1 |
 |
“...op, nu ik het ter neder schrijf en mijne
gedachten laat weiden over de anderhalf jaar, welke ik er
in doorbragt — Die aangename herinnering wordt niet zoo-
zeer te weeg gebragt door Amsterdam zelve, door hare be-
weging, woeligheid en gedurige afwisseling, welke men er
vindt, hoewel dit ook door iemand, die gezond en van een
levendig gestel is, niet zal worden veracht, al staat daar
tegenover nog al het een en ander, hetgeen het verblijf in
die koopstad des rijks minder aangenaam zou kunnen ma-
ken. Maar zij wordt veroorzaakt omdat die stad de plaats
is, waar ik na jaren lang builen betrekking als dienaar
des Evangelies te zijn geweest, de eer en hel voorregt
had, daar nevens de andere predikanten als hulpprediker
te mogen werkzaam zijn in de verkondiging van het Evan-
gelie, in de prediking van Christus den Heer en de genade
Gods door Hem aan zondaren geopenbaard, zooals ik dat
uitboezemde, toen ik op den 30sten September 1855 des
avonds in de Oude Kerk, naar aanleiding van Helir. IV: 9...”
|
|
2 |
 |
“...verblijf en slechts groot genoeg om
hen te bevatten, die de wacht niet hadden, dat is drie of
vier.
De ingang van de kajuit is juist bij het roer, waar de
ruimte om door te gaan zeer gering is, terwijl men gedu-
rig moest oppassen om het hoofd niet tegen het liggend
hout van het bezaanzeil te stooten. Met een trap van zeven
treden daalt men nu nederwaarts en komt eerst in het
voorste of liever achterste gedeelte van de kajuit, eigentlijk
voor den hofmeester ingerigt, en waar hij in kasten, hok-
ken en gaten zijne bergplaats voor borden, kommen, kop-
jes enz., en de dagelijksche proviand heeft, maar waarin nog
twee hutten waren en vlak onder het roer nog een paar
slaapplaatsen voor den hofmeester, den koksmaat en wie er
nog wilde inkruipen: want dat ingaan moest al bukkende
en kruipende geschieden, zijnde die plaats of dat hok ook
nog bestemd om een kat in te bergen. Een stevige tafel en
nog wat steviger stoelen of tabouretjes, dan in het andere
gedeelte der kajuit zijn, bevonden zich hier...”
|
|
3 |
 |
“...verzoent ons als het ware met den vreem-
deling, die ook onze moedertaal, in zeker opzigt, noodza-
kelijk acht. Maar als men dan die taal zelfs hoort spreken,
op het onverwachts, door iemand, wien men een inboor-
ling van dat vreemde land denkt te zijn, dan geeft dat nog
aangenamer aandoening; zooals het mij te beurt viel op den
laatsten morgen van ons verblijf te Ramsgate, toen ik, van
het verrigten van nog eenige noodzakelijke commissiën te-
rugkeerende, langs de kade iemand Hollandsch hoorde spre-
ken tegen de schepelingen van zijn boord. Naar hem toe te
gaan en te zeggen: »Ik hoor dat gij ook Hollander zijt,”
was de uitdrukking van mijn gevoel van het oogenblik,
gevoegd bij eenen warmen handdruk. Het was de kapitein
van de Drie Cornelia’s, evérts genaamd, van Amsterdam
naar Livorno bestemd, en die door ziekte van zijne vrouw,
reeds zes weken te Ramsgate had gelegen en mede dezen
morgen hoopte uit te zeilen.
Dat gelukte zoowel voor hem als voor ons. De wind was
des nachts naar het Oosten gegaan...”
|
|
4 |
 |
“...uit het Engelsch Prayer-book
de gebeden voor, die in de Engelsche eerediensl bij een lijk
gebruikelijk zijn, en met het, OnzeVader, besloten worden.
Nu werd het lijk door de matrozen weder opgenomen en over
boord gezet, zeggende: *in Gods naam!” De aandoening bij
de officieren en manschap, toen ik sprak en toen er uit het
Prayer-book werd voorgelezen, als ook toen het lijk aan de
golven der zee werd toevertrouwd, was groot. Moge zij blij-
vend zijn en eenigen invloed op hun hart en leven uitwer-
ken; hetgeen God genadiglijk verleene! De kapitein laat te
Curasao eene weduwe en drie onmondige kinderen na. Hij
was 36 jaar.
