Your search within this document for 'mag' resulted in 17 matching pages.
1

“...gewenscht. Er bevonden zich ook bij de bedden of matras- sen zeer lange dekens, twee aan elkander gezet, van wel twaalf voet lang, die ons, daar wij ze niet meer gebruik- ten, toen de warmte aankwam, uitnemend als dweilen ge- diend hebben, als bij regen het water in de kajuit stroom- de; daar er aan dweilen, zoowel als aan vele andere onmis- bare dingen, volslagen gebrek aan boord was. En hiermede acht ik genoeg gezegd te hebben van het schip en de ka- juit, zoover de passagiers betreft; echter mag ik niet ver- geten te melden, dat alles binnen in de kajuit, deuren, pe- nanten, schotwerk enz., van het heerlijkste hout gemaakt, gepolitoerd en verguld was en boven iedere hut een beeldje en een Hollandsch vlaggetje, zoodat als het behoor- lijk werd schoon gehouden, men een spiegel had kunnen missen. Vrijdag avond 2 November. Wij zijn heden reeds zeven dagen op de Ricot geweest en nog niet verder gevorderd dan tot het Nieuwe Diep; en Gode zij dank! dat wij niet verder gevorderd zijn, want, indien...”
2

“...hoopt hij dezen nacht de vuren van de kusten Ie zien, doch de wind is se- dert vijf ure zoo veranderd, dat er nog geen peil op is te trekken; aan het werken van het schip, terwijl ik dit schrijf, zou ik zeggen, dat wij weder voor den wind lagen: doch het kompas boven mij, wijst mij vooruit het Noorden, en wij moeten, als het goed is, West-Zuidwesl op. Maar de weerglazen staan goed, de zee is vrij slecht en alles voor- spelt schoon weder. 8 November. Gode zij dank! gezond en behouden met de mijnen mag ik dit ten anker liggende op de reede van Margate ter neder schrijven. Dat waren drie dagen en vooral twee nachten van angst en benaauwdheid, waarin ons ge- loof aan God en zijn vertrouwen op Hem ons moest staande houden, om niet te bezwijken van vrees, onbekend en on- gewoon als wij waren om een storm op zee bij te wonen. Doch tot zoover is het dan nu geleden en ook uit deze be- proeving heeft de Heer ons gered! Nadat de nacht van den 5den op den 6den redelijk wel was voorbij gegaan, schoon de...”
3

“...het om te zien, hoe die loodsbooten door den storm heen manoeuvreeren, de boot- jes uitzetten, die door de baren schijnen verzwolgen te worden en weder opnemen, als de loods aan boord van het seinende schip is afgezet. Heden morgen om twaalf ure ver- trok met zulk een bootje onze Hollandsche loods uit Texel, de zeventigjarige, gepensioneerde dalmeijer, een voor zijne jaren knap en beraden man, die ons door zijne aanwijzin- gen goede diensten heeft bewezen en in Gods hand wel ook als het middel mag beschouwd worden, dat wij op de hoogte van deze reede zijn gekomen. Hij zwierde en zwalkte in het ranke bootje door de golven heên en kwam behouden op de loodsboot aan, die hem naar Margate moest heen voe- ren, belast met onze brieven voor het vaderland. 10 November. Hier te Ramsgate liggen wij sedert twee dagen in eene zeer veilige binnenhaven: — wij hopen even- wel, als de wind gunstig is, die spoedig weder te verlaten en het kanaal door te stevenen, de Spaansche zee in. Er is echter nog al het...”
4

