1 |
 |
“...achterblijvenden moest
gezorgd worden: — van alle die vermoeijenissen konden
wij in den Liesveld!schen Bijbel een weinig uil rusten, voor
wij voor goed Amsterdam verlieten.
Amsterdam, dat woord, die stad wekt eene aangename
herinnering bij mij op, nu ik het ter neder schrijf en mijne
gedachten laat weiden over de anderhalf jaar, welke ik er
in doorbragt — Die aangename herinnering wordt niet zoo-
zeer te weeg gebragt door Amsterdam zelve, door hare be-
weging, woeligheid en gedurige afwisseling, welke men er
vindt, hoewel dit ook door iemand, die gezond en van een
levendig gestel is, niet zal worden veracht, al staat daar
tegenover nog al het een en ander, hetgeen het verblijf in
die koopstad des rijks minder aangenaam zou kunnen ma-
ken. Maar zij wordt veroorzaakt omdat die stad de plaats
is, waar ik na jaren lang builen betrekking als dienaar
des Evangelies te zijn geweest, de eer en hel voorregt
had, daar nevens de andere predikanten als hulpprediker
te mogen werkzaam zijn in de verkondiging...”
|
|
2 |
 |
“...gepaard met het verlangen om eenmaal wederom eene vaste
bediening als predikant te bekleeden, welke mij deden be-
sluiten tot het verzoek om in aanmerking te komen bij de
vervulling der vakature, ontslaan door het emeritaat van
Ds. betting te Paramaribo.
Groole genade van mijnen God en Vader, die der men-
schenharlen leidt en bestuurt, moest ik het dus rekenen,
toen ik, nadat door de verplaatsing van Ds. conradi, predi-
kant te Curacao, naar Paramaribo, op dat eiland eene vaka-
ture was ontstaan, op den 25sten Augustus 1855, de ko-
ninklijke aanstelling en het ministerieel besluit ontving,
waarbij ik tot predikant bij de gemeente aldaar benoemd
werd. Geen wonder dat blijde en dankbare aandoeningen
mij toen bijna overstelpten, hoewel het mij smartte aan
zoovelen in de gemeente, die mij lief en dierbaar geworden
waren, mijn aanslaand vertrek te moeten mededeelen.
Van den lijd mijner benoeming af werd mijn stil en ge-
leidelijk leven meer woelig en onrustig. Plannen voor de
toekomst moesten...”
|
|
3 |
 |
“...door het-kanaal per stoomboot
gesleept en wij kwamen dien dag met den avond tot Alk-
maar. Hier namen onze betrekkingen afscheid van ons.
Guurder en kouder nog dan den vorigen dag was den
29«ten het weder, toen wij des morgens vroeg van Alkmaar
afvoeren, zoodat er weinig opgewektheid was om op het
dek te komen. Met den middag echter, ofschoon de Oosten-
wind stevig doorwaaijen en de lucht gedurig betrokken
bleef, werd het wat minder koud en konden wij van de
buitenlucht nog wat gebruik maken. Men kon het echter de
beide schapen en de twee biggen, die de kapitein aan boord
had genomen, om ons in lijd van nood tot voedsel te die-
nen, aanzien, dat hun het gure weder evenmin beviel als
ons, daar zy achter stukken hout en touwwerk wegschuil-
den. Hel leven voor zulke beesten aan boord is eene ware
marteling, daar zij noch goed gevoerd noch verzorgd wor-
den en zoo geheel uit hun element zijn gerukt. Geen won-
der dan ook dat den vorigen avond, toen een vijftal hoen-
ders het hek van hun hok...”
