Your search within this document for 'ma' resulted in ten matching pages.
1

“...mij op, nu ik het ter neder schrijf en mijne gedachten laat weiden over de anderhalf jaar, welke ik er in doorbragt — Die aangename herinnering wordt niet zoo- zeer te weeg gebragt door Amsterdam zelve, door hare be- weging, woeligheid en gedurige afwisseling, welke men er vindt, hoewel dit ook door iemand, die gezond en van een levendig gestel is, niet zal worden veracht, al staat daar tegenover nog al het een en ander, hetgeen het verblijf in die koopstad des rijks minder aangenaam zou kunnen ma- ken. Maar zij wordt veroorzaakt omdat die stad de plaats is, waar ik na jaren lang builen betrekking als dienaar des Evangelies te zijn geweest, de eer en hel voorregt had, daar nevens de andere predikanten als hulpprediker te mogen werkzaam zijn in de verkondiging van het Evan- gelie, in de prediking van Christus den Heer en de genade Gods door Hem aan zondaren geopenbaard, zooals ik dat uitboezemde, toen ik op den 30sten September 1855 des avonds in de Oude Kerk, naar aanleiding van Helir. IV:...”
2

“...op de gansche aarde!” Ja, wij bevinden ons thans tusschen de keerkringen. Eer- gisteren zijn wij er binnengekomen. Wij dachten, dal de ma- trozen hel zouden vergeten. Want op reis naar de West- Indië is het passeren der keerkringen even zoo goed als het passeren der linie op eene reis naar Oosl-Indië, eene zekere feestelijkheid. Doch Janmaat vergal hel niet, al was hel een dag te laat, en indien er genoeg manschappen aan boord waren geweest, zou zeker vriend Neplunus ook aan boord zijn gekomen. Nu echter werden ons slechts, door de matrozen plegtig zaamgeroepen, de wetten voorgele- zen, voor hen die voor hel eerst zijn gebied betreden, namelijk te worden gedoopt of te worden geschoren, of beide plegligheden met wat geld af te koopen. Wij kozen allen, die voor hel eerst de keerkringen passeerden het laatste en betaalden tol; daarmede liep de zaak af. De ma- trozen verzochten nu wel den gezagvoerder ad interim, om dien dag vrij te hebben, doch aangezien zij gisteren van...”
3

“...gezigt van het gebergte uit zee op 1 Jammer maar, dat na een klein uur de zon onderging en de duisternis ons belette het eiland duidelijker te zien,doch de heldere maan, die Zondag vol was geweest, vergoedde ons dit des avonds, zoodat wij bij haar licht den geheelen omtrek van het eiland en zijne hooge bergen konden beschouwen. Om- streeks 10 ure waren wij het geheele eiland te boven gezeild, en heden morgen om 6 ure was er niets meer van te zien. Wij zijn alzoo de Karaïbische zee binnengestevend en ma- ken nu goeden voortgang, zoodat wij hoop hebben, Donder- dag of Vrijdag, indien de wind zoo doorwaait, de plaats onzer bestemming te bereiken. Hartelijk verheugen wij ons over de nu reeds verkregen uitkomst en bepaaldelijk op dezen dag, den gedenkdag van jezus geboorte. Toen ik gisteren avond op het dek den hel- deren hemel aanschouwde en de kalme, zoele lucht in- ademde, als mede heden morgen de zon plegtstatig uit de kimmen zag treden, terwijl de maan voor haar licht ver- bleekte, kwamen mij...”
4

“...onderen in het schip, niet beter te vergelijken dan met de beweging die eene aardbeving ver- oorzaakt (ik had dit nog eens in de Zuiderzee gevoeld, toen ik met hevigen storm in 1846, meen ik, in December, van Urk naar Knkhuizen voer en wij op den grond stootten). Vree- selijkwas de uitwerking van dien schok op ons allen, daar de matrozen riepen: »het schip heeft op eene klip gestoten en zinkt!” Het eerste wat men deed, was om de zeilen ne- der te halen of los te snijden, dan om de booten los te ma- ken; wij spoedden ons om al hetgeen ons eenigzins nood- zakelijk en kostbaar toescheen te bergen en ons zoo goed mogelijk aan te kleeden. Ondertusschen scheen het schip vast te blijven zitten en maakte geen water, doch werd ge- weldig door de branding geteisterd. Dit mag omstreeks een half uur hebben geduurd, toen wij in eens wederom een nieuwen vreesselijken schok ontvingen en hel schip zich, zoo het scheen, achterwaarts bewoog. Niet wetende, wat dit zijn zou, klom onze angst nogmaals ten top;...”
5

“...loegeleld,4 vaartuigen ter overbrenging zijner troepen toegevoegd, en hij, van al het noodige voorzien, verliet eindelijk den 3den September de haven. De Gouver- neur en ingezetenen zich nu van zulk een’ lasligen broeder en medebroeders ontslagen meenende, hadden builen den waard, dat is, de ontrouw van die broeders gerekend. Want naauwelijks uilgezeild, liepen zij met den avond, eenige ka- pers aan zich getrokken hebbende, die op de haven aan- zeilden, waarschijnlijk om Curasao des te beter vrij te ma- ken! — de St. Michielsbaai, in hel westen, binnen, ont- scheepten troepen en bezelteden de aldaar gelegde forten. De Gouverneur daarvan kennis bekomen hebbende, zelfs door een’brief van bresseau, die hem meldde, dal hij dit gedaan had, omdat er Eugelsche schepen in het gezigt waren, het- geen een publieke leugen was, trok met 600 man naar St. Michiel op: doch berekenende, dat de schepen nu te za- men op zijn minst 1200man aan boord hadden, hel krijgs-...”
6