“...valle ons vóór Nieuwejaar nog ten deel. — Welk een onderscheid, Kersmis hier en in Holland. Hoe heerlijk zou ook daar dit feest zijn midden in den zomer! Doch niemand zie op den dag, maar op het heil er op geschieden verblijde zich inden Heer en erkenne den geboren Heiland als Zijnen Zaligmaker! 31 December. Gode zij dank, dat ik dit, behouden en wél, den laalslen dag van het jaar op Curacao en wel in de straal Pietermaai, in eene door mijne collega meyer voor mij ge- huurde, vrij bekrompen woning mag schrijven en mijne her- inneringen aan mijne reis eindigen. Ja, mijn voorgevoel is uilgekomen; wij zijn den 288,en de baai van Curacao binnen- geloopen; maar hoeveel was er nog twee dagen te voren, dat die hoop scheen te zullen verijdelen, gebeurd! Na den eer- sten Kersdag met stevige koelte de Karaïbische zee verder doorkliefd te hebben en legen den avond van den 26sten, zoo- als de stuurlieden meenden, het eiland Orchila, de laatste van de onderwindsche eilanden, westelijk gelegen, in het gezigt...”
5

“...selijkwas de uitwerking van dien schok op ons allen, daar de matrozen riepen: »het schip heeft op eene klip gestoten en zinkt!” Het eerste wat men deed, was om de zeilen ne- der te halen of los te snijden, dan om de booten los te ma- ken; wij spoedden ons om al hetgeen ons eenigzins nood- zakelijk en kostbaar toescheen te bergen en ons zoo goed mogelijk aan te kleeden. Ondertusschen scheen het schip vast te blijven zitten en maakte geen water, doch werd ge- weldig door de branding geteisterd. Dit mag omstreeks een half uur hebben geduurd, toen wij in eens wederom een nieuwen vreesselijken schok ontvingen en hel schip zich, zoo het scheen, achterwaarts bewoog. Niet wetende, wat dit zijn zou, klom onze angst nogmaals ten top; doch na eenige oogenblikken, bleef het schip wederom vastzitten, en zooals bij de peiling bleek, op een zandbank, hebbende wij aan den eenen kant twee voet en aan den anderen kant 4 vademen water. Wij waren nu buiten de branding. De stuurlieden stelden ons nu gerust, daar...”
6

“...vrijbuiterij en smokkelarij gewoon, voor geen klein ge- ruchtje vervaard waren, trok toen tegen de Franschen op en viel hen zoo dapper aan, dat zij weldra het ingenomen terrein verlieten, naar hunne schepen vluglten en ijlings van wal staken, om dood en gevangenschap te ontgaan. Nog voor dat de vrede tusschen Nederland en Frankrijk in 1678 gesloten was, wenschte bodewijk xiv den hoon, die zijnen wapenen op Curasao aangedaan was, bloedig te wreken. De vloot, welke uitgerust werd om dit te volvoe- ren, mag wel groot heeten, in vergelijking van de weinige strijdkrachten, welke Curasao haar tegenover kon stellen; 20 oorlogschepen namelijk verlieten in het begin van ge- noemd jaar de haven van Brest, onder bevel van den Graaf d’estrées, die echter nog in last had, om eerst naar St. Do- mingo te stevenen, en daar alle manschappen, die konden gemist worden, aan boord der schepen te verdeelen, ten einde eene landing op verscheidene punten te bewerkstelli- gen. Bovendien hadden zich, als kaperschepen, nog...”
7

“...kantoor, maar heer efl bedienden zitten in den winkel aan eene ruwe tafel, ton of kist te schrijven), deze loopt ge- woonlijk onder hel geheele huis door, en wordt door een traliehek, soms door deur en vensters gesloten. De bene- denverdieping dient ook wel tot woonhuis, vooral binnen in de Willemstad, en in die woningen is het dan al bijzon- der benaauwd en bedompt, omdat de lucht en wind er geen toegang hebben; evenwel de menschen léven ér in en schijnen er niet zeer ziekelijk door te zijn; ’t mag dan ook wel daarom wezen, dal deur en venster of jaloezie dag en nacht openstaat (voor dieven is men er niét heel bekom- merd, vooral als er weinig te halen is, hetgeen bij die be- woners van benedenhuizen in de stad nog al het geval schijnt te wezen) en er soms nog een plaatsje is bijgebragt of koraaltje, dat met de openingen voor in het huis trek- king geeft. Ja maar, koraaltje, wat is dit? Ik zal het u zeggen: dat, wat wij plaats of tuintje of iets dergelijks noe- men, en dat bij ons vóór of...”
8