Het bevel van het schip is nu overgenomen door den eer-
sten stuurman. Hij moge het schip, onder Gods geleide,
gelukkig brengen ter plaatse zijner bestemming, en blijve
eendragt onder allen heerschen!
26 November. Heden morgen werden wij vroegtijdig uit
den slaap gewekt door een berigt, dat een schip ons weldra
terzijde zoude zijn.dat door ons was ingehaald. De vlaggen
werden...”
|
|
5 |
 |
“... nacht had gedaan en K. hel gisteren avond bij
de eerste wacht zou doen, vond de gezaghebber ad interim,
die op zijne loer lag, daar hij lont had geroken, hem,
toen ik gisteren avond gereed was le gaan rusten, sla-
pende boven de kajuit. Deze, die een rond, driftig zee-
man is, gaf hem geen malsche woorden, maar maakte hem
uit voor al wat leelijk was, in het Engelsch, soms door
Hollandsch afgewisseld, en herinnerde hem zijn’ pligt, dien
hij op zich had genomen, voor schip en passagiers te wa-
ken en le zorgen; hierdoor echter ontstond een hooge woor-
denstrijd, die ons verontrustten en noodzaakte lusschen beiden
le komen. De twist werd wel gedempt, maar de naijver
lusschen hen daardoor weder vermeerderd, hetgeen onze
toestand op de Ricot niet aangenamer doet zijn. — Eenige
rallen hebben zich ook vertoond en heden nacht wat op-
stand in de kajuit veroorzaakt, vooral onder de dames. Ik
sliep echter dien opstand en de op die dieren gemaakfe
jagt gelukkig door. Wij zouden daarom wel wenschen...”
|
|
6 |
 |
“...en van daar zijn naam.
Een paar schepen zijn in het gezigt geweest en heden mor-
gen heeft er een ons gepraaid, doch wij moesten te ver van
elkander afblijven, om met elkaar te kunnen spreken. Al-
leen de lengte wTerd aan weêrskanten op een bord opgege-
ven, die vrij wel overeen kwam. Het was een Amerikaan
en stuurde Noordwest.
Wij verheugen ons, dat wij nu niet alleen goed voort-
gaan, de zee bedaard is, maar ook dat wij zoo nabij onze
bestemming komen. God geve dat wij die goed mogen berei-
ken en wij ook in de Karaïbische zee, welke wij Maandag
hopen te bereiken, kalme zee en weder vinden 1
25 December. De laatste vier dagen waren voor ons belang-
rijke en aangename dagen, omdat de wind steeds gunstig
bleef en vrij stevig bleef doorwaaijen, zoodat wij door el-
kander 45 mijlen per etmaal maakten, als vooral daardoor,
dat wij gisteren ten 5 ure het eerste land zagen, namelijk
het eiland Dominique [aan onze regterhand zeer duidelijk
en Martinique aan onze linkerhand zeer flaauw. De stuurlie-...”
|
|
7 |
 |
“...het gebergte uit zee
op 1 Jammer maar, dat na een klein uur de zon onderging en
de duisternis ons belette het eiland duidelijker te zien,doch
de heldere maan, die Zondag vol was geweest, vergoedde ons
dit des avonds, zoodat wij bij haar licht den geheelen omtrek
van het eiland en zijne hooge bergen konden beschouwen. Om-
streeks 10 ure waren wij het geheele eiland te boven gezeild,
en heden morgen om 6 ure was er niets meer van te zien.
Wij zijn alzoo de Karaïbische zee binnengestevend en ma-
ken nu goeden voortgang, zoodat wij hoop hebben, Donder-
dag of Vrijdag, indien de wind zoo doorwaait, de plaats
onzer bestemming te bereiken.
Hartelijk verheugen wij ons over de nu reeds verkregen
uitkomst en bepaaldelijk op dezen dag, den gedenkdag van
jezus geboorte. Toen ik gisteren avond op het dek den hel-
deren hemel aanschouwde en de kalme, zoele lucht in-
ademde, als mede heden morgen de zon plegtstatig uit de
kimmen zag treden, terwijl de maan voor haar licht ver-
bleekte, kwamen mij de velden...”