|
|
4 |
 |
“...gegeven; men vindt ook de verklei-
ningsnaam Ricolette, als naam van een vaartuig) is een
driemast barkschip, zoogenaamd klipperschip, varende onder
Amerikaansche vlag, omdat het in Amerika gebouwd en al-
daar verzekerd is, doch voor rekening van Gura^aosche
reeders. Het is een fraai, groot schip, doch heeft voor pas-
sagiers vrij wat ongemakken; want niet alleen — ik spreek
hier van latere ondervinding — dat het, daar het al te
smal schijnt voor zijne lengte, gedurig geweldig heên en
weêr waggelt, zoodat men telkens denkt, dal het omslaat,
terwijl ook de lijzeilen familiaar water scheppen bij den
minsten wind en gang van het schip, zoo heeft het ook
zeer weinig boord voor de passagiers om zich te vertreden,
en men moet zich aan touwen en houtwerk vasthouden om
niet over boord te slaan. De kajuit is namelijk, wat men
noemt, halfgezonken; steekt dus op het achterschip een
paar voet- naar boven uit, en de verschansing is daarmede
gelijk, zoodat, indien men niet vast op de beenen staal,
men in gedurig...”
|
|
5 |
 |
“...Amerikaansche schepen gaat het niet toe
als op eenen Hollandscheu bodem) de passage zeer gestremd
werd. In hel midden van dat gedeelte van het schip is de
kombuis, en daar achter het verblijf voor de matrozen;
waarlijk geen grootsch verblijf en slechts groot genoeg om
hen te bevatten, die de wacht niet hadden, dat is drie of
vier.
De ingang van de kajuit is juist bij het roer, waar de
ruimte om door te gaan zeer gering is, terwijl men gedu-
rig moest oppassen om het hoofd niet tegen het liggend
hout van het bezaanzeil te stooten. Met een trap van zeven
treden daalt men nu nederwaarts en komt eerst in het
voorste of liever achterste gedeelte van de kajuit, eigentlijk
voor den hofmeester ingerigt, en waar hij in kasten, hok-
ken en gaten zijne bergplaats voor borden, kommen, kop-
jes enz., en de dagelijksche proviand heeft, maar waarin nog
twee hutten waren en vlak onder het roer nog een paar
slaapplaatsen voor den hofmeester, den koksmaat en wie er
nog wilde inkruipen: want dat ingaan moest al...”
|
|
6 |
 |
“...8
aan tafel moesten zitten, namelijk elf passagiers, de kapi-
tein, en twee stuurlieden. De hoogte van de kajuit is goed,
men kan er met den hoed op regt in staan; bijna op het
einde is een lantaarn of luik met glas overdekt, dat er kan
afgenomen worden; daaronder hangt het kompas; in het
voorste gedeelte hangt eene niet slaande klok. Aan beide
zijden van de kajuit zijn drie hutten, dus zes in het ge-
heel, even groot, met eene ruime kooi voor twee personen,
een beddelafellje, waarin lampetkan, waschkom en verdere
gemakken: de kooijen echter zijn zeer laag, zoodat men er
ónmogelijk in overeind kan zitten. In elke hut is een raamp-
je, naar builen corresponderende, dat men kan openzetten:
in de beide laatste hutten twee: in de kooijen nog een
soort van raampje, zijnde van palentglas met een stevigen
schroef digtgemaakt, dat men bij stil weder ook kan open-
zelten, zonder gevaar dat de zee er in komt. Elke hul heeft
een spiegel, zeer ligle stoeltjes of tabouretten, en een paar
fauteuils van...”
|
|
7 |
 |
“...9
wordt gezet en vastgesjord, maar desniettemin zoo dikwijls
is omgeslagen, dat tafel en vloer als met olie ingesmeerd
schenen. In de hutten heeft men ook eene soort van lamp-
jes, die de vrijheid hadden om naar believen heên en weêr
te schommelen, maar die zeer slecht licht gaven, zoo als
trouwens de kajuitslamp ook, en na weinige minuten altijd
uitgingen, of men moest steeds aan het katoentje peuteren
en dat wat ophalenI Zeer gemakkelijk, als men er bij zat
te schrijven! Verder heeft iedere kooi eigen beddegoed.