“...diepte uit te houwen. Nu veroorzaakt het ook wel kosten en moeite, om een van binnen met tras goed voorzien en van dikke muren opgetrokken gebouw boven den grond te ma- ken , maar er zal toch altijd in het een en ander groot verschil bestaan. Die regenbakken zijn soms zeer groot en wijd, om ze zooveel water mogelijk te doen bevatten, daar het maar zelden regent, ook dan dikwijls niet als het regentijd heet; zoodat hij die in zijnen bak voor 7 of meer maanden water kan opvangen, die een gelukkig man mag worden genoemd! Men tapt het wa- ler meestal uit die regenbakken met eene kraan af; van pompen weet men hier niet, en wordt het al te laag door voortdurend gebrek aan regen, dan begint men te schep- pen, tot de hak ledig is, wacht dan met geduld of onge-...”
9

“...water dat door land omgeven is, is de quarantaine plaats voor schepen, die van verdachte plaat- sen komen. Die van besmette komen, moeten quarantaine houden op het eiland Klein-Curafao, over zee ongeveer 3 of 4 uur Zuidoostwaarts van Curasao gelegen, en waar ook een kleine militaire post is. Het vierde gedeelte der stad, de dusgenoemde baai-zijde of séno banda, ligt juist tegenover de Willemstad, Westwaarts (of zoo als men spreekt, naar beneden) dus ter linkerzijde van de baai, is het grootste en mag met regt het beste ge- deelte genoemd worden. Aan den kant van de baai is een groot plein, op welks achtergrond huizen staan en het Mo- lenplein wordt genoemd, naar een’ molen die hier weleer was. De voornaamste, ik zou haast zeggen, eenige straat is ook hier de goed geplaveide Breedslraat, welke eenige hon- derd schreden ver, als de vrij regelmatig gebouwde huizen, ophouden en enkele buitenhuizen worden opgemerkt, dien naam verliest en Roodeweg genoemd wordt, aan welks regterkant men eerst de...”
10

“...weiden op te zoeken, naar de waterput heenkomt, om op zijne beurt zich te verkwikken. Maar dat genoegen, dat men dien dag nog eens of twee- maal genieten kan, is ook al een van de grootste genoegens welke men op de plantaadjes heeft. Daar de hitte namelijk, die overdag heerscht, alle sterke beweging belet. Men mag dan eens naar het hofje wandelen, om wat schaduw te ge- nieten ; maar ook zelfs onder die schaduw, als de frissche wind niet door de hoornen speelt (is het nog altijd druk- kend warm). Men mag des morgens vroeg en tegen hel vallen van den avond eene wandeling maken, maar de wan- delingen zijn door het altijddurend klipgezigt zeer eentoo- nig en daardoor vervelend. Men mag een ridje te paard of op een’ ezel (die men hier ook zeer veel heeft) naar de eene of andere, min of meer ver afgelegen plantaadje doen, maar déér is het hetzelfde als op die, welke men heeft verlaten. Soms als de plantaadje aan eene baai is gelegen of aan zee uitkomt, is het wel grootsch, de dikwijls tot eene...”
11

