inventaris van zijne nagelaten goe-
deren, gelden en papieren opgemaakt, alles in zijne hut
gezet, na die goed te hebben gereinigd, de sleutels verze-
geld met mijn cachet en die onder bewaring van onzen me-
depassagier gegeven.
Reeds een en andermaal hadden wij opgemerkt, dat de
tweede stuurman op zijne wachten sliep; dit maakte ons
met regl ongerust, omdat, als de stuurman slaapt, de man-
nen , die met hem waken moeten, ook gaan slapen en het
schip dus aan de willekeur van wind en zee wordt overge-
lalen. Wij passagiers hadden dus onderling besloten, hem,
zonder iets te laten blijken, op onze beurt gezelschap en
aldus den...”
|
|
2 |
|
“...wegens den dood van den kapitein, halver stok was
geheschen. Wij moesten daarom bijdraaijen, ën eerst toen
hij ten stelligste overtuigd was, dat er geen besmettelijke
zieken waren, kwam hij aan boord, liet de zeilen wederom
bijzetten en wij zeilden met een blij en dankbaar gemoed de
haven van Curasao binnen, waar wij weldra door onder-
scheiden menschen, allen onbekend, behalve kapitein vierow
van de Theodora Jozina en den heer kolf, welke wij bei-
den in Amsterdam gesproken hadden, verwelkomd wer-
den , en geluk gewenscht met onze behouden aankomst. Onder
hun getal waren D.D. conradi, die den eersten Kersdag zijn...”
|
|
3 |
|
“...namelijk in hel westelijk gedeelte van
het eiland, welke, indien hij niet in tijds was kunnen be-
dwongen worden en zich naar de andere divisiën had kun-
nen uilbreiden, de oorzaak van den dood en het verderf van
alle blanken, misschien wel van alle onze kleurlingen zou
geweest zijn. Er ontstond op de plantaadje de Knip onge-
noegen onder de slaven, omdat de eigenaar hun het loon
onthield, opgevende, dat zij schulden hadden gemaakt, die al-
dus moesten afbelaald worden. De Negers weigerden te wer-
ken en trokken naar de stad, met plan, zooals zij zeiden, om
zich bij het Gouvernement te beklagen; over de plantaadje
Santa Crux gaande, voegden zich de Negers, die daarop
woonden bij hen, en de opstand kon gerekend worden een’
aanvang te hebben genomen, vooral toen hun getal door
slaven van andere plantaadjes gedurig vermeerderde, men
de rhum-distelleerderijen had opgebroken en door hel ge-
bruiken van sterken drank lot den staat van volslagen woede
was opgewonden. Het getal der opstandelingen...”
|
|
4 |
|
“...velerhande boomen beplant, die wonderlijk
tusschen de klippen opgroeijen (want alles is hier klip) en
als het niet al te droog is, dat nog al veel het geval is
eene aangename schaduw geven. Men ziet in die koraal ook
bloemtuintjes, waarvan de aarde door muurtjes is omgeven
om het water terug te houden, als men ze begiet; hetgeen
eene groote stijfheid te weeg brengt,en een’ Hollander doet
denken aan die ouderwetsche bloembedden met palm omge-
ven, die in de eerste helft dezer eeuw nog wel eens wer-
den gezien, doch al lang voor een losser plantsoen hebben
plaats gemaakt.
Aan een van de zijden van die benedenhuizen, winkels of
pakhuizen is een trap, die naar de gaanderij der bovenver-
dieping loopt; op deze wederom een andere, om nog hoo-
ger te komen: soms nog wel daar een derde trap, om de
bovenste te bereiken. Aan eenige huizen is de trap in de
open lucht aangebragt, om ruimte te winnen, hetzij van
boven overdekt of niet overdekt. Gemeenlijk zijn die opgan-
gen niet zeer gemakkelijk en...”
|
|