Gaarne hadden wij er echter ons eigen ingelegd, ter oor-
zake van zekere bewoners, die wij wel in Siberië hadden
gewenscht. Er bevonden zich ook bij de bedden of matras-
sen zeer lange dekens, twee aan elkander gezet, van wel
twaalf voet lang, die ons, daar wij ze niet meer gebruik-
ten, toen de warmte aankwam, uitnemend als dweilen ge-
diend hebben, als bij regen het water in de kajuit stroom-
de; daar er aan dweilen, zoowel als aan vele andere onmis-
bare dingen, volslagen gebrek...”
|
|
8 |
 |
“...10
zen; doch het weder was des nachts geweldig- veranderd;
de wind, eerst Noordwest geloopen en daarna West,groeide
tot een volslagen storm aan, zoo dat men geen enkel zeil,
zelfs niet van een visschersschuit, op zee zag, en men
vernam, dat de schepen, den vorigen dag uitgezeild, des
nachts weder op de Texelsche reede het anker hadden la-
ten vallen. Wat waren wij nu blijde nog met goede touwen
en kabels aan den wal bevestigd te zijn en den storm,
waarvoor wij veilig waren, door want en touwwerk te
hooren gieren! ’t Is dan ook een ongelukkige maand, die
maand November, om zee te moeten kiezen! Hoe hartelijk
hadden wij verlangd, dat dit in het begin van October zou
hebben plaats gehad; en was de bepaalde tijd gehouden,
dan zou dit zeker ook zijn geschied, en wij misschien eene
voorspoedige reis hebben gemaakt, zooals de Theodora Jo-
zina, die eenige dagen voor ons was uitgezeild en weken
voor ons te Curasao is aangekomen. Maar gedane dingen
hebben geen keer en wij moeten er ons lijdelijk...”
|
|
9 |
 |
“...vaarwater en naar zee te
zien slepen en...... ziel, de Ricot wilde van geene bewe-
ging weten: het schip zat als aan den grond vastgenageld.
Dit geschiedde zoo wat ongeveer twaalf uren, toen het wa-
ter op zijn hoogst was. De stoomboot spande alle mogelijke
kracht in; Jan en alle man gingen aan het werk, maar
niets mogt baten, en toen de boot nog eens, wel voor de
twintigste keer alle krachten inspande en een zware tros
brak, was het gedaan en er was aan geen vertrekken meer
te denken! Wel bragt men nog een tros van het achterschip
naar den dijk bikboordszijde, om het zoo mogelijk af te
winden, maar ook dal was te vergeefs en wij moesten de...”
|
|
10 |
 |
“...Ricot maakte, dat de wind moest veranderd zijn, en dit
was dan ook werkelijk het geval. Hij was ongeveer zeven
ure geheel gaan liggen, begon bij het opkomen der zon,
dan uit dezen, dan uit genen hoek te waaijen, totdat hij,
tegen den middag vast in het Zuidwesten stond en ons dus
vlak tegen was. Het schieten der zon — ik zal wel niet
behoeven te zeggen wat zonschieten is: voor den onkundigen
met een woord, dat het is: de hoogte berekenen naar den
stand der zon ten twaalf ure des middags, waar men zich be-
vindt — Zondag en Maandag deed ons kennen, dat wij den
eersten dag een goed eind weegs op zee gevorderd waren en
heden dat wij midden in de Noordzee waren, nog ver van
de Hoofden, of het begin van het dusgenaamde kanaal,
tusschen Frankrijk en Engeland. Er werd nu gedurig gela-
veerd , doch met zulke groote streken, dat wij het niet be-
merkten niet alleen, maar zelfs dal het zeilen hij den wind
ons geen gering genoegen verschafte, daar het schip zeer
vast stond en de beweging dus bijna...”
|
|
11 |
 |
“...op de reede van
Margate ter neder schrijven. Dat waren drie dagen en vooral
twee nachten van angst en benaauwdheid, waarin ons ge-
loof aan God en zijn vertrouwen op Hem ons moest staande
houden, om niet te bezwijken van vrees, onbekend en on-
gewoon als wij waren om een storm op zee bij te wonen.