“...110 aanlokkelijkheid genoeg had, om inwoners tot zich te trek- ken, en ze te leur gesteld hebbende, nog te behouden. En waarlijk, men mag wel zoo vragen. Want ofschoon heldoor de natuur niet geheel en al is misdeeld, en hier en daar plekken gevonden worden, die boomrijk zijn of die kunnen worden bebouwd, en als er regen valt, eene goede maïs- oogst opleveren, is het toch zeker, een land, dal zijne inwoners niet voeden kan, en de meesten, zoo niet allen van gebrek zouden omkomen, indien er van elders geen le- vensmiddelen werden aangevoerd. Of dus dit eiland wel ooit oorspronkelijke inwoners heeft gehad, of zij die er vóór eeuwen reeds op woonden, uit vrije keus er op bleven, zou ik grootendeels betwijfelen, vooral omdat op de te- genover liggende kust van Amerika de natuur zich in al hare schoonheid, in al haren rijkdom vertoont, waar met weinig werken veel wordt verkregen en zelden teleur- stelling in den oogst plaats grijpt. Naar ik geloof waren zij, die de Spanjaarden en Hollanders hier...”
12

“...zou welzeggen, de meeste exemplaren onder de Curacaosche bevolking wor- den gevonden. Maar misschien is dit juist aan die verach- ting toe te schrijven; zoodat hun geslacht meer onvermengd bewaard blijft door de huwelijken welke zij onderling aan- gaan. Huwelijken? Neen, die zijn hun niet geoorloofd, zoo- lang zij slaaf zijn. Ook van die instelling der Godheid heeft men de slaven beroofd. Bij elkander mogen een man en eene vrouw wonen, zoolang het de meester verkiest; maar de band des huwelijks mag hen niet verbinden; want zij zijn immers geen zelfstandig handelende wezens, maar een eigendom, eene zaak, zooals b. v. een rund, een plank! En daarom zijn de kinderen die zij voortbrengen, ook hunne kinderen niet, maar het eigendom des meesters, die er ook wederom mede doen kan wat hij wil! — Is het zonder re- den, alle andere zaken ter zijde gelaten, dat de Christen (de beste philanlhroop) zoo sterk op de emancipatie aandringt, en niet eer rusten zal, voor dat die overal in de wereld haar beslag...”
13

“...113 metalen betreft, en, ik mag het niet vergeten, blanke tim- mermans- of liever schrijnwerkersbazen, door wier handen of onder wier opzigt, zeer schoone meubelen gemaakt worden, treft men hier velen aan; te veel zelfs, dan dat elk een behoorlijk beslaan zou kunnen vinden. Sedert wei- jaren eerst zijn zich hier Hollanders komen vestigen, die het zich geen schande achten, smeden in ijzer, koper of blik te wezen, maar die zich hun werk duur laten betalen. Een bekwame en goedkoope horologiemaker zou hier veel werk kunnen vinden. Het rum- en genevertappen, dat men hier nog al veel doet, schijnt ook tot de falzoen- lijke werkzaamheden te behooren, waaraan blanken zich wijden, (er moeten naar gelang van de bevolking nergens zooveel drankwinkels zijn, als op Curasao; de dronkenschap is dan ook eene ondeugd, welke er niet zeldzaam gevonden wordt, niet enkel onder de kleurlingen). Maar er is nog eene werkzaamheid, die door de blanke, zoowel als door de gekleurde bevolking, maar door de eerste toch...”
14

“...opgewekt om te genieten, en waaronder de tafels bijna kraken. Weslersche en Oostersche, Noordelijke en Zui- delijke geregten worden dan opgediscbt, die bier, uit het moederland of uit den vreemde aangebragt, nog wel le ver- krijgen zijn, indien men er geen geld aan wil sparen; ter- wijl er overheerlijk is gekookt, gezoden en gebraden, en men aan zulk eenen maaltijd zittende, vergeet dat de barre, onvruchtbare klippen van Curasao onze woonplaats zijn. On- der alle lekkernijen, die worden opgediscbt, mag ook de Hollandsche aardappel niet gemist worden; maar wat men bier aan die aardappels voor lekkers kan vinden , dat men er zoo op gesteld is, en het als een voorregt acht een mandje, al is het nog zoo duur, te kunnen maglig worden, begrijp ik niet. Ik en de mijneu hebben in Holland ook van aardap- pelen gehouden , dat verzeker ik u, maar onze lust er naar is hier geheel verdwenen, omdat men wel eenige bollen op tafel ziel of op zijn bord krijgt, welke dien naam dragen, zelfs soms kruimig zijn,...”
15

