Your search within this document for 'sten' resulted in six matching pages.
1

“...eenen allerhevigslen storm. Wat zal ik op nieuw de tooneelen beschrijven, die zich dezen nacht herhaalden! in ’l kort legen den morgen was de wind tot een vliegenden storm aangewakkerd, die het onmogelijk deed worden, bij de uitgeputheid der manschappen, langer zee te houden. Er werd naar land uitgezien en gelukkig de Engel- sche kust ontdekt en in de verte loodsbooten. Wij haalden den kapitein, die nog altijd wilde volhouden, om er tegen op te werken, vooral ook door de vertoogen van den eer- sten stuurman, die als met deze wateren bekend, beter niet den loods het gevaar besefte, waarin wij verkeerden, over om een loodsboot te seinen: Dit geschiedde: spoedig zagen wij er daarop een op ons aankomen, de kleine boot aflaten en afsteken en als in een oogenblik was de loods aan boord, die aannam om ons voor honderd gulden op de reede van Margate en den volgenden dag, als er meer water was, in de haven Ramsgate te brengen....”
2

“...Ramsgate liggen wij sedert twee dagen in eene zeer veilige binnenhaven: — wij hopen even- wel, als de wind gunstig is, die spoedig weder te verlaten en het kanaal door te stevenen, de Spaansche zee in. Er is echter nog al het een en ander, dat ons legen de verdere reis doet opzien, als: de geringe en slechte bemanning van hel schip, de oneenigheid, die er tusschen den kapitein en de stuurlieden heerscht, de vrees, dat men eigentlijk aan boord, zeer weinigen uitgezonderd, van de zeevaart, ten min- sten in deze wateren, niets weet; het ongeregeld leven, dat er geleid wordt, de weinige orde, die er aan boord heerscht, het onberaden omspringen met de proviand, waarover kok en koks-niaat en kajuilwachter alleen schijnen de baas te spelen: het veelvuldig en zoo ik geloof, overtollig gebruik van water, en andere dingen, te veel om hier op te noe- men en misschien op zich zelve kleinigheden, maar die aan boord van een schip tot iets groots worden. Allen schijnen op te zien legen de reis, zoowel de...”
3

“...weder opgenomen en over boord gezet, zeggende: *in Gods naam!” De aandoening bij de officieren en manschap, toen ik sprak en toen er uit het Prayer-book werd voorgelezen, als ook toen het lijk aan de golven der zee werd toevertrouwd, was groot. Moge zij blij- vend zijn en eenigen invloed op hun hart en leven uitwer- ken; hetgeen God genadiglijk verleene! De kapitein laat te Curasao eene weduwe en drie onmondige kinderen na. Hij was 36 jaar. Het bevel van het schip is nu overgenomen door den eer- sten stuurman. Hij moge het schip, onder Gods geleide, gelukkig brengen ter plaatse zijner bestemming, en blijve eendragt onder allen heerschen! 26 November. Heden morgen werden wij vroegtijdig uit den slaap gewekt door een berigt, dat een schip ons weldra terzijde zoude zijn.dat door ons was ingehaald. De vlaggen werden van beide kanten geheschen tot teeken om te praaijen. Wij vernamen dat het een Fransch schip was, St. Jaques ge- heeten, van Bordeaux naar Martinique: er waren, zooals wij bemerkten...”
4

“...Heiland als Zijnen Zaligmaker! 31 December. Gode zij dank, dat ik dit, behouden en wél, den laalslen dag van het jaar op Curacao en wel in de straal Pietermaai, in eene door mijne collega meyer voor mij ge- huurde, vrij bekrompen woning mag schrijven en mijne her- inneringen aan mijne reis eindigen. Ja, mijn voorgevoel is uilgekomen; wij zijn den 288,en de baai van Curacao binnen- geloopen; maar hoeveel was er nog twee dagen te voren, dat die hoop scheen te zullen verijdelen, gebeurd! Na den eer- sten Kersdag met stevige koelte de Karaïbische zee verder doorkliefd te hebben en legen den avond van den 26sten, zoo- als de stuurlieden meenden, het eiland Orchila, de laatste van de onderwindsche eilanden, westelijk gelegen, in het gezigt te hebben gekregen, zou men dien nacht Orchila op...”
5

“...toestand ons al duidelijker en duidelij- ker bleek, dat wij namelijk te midden van klippen en zand- banken vervallen waren, terwijl hooge rotsen ons van bijna alle kanten omringden, werd er besloten, dat de tweede stuurman en vier matrozen met eene der booten naar de door ons opgemerkte rotsen of bergen zouden varen, om te zien of er menschen woonden en wij daarheen met de booten zouden kunnen gebragl worden; deze voeren af. Terwijl dit een anderhalf uur was geleden en wij op dek met den eer- sten stuurman over de redding van schip en lading spraken en deze hel een en ander voor onmogelijk hield, daar het schip verscheiden vademen in het zand of op koraalrotsen zat, begon omstreeks 8 ure (juist 12 uren na onze stran- ding) het schip zich eensklaps en als onmerkbaar te bewe- gen en te verheffen. Wij zagen naar het schip, zagen el- kander aan, riepen met verbazing uit: » het schip is in be- weging,” en in één oogenblik was er een man aan het roer, hielpen wij de bazaan hijschen en werden...”
6

“...ze heb- ben, ten minste één, (twee zou te weelderig wezen, of- schoon er geen belasting van behoeft betaald te worden), en huizen die ze niet hebben, welke huizen namelijk dus zelve tot schoorsteenen dienen, terwijl er niet eens een gat in het dak is, om den rook door te laten, zooals ik mij wel eens herinner van de hutten der Indianen en van de stul- pen der Russen gelezen te hebben. Wonderlijk is men te moede als men na eene lange zee- reis, in de verwachting van al wat men zien zal, den eer- sten blik op de zich van tijd lot lijd vertoonende en al meer en meer duidelijker wordende huizen van Curasao werpt. Verblijd is men voorzeker, wanneer het einde van de zeereis wordt bespeurd, aan de klippen van het dorre Bonaire, die zich eerst aan het oog voordoen, links, en -daarna die van het niet minder drooge en dorre Curacao, regts. Gij ziet daar in de verte, op een der verhevenste...”