Doch tot zoover is het dan nu geleden en ook uit deze be-
proeving heeft de Heer ons gered!
Nadat de nacht van den 5den op den 6den redelijk wel was
voorbij gegaan, schoon de wind vlak tegen bleef en men
moest laveren om eenigzints vooruit te komen, stak er in
den morgen van den 6den een hevige wind uit het Zuidwes-
ten op, die, al toenemende over dag, in den nacht lot eenen
zwaren storm aangroeide en het schip, dat altijd tegen den
wind op moest werken en gedurig wenden, allerhevigst deed
slingeren, slooten en stampen, zoodat het voor ons bijna
niet was uit te houden. Alles in de kajuit kreunde en kraakte,
zoodat hel schip uit elkander scheen te barsten: de goede-
ren , die in de kajuit waren...”
|
|
12 |
 |
“...om het uur geschieden moest,
opdat wij niet op de kust zouden vervallen.
In groolen angst werd de nacht door mij doorgehragl en
naauwelijks brak de eerste morgenschemering aan of ik ver-
liet de achlerkajuil en ging in de voorkajuit of ik den loods
of iemand anders kon te spreken krijgen. Loods en stuur-
lieden bevestigden mij, dat het een barre nacht was ge-
weest, de storm hevig en gedurig vlak tegen; zoodat meer-
malen het schip met ongeloofelijk veel moeite moest ge-
wend worden, doch dat men toch was vooruit gekomen
en weldra de Engelsche kust hoopte te zien. Die hoop werd
echter den geheelen dag van den 7den teleurgesteld, de he-
vige wind bleef aanhouden, tot omstreeks 12 ure op den mid-
dag, toen het bijna plotseling slil werd en de wind scheen
te zullen veranderen. Dit gaf eenige verademing, maar ik
vermoedde, dal die stille slechts van korten duur zou zijn
en op nieuw de wind heviger nog dan hij gedaan had zou
op gaan steken. Het overige van den dag bleef echter vrij
kalm: maar...”
|
|
13 |
 |
“...te verlaten
en het kanaal door te stevenen, de Spaansche zee in. Er is
echter nog al het een en ander, dat ons legen de verdere
reis doet opzien, als: de geringe en slechte bemanning van
hel schip, de oneenigheid, die er tusschen den kapitein en
de stuurlieden heerscht, de vrees, dat men eigentlijk aan
boord, zeer weinigen uitgezonderd, van de zeevaart, ten min-
sten in deze wateren, niets weet; het ongeregeld leven, dat
er geleid wordt, de weinige orde, die er aan boord heerscht,
het onberaden omspringen met de proviand, waarover kok
en koks-niaat en kajuilwachter alleen schijnen de baas te
spelen: het veelvuldig en zoo ik geloof, overtollig gebruik
van water, en andere dingen, te veel om hier op te noe-
men en misschien op zich zelve kleinigheden, maar die aan
boord van een schip tot iets groots worden. Allen schijnen
op te zien legen de reis, zoowel de kapitein als de stuur-
lieden, en onze medepassagiers zouden, indien zij alles te...”
|
|
14 |
 |
“...17
voren geweten hadden, (maar wie weet dal) zich de meer-
dere opoffering hebben getroost, en over Engeland en
St. Thomas, met de zoogenaamde landmail naar Curasao ge-
gaan zijn.