“...voltrokken huwelijk heeft meestal in de kerk plaats. Dit geschiedt zeer eenvoudig. Geen tapijten of ander toestel; geene betaling hoegenaamd. Soms heeft hel gebruik nog wel plaats van het geven of verwisselen van ringen, zooals dat bij de Lu- thersche gemeente in Duitschland geschiedt; waarschijnlijk dan ook van de Duitschers die zich hier vestigden, of door militairen uit] Duitschland, die hier in garnizoen lagen en huwden, ingevoerd. Voor en na de plegtigheid wordt het orgel bespeeld. Dit orgel, mag men wel zeggen, maakt het eenig sieraad van het kerkgebouw uit, waarbij men te vo- ren ook fraaije koperen kroonen kon voegen, doch die voor eenige jaren door dusgenoemde Engelsche lampen zijn ver- vangen, die men alleen bij de avond-godsdienstoefeningen ophangt. Ook de predikstoel wordt dan of van boven in het klankbord, of door een paar aan de zijde hangende lampen verlicht. Onlangs eerst is het overschot der kroonen (want er was al het een en ander van zoek geraakt), voor een’ billijke prijs...”
16

“...halve eeuw echter mogt dit kerkgebouw, waarin ook een doelmatig orgel was geplaatst, blijven beslaan, daar bij de belegering van dit eiland door de Engelschen in 1804, een gloeijende kogel, in het houtwerk blijvende zitten, brand veroorzaakte, en, hetgeen hier wel onder de groote zeldzaamheden mag gerekend worden, het geheele gebouw in de asch werd gelegd. Waarschijnlijk was er, door den schrik, welken het bombardement der Engelschen verspreidde, terwijl iedereen genoeg te doen had, om voor zijne eigene woning te zorgen, geen gelegenheid om aan het blusschen van den brand te denken. Bovendien waren en zijn er ook nog op het eiland, geen brandbluschmiddelen voor- handen , zoo zeker als men, ik mag zeggen, in den waan verkeert, dat er geen brand kan ontstaan. Zoo was dan hetgeen met zooveel moeite en kosten was ge- sticht, door de vlammen verleerd. Wel waren de naakte muren van het kerkgebouw blijven staan, maar de Luther- sche gemeente, zooals allen op Curasao, sedert eene halve eeuw zeer...”
17

“...deelen wij thans op hare beurt mede. — De hoofdkerk aan de H. anna toegewijd, aan de Spaansche zijde in de Breedstraat gelegen, is in de helft van de vorige eeuw gebouwd. Te voren bestond hier slechts eene kleine kapel, van welke de laatste overblijfsels vóór eenige jaren zijn afgebroken. De St. Anna kerk heeft in 1826 en 1827 eene vergrooliug en verbetering onder- gaan. — Wij voegen er bij, zooals wij reeds vroeger heb- ben opgemerkt, dat het gebouw, vooral als hoofdkerk, geen aanzienlijk gebouw mag heeten, en de afgeknotte toren aan het achterste gedeelte bijgebouwd, het gebouw zelf nog ontsiert. Aan de Oostzijde is een ruim geplaveid, net plein of koraal, waarin ook de woningen voor de dienstdoende geestelijken gevonden worden. Digt bij de kerk is de wo- ning van den bisschop. In de Wesl-divisie des eilands, op den tuin Kabrielenberg, anders genoemd Barber, is de kerk van den H. jozef. Dit gebouw was eertijds een maïs-magazijn, hetwelk in 1829 door den toenmaligen eigenaar van gezegden tuin...”