Your search within this document for 'pas' resulted in nine matching pages.
1

“...Voor ik echter verder ga, wil ik trachten eenige be- schrijving te geven van den bodem waarop wij ons bevon- den. De Ricol (eene soort van vrouwennaam, naar een meisje aan het vaartuig gegeven; men vindt ook de verklei- ningsnaam Ricolette, als naam van een vaartuig) is een driemast barkschip, zoogenaamd klipperschip, varende onder Amerikaansche vlag, omdat het in Amerika gebouwd en al- daar verzekerd is, doch voor rekening van Gura^aosche reeders. Het is een fraai, groot schip, doch heeft voor pas- sagiers vrij wat ongemakken; want niet alleen — ik spreek hier van latere ondervinding — dat het, daar het al te smal schijnt voor zijne lengte, gedurig geweldig heên en weêr waggelt, zoodat men telkens denkt, dal het omslaat, terwijl ook de lijzeilen familiaar water scheppen bij den minsten wind en gang van het schip, zoo heeft het ook zeer weinig boord voor de passagiers om zich te vertreden, en men moet zich aan touwen en houtwerk vasthouden om niet over boord te slaan. De kajuit is namelijk...”
2

“...acht gegeven, ongeveer te 6 ure de haven binnen, bezette het ontscheepte krijgsvolk de forten, bragt het later begonnen flaauwe vuur van een der drie in de haven liggende Hollandsche oorlog- schepen tot zwijgen, terwijl het vuur van het fort Nassau, op bevel van den inmiddels gevangen genomen Gouverneur changuion ophield. De Gouverneur bevond zich sedert den vorigen avond op eene plantaadje, een uur van de stad, over het Schottegat gelegen; de garnizoens kommandant pfeiffer lag in diepe rust, pas van eene partij te huis ge- komen, zooals men die op de Oudejaars avond gewoon is te geven, terwijl een menigte vuurwerk gedurende den ge- heelen nacht werd afgestoken; de kommandant van de ma- rine, evertsz, bevond zich nog op zulk eene partij. Deze tijding bekomen hebbende, doch wat te laat, dat de Engel- sche vloot was binnengevallen, begaf zich naar boord, doch werd door een der schoten, die de Engelsche schepen op zijn schip Kenau Hasselaar rigtlen, daar de wachthebbende Luitenant, de veer...”
3

“...achterstaan; de karnemelk is van zeer goede hoeda- nigheid, zooals men die alleen in Holland bij de boeren geniet. Dat men op Curasao de paarden melkt of de melk drinkt, heb ik nog niet vernomen (van de ezellinnenmelk schijnt men hier ook geen gebruik te maken, ook niet bij lijders aan borstziekten) ofschoon men hier alles kan te pas bren- gen en het zeker ook doet, als hel maar eenigzinls voor ge- bruik is geschikt. Maar toch ferme paardjes zijn hier, waar- van meestal gebruik wordt gemaakt onder den man (ook onder de vrouw, want de dames zijn hier ook zeer goede rijderessen) en die, als het voedsel maar niet al te schraal is, onvermoeide loopers zijn. Hier is men gezet op pas- of tel- gangers, die van jong af geleerd worden door een’ neger, pikeur genaamd, om de beide pooten van ééne zijde tegelijk...”
4

“...instrumenten om op te slapen, niet later verlaten, dan als de zon reeds hoog is en men bang is, wegens de hitte zijn’ neus buiten de deur te steken; waarvan ik geloof dat vele dames vooral niet vrij zijn te pleiten, ofschoon er ook zijn, die vóór dag en dauw (als hier dauw is, hetgeen ik betwijfel) op zijn en het huis verlaten, niet om het aangename der natuur rondom te genieten, maar om eene versche, koele lucht in te ademen voor dat de zon opkomt. Men raadt die vroege morgen-wandelingen den pas aanko- menden dan ook zeer aan, en hel is ligt te begrijpen, dal...”
5

“...n. Gelukkig zijn hier eenige begra- fenisfondsen ingerigt, welke, goed geadministreerd wordende, den levenden bij den dood van groot nul zijn. Men is ook zeer gesteld op het rouw dragen, dat zich zoo ver zelfs uilstrekt, dat al de slavinnen die in de familie behooren in het zwart moeten gestoken worden. Toen ik onlangs het ongeluk had van mijne dierbare echtgenoot, aan de gele koorts, te verliezen, (welke koorts hier onder vreemdelingen, vooral onder de bemanning van de oorlogschepen en onder pas aangekomen soldaten, telkens vele slagloffers maakt), was ik niet gezind om die gewoonte na te volgen, maar het lijk op eene eerzame wijs te kisten en ten grave te geleiden. Van het dusgenaamd afleggen, aankleeden en parade leggen kwam dus niets; maar nadat de zeer eenvoudige doodkist was aangebragt, liet ik het lijk, in een laken gewikkeld, er in leggen, en dadelijk de kist sluiten, ook om de schadelijke uitwaseming te beletten. Op mijn verzoek droegen een twaalftal mijner vrienden, ge- huwden...”
6