Die landmail is eene voortreffelijke uitvinding, maar zeer
kostbaar. Men kan te Rotterdam aan boord eener Engelsche
stoomboot gaan, die u naar Southampton overbrengt, waar
de stoomboot gereed ligt voor de West-Indiè. Deze brengt
u naar St. Thomas, waar andere stoombooten zich bevin-
den, die u naar Suriname, Demerary of Curasao heenvoe-
ren. De passage wordt met alle onkosten op f 700 gerekend,
doch de reis geschiedt in 14 of 16 dagen en binnen 20 da-
gen is men dus uil Holland op Curacao of omgekeerd. Met
de landmail, die tweemaal per maand heen en weder gaal,
worden thans ook de brieven verzonden, hetgeen vooral
voor Curasao een groot gemak is, aangezien de weinige ge-
meenschap, welke er van dat eiland met Holland is, ko-
mende er naauwelijks in het jaar 5 of 6 schepen uit Hol-
land aan. De West-Indische M...”
|
|
15 |
 |
“...19
schijnt nog zoovfeel tegen, wel kan doen gelukken! Zoo
zij het!
Reeds in den vroegen morgen van den 9den begon men
aan boord op de reede van Margate, terwijl de hevige wind
des nachts nog had aangehouden, maar waar wij veilig voor
anker gelegen hadden, alles in gereedheid te brengen met
den loods, die bij ons was blijven vertoeven, om die reede
te verlaten en in de haven van Ramsgate binnen te komen.
Omstreeks zeven ure, toen het anker was geligt, werden
de zeilen wederom losgemaakl en wij stevenden naar ge-
noemde plaats, in welker haven wij bij hoog water circa
elf ure door eene stoomboot werden binnengesleept, tot
groote verwondering zoo het scheen der inwoners, die nooit
nog zulk een schip of eene Amerikaansche vlag schenen ge-
zien te hebben, daar ze bij honderden op de hoofden van
den dijk, die de haven omringt, zamen schoolden. Den vol-
genden Zondagmiddag kwamen zij bij menigte, ongevraagd,
ongeweigerd ons schip bezoeken of liever bestormen, zoodat
wij geene andere plaats hadden...”
|
|
16 |
 |
“...20
trappen. Kliml men deze laalslen af, dan voeren nog 6 trap-
pen naar het strand, dat bij afloopend water geheel droog
is tot op een’ aanmerkelijken afstand, en waarop zich eene
menigte van afgeronde krijt- en vuursleenen bevinden, die
door werklieden worden bijeen verzameld lot het plaveijen
van wegen en het invoegen met kalk of tras in muren,
hetgeen een zonderling gezigt oplevert, maar zeer sterk
metselwerk geeft; men gebruikt daartoe ook kleine keistee-
nen tot eene zekere hoogte van den muur en legt er dan
een laag of vier gebakken steen op. Wil men die trappen
niet opstijgen, dan gaat men door de Wighstreet en andere
straten langzamerhand omhoog, en daalt aan de andere zijde
de stad ook wederom zoo af. Behalve de binnenstad, die
zeer goed langs de huizen geplaveid is met groole, gelijke
sleenbrokken, en waarin zich onderscheidenen winkels be-
vinden en vooral bierhuizen, Inn’s genaamd (dat er met
groote ijzeren letters boven staat, zooals Aigle-inn enz.)
waar men voor 2 pencen een...”
|
|
17 |
 |
“...slingerd, doch gelukkig nog, hoewel lek, door eene stoom-
boot is afgebragt, en twee Fransche oorlogsstoomboot en, die
ook erg door den. storm gehavend zijn. Naast ons ligt een
Deensch schip naar Ierland bestemd. Men heeft te Rams-
gate ook een spoorwegstation,dat niet bijzonder door bouw-
orde uitmunt. De bouworde der huizen is over hel alge-
meen vreemd, zeer veel verschillende van die in Nederland,
veelal met balkons voorzien: de groene verw schijnt bijzon-
der gezocht. De winkels zijn fraai. De stad wordt des avonds
door gas verlicht. In bijzondere soort van wagentjes of
koetsjes laten dames en heeren zich door een knecht voorl-
trekken; zulk een wagentje, met kap voorzien, heeft drie
wielen, waarvan een, het kleinste, van voren. In wagentjes
van dergelijken vorm ziet men ook kinderen langs de stra-
ten voortstuwen. Het loopen van kinderen zonder kousen,
schijnt ook in dit saizoen vrij algemeen, terwijl er ook
voor kinderen van fatsoenlijke menschen meer vrijheid dan
elders schijnt...”