“...schepen tot zwijgen, terwijl het vuur van het fort Nassau, op bevel van den inmiddels gevangen genomen Gouverneur changuion ophield. De Gouverneur bevond zich sedert den vorigen avond op eene plantaadje, een uur van de stad, over het Schottegat gelegen; de garnizoens kommandant pfeiffer lag in diepe rust, pas van eene partij te huis ge- komen, zooals men die op de Oudejaars avond gewoon is te geven, terwijl een menigte vuurwerk gedurende den ge- heelen nacht werd afgestoken; de kommandant van de ma- rine, evertsz, bevond zich nog op zulk eene partij. Deze tijding bekomen hebbende, doch wat te laat, dat de Engel- sche vloot was binnengevallen, begaf zich naar boord, doch werd door een der schoten, die de Engelsche schepen op zijn schip Kenau Hasselaar rigtlen, daar de wachthebbende Luitenant, de veer, den bodem niet wilde overgeven, (dit was het eenige schip dat, zooals wij zagen, op den vijand vuurde) gedood. Pfeiffer werd bijna zonder dat hij het zelf wist, in het fort gevangen genomen,...”
7

“...plat dak. Het water van het huis, dat op den muur ge- metselde goten heeft, wordt er, meermalen langs onziglbare kanalen, die door bogen gemaskeerd zijn, heengeleid. De reden, waarom men de regenbakken gelijkvloers maakt, is wegens de hardheid van den grond, daar het veel moeite en kosten zou veroorzaken, om die tot eene aanmerkelijke diepte uit te houwen. Nu veroorzaakt het ook wel kosten en moeite, om een van binnen met tras goed voorzien en van dikke muren opgetrokken gebouw boven den grond te ma- ken , maar er zal toch altijd in het een en ander groot verschil bestaan. Die regenbakken zijn soms zeer groot en wijd, om ze zooveel water mogelijk te doen bevatten, daar het maar zelden regent, ook dan dikwijls niet als het regentijd heet; zoodat hij die in zijnen bak voor 7 of meer maanden water kan opvangen, die een gelukkig man mag worden genoemd! Men tapt het wa- ler meestal uit die regenbakken met eene kraan af; van pompen weet men hier niet, en wordt het al te laag door voortdurend gebrek...”
8

“...lot het allerkleinste kolobrietje (hier blinkertje genoemd wegens zijne schitterende kleuren) heeft men onderscheiden soorten van meer of min schoone en welluidende vogels ook den vledermuis. De zwarte gier valk en kerkuil worden hier aangetroffen. Perakieten zijn er in menigte en kunnen tot een groole tamheid worden gebragt, zoodat zij, even als de papagaai (doch die is hier niet inlandsch) met den hond en de kat als huisdieren kunnen be- schouwd worden. Dal laatste dier, dat hier bij uitstek ma- ger, en daardoor zeer leelijk is (de honden zijn over het al- gemeen ook zeer mager, maar kunnen zeer legen de warmte en weten van geen dolheid) is even als in Holland allernut- tigst om de vermenigvuldiging van muizen en ratten, die tous comme chez nous zijn, te voorkomen; uitroeijen zul- len zij ze zeker wel niet. En dat zou waarschijnlijk ook niet heel nuttig wezen, daar die bedeesde dieren, naar wier...”
9

“...toezigt staal der Roomsche geeste- lijkheid en eene jaarlijksche toelage van hel Gouvernement ontvangt. Tol proeve van de taal voegen wij hier bij: hel gebed des Heeren en de 12 Geloofsartikelen. Gebed des Heeren. Noos téla, koe ta na ciëloel koe bo nomber la sankliBkado! Koe, bo reina bini! koe bo voloen- lad la koempli ariba léra asina koe na ciëloel Doena noos awee pam di kada dia. Poordóna noos noos debé, asina koe noos ta poordóna nan debé na noos debedoor nan. I no poné noos deen leen lósjoon; ma librd noos di móloe. Pasóba di bo ta reina, i podeer, i glória pa sieemper. Amen! De 12 Geloofsartikelen: i Mi la keré na Dioos, e lata todopoderóso, kriadoor di ciëloe iditéra. 2. I na Hezoes kristoe, soe oen Joe so, noos Senioor. 3. Koe la konsibi di Spiritoe Santoe, i a nasé di bierga Maria....”
10

“...wil dat eenigen reeds vroeger de hangmat zijn uilgegaan, zich van den grond opgeraapt (want het grootste gedeelte der bevolking slaapt op den grond; en dat wel zonder eenige onaangenaamheid te gevoelen; wat vermag de gewoonte niet!) zich van den ezel hebben af- gewenteld of uit het ledekant geklommen zijn, om het vuur aan te maken, water op te stoken , koffij te zeilen (de meeste Cura^aonaars toch zijn niet in hun schik als ze niet vroeg een kop koffij hebben met veel suiker); een’wandeltoer te ma- ken (Icuijeren zegt men hier) of per as, of per pontje naar eene plantaadje te gaan, er den dag of eenige dagen door- brengen, hetzij om bezigheden, hetzij om versche lucht te scheppen; die dan winkels hebben, sluiten ze en verkoo- pen niet, totdat ze weêr in de stad komen; — of dat er zijn die alle instrumenten om op te slapen, niet later verlaten, dan als de zon reeds hoog is en men bang is, wegens de hitte zijn’ neus buiten de deur te steken; waarvan ik geloof dat vele dames vooral niet vrij...”