“...147 de jeugd er bij tegenwoordig en kan zij het er bij te pas brengen, dan moet nog even de piano bespeeld (die vindt men toch overal) en de voeten eens even van den grond, als de receptiezaal er maar ruim genoeg voor is, en is zij het niet, dan ook al; want bekrompen of niet, dat komt er niet op aan, dansen is toch altijd pleizierig! ’t Ge- beurt ook dikwijls niet. Want ofschoon de jeugd er al van houde, de meer bedaagde leeftijd schept er zoo veel beha- gen niet meer in; ofschoon ouders hier al heel veel over hebben voor hunne kinderen, voor hunne dochters bijzon- der en haar niet gemakkelijk een vermaak zullen weige- ren , al hebben zij er ook zoo veel vermaak niet meer in. — Nu, de een blijft wel eens een uurtje langer zitten en pra- ten dan de ander, te tien ure is toch zoo wat de klok om hel bezoek af te breken; en na dan veel gepraat of niet veel gepraat, zeer stil dikwijls gezeten te hebben, gaat een elk, na aan ieder de hand te hebben gegeven, (dat geschiedt ook bij het komen)...”
7

“...iets willen betalen voor zijne zitplaatsen, want men zegt: stoelen en banken zijn het eigendom der ge- meente en zouden wij dan betalen voor hetgeen ons eigen- dom is? Even als of dit in Holland niet hetzelfde geval is; want wat aan de kerk behoort, behoort aan de gemeente, die de kerk is; en toch vindt er niemand eenig bezwaar in, om en dikwijls wel voor veel geld, zich vaste zitplaat- sen te huren. En bij onze gemeente hier zou die huur ter tegemoetkoming in de uitgaven voor de kerk zoo goed te pas komen. — Te voren had de tegenwoordige koster zelfs geen tractement, maar had aangeboden, als hij er den post van aanspreker bij kon krijgen, het kosterambt gratis te be- dienen. Maar de man zag spoedig dal hij te groot gespro- ken had; vroeg en verkreeg eenige toelaag, die later nog werd vermeerderd. De kerkeraad deed bij het Gouvernement de voordragt voor een’ aanspreker, dat hem dan aanstelde. De betrekking van doodgraver is nu ook met dien van koster en aanspreker vereenigd, zooals dat in Holland...”
8

“...160 worden er door de zusters van Liefdadigheid, daartoe op- zettelijk uit het Moederland gekomen, verpleegd. Hoe groot het getal dienstdoende geestelijken en daartoe opgeleid wordende seminaristen op dit eiland is, is mij niet juist opgegeven, maar ik meen, over de twintig, en een niet veel minder getal zusters van liefdadigheid. Gedurig komen er nog uil Nederland aan, die, naar wij gelooven, vrij goed akklimaleren, ofschoon in de laatste jaren voor velen pas uit Europa aangekomenen, het klimaat op dit eiland zeer verderfelijk is geweest, alhoewel het te voren den naam had, dal het er zeer gezond was. Onderscheiden slagtoffers van het klimaat zijn reeds gevallen en vallen nog. Gaarne zouden wij ook eenige bijzonderheden omtrent de hier gevestigde Israëlitische gemeente, builen die, welke wij reeds hier en daar gegeven hebben, hebben medege- deeld, doch onze aanvraag daaromtrent aan den Rabbijn is niet beantwoord, hoewel niet met een onvriendschappelijk oogmerk. Alleen kunnen wij hier dus...”
9

“...ik er gaarne ingebragt, en ook uitgelaten, wat ik er gaarne uitgelaten had gezien. Door die inkorting zijn dan ook eenige leemten, en in het reisverhaal en ver- der ook, misschien door onduidelijkheid van mijn hand- schrift, eenige drukfouten. Wat in de vier eerste bladen mij aan te merken valt is dit: bl. 3, op het laatst kan de zinsnede: en in dat vertrouwen — uit wegvallen. — Op bl. 5 lees hoenders in plaats van eenden. — Bl. 6, de storm weder, in plaats van stormweder. — Bl. 9, zoo ver de pas- sagiers betreft, weglaten. — Bl. 20, Wighslreel lees High- street. — Bl. 23, Wesleyanen lees Mesleganen. — Bl. 24. Door de inkorting was niet gemeld, dat mijn jongste zoontje in het Nieuwe Diep reeds ernstig ziek was geworden. Op diezelfde bladzijde bij de nieuwe regel, moest een nieuwe dagteekening staan, ik meen 12 November. — Bl. 27 op genen moet deze en niet anderen slaan. — Bl. 55 moet bij den nieuwen regel een nieuwe dagteekening zijn; mis- schien 4 December. — Bl. 42 moet achter de woorden:...”