|
|
18 |
 |
“...22
belangen en die der mijnen en van hen, die met mij
waren, op te dragen. Hoe heerlijk klonk het klokgelui mij
in de ooren, bij de stille die in de stad heerschte, vooral
van die kerk naar welke ik was heengegaan en die te mid-
den van buitenplaatsen ligt. Te Amsterdam was geen klok-
gebrom , dat de geloovigen opriep; men had het om redenen,
die in vroeger tijden moeten gezocht worden, afgeschafl en
later niet weder ingevoerd; maar toch, hetzij het klokge-
klep hen, die de Hervormde eerediensl zijn loegedaan, of
hen, die lot de Roomsche kerk behooren, oproepl,hel heeft
altijd iets plegtigs, iets eigenaardigs: het. doel zulke oude
herinneringen bij mij opkomen, die mij verplaatsen in die
lijden, toen ook mij op het platte land eene gemeente was
toeverlrouwd. Hoe plegtiger dat klokgelui, dan hel roeren
van den trom om de gemeente op te roepen, zooals te Hoo-
geveen in Drenthe geschiedt 1
Het grootste gedeelte van de godsdienstoefening bij de
Episkopaalsche kerk, in eene van welker gebouwen...”
|
|
19 |
 |
“...van den spreker was zeer zacht, men
zou al zeer goed Engelsch moeten verslaan, om hem, zelfs
digt bij, te kunnen volgen.
Behalve de hoofdkerk, waar van ik gesproken heb, schij-
nen er nog twee parochiale kerken te wezen, van de Epis-
kopale gezindheid, benevens eene Presbij leriaansche; ook is
er eene kerk van de Independenten en eene van Mesleganen
of Methodisten. De eerslgenoemden zijn donker en somber;
het licht valt door lage ramen in de kerk, die bovendien
ruilen hebben van matglas; des avonds, bij het helder gas-
licht, hebben die kerken een levendiger en aangenamer aan-
zien. De laatstgenoemden, als van later bouworder, zien er
vrolijker en helderder uil. In de hoofdkerk zijn eenige be-
schilderde ramen, doch de kleuren zijn al te sterk en moe-
ten verre wijken voor die van de Oudekerk te Amsterdam
en vooral van de Grootekerk te Gouda, welke dan ook on-
vergelijkelijke meesterstukken zijn in eene kunst, die he-
laas! is verloren gegaan, ofschoon men meent ze weder te
hebben ontdekt...”
|
|
20 |
 |
“...in te stevenen. Daar het
Zondag was, vlagden al de schepen; ik heb daaronder eenige
Nederlandsche opgemerkt. Op de stilte in de stad gedurende
den Zondag is zooveel niet te roemen. Wel waren de meeste
winkels gesloten en werd er op straat niet uitgevent, maar
eenige stonden open, zooals ook bierhuizen, en des morgens
tot faat in den voormiddag was er veel beweging aan de
haven door het aankomen van panharing, die op karren
werd geladen, nadat men er eerst veel zout onder had ver-
mengd; misschien moeten deze wel gerookt worden. In den
avond kon men de lucht of stank van den haring, die er
zeer smerig uilzag, nog duidelijk waarnemen. Reeds vroeg
waren er op hel hoofd en bij de haven veel wandelaars;
dit duurde den geheelen dag door. De kerken, in sommigen
van welke driemaal dienst werd gedaan, waren goed bezocht.
Onder de aangename gewaarwoordingeu, welke ik te
Ramsgate ondervond, moet ik ook tellen eene aankondiging
en wel omdat deze, terwijl alles op muur en aanplakbor-
den in het Engelsch...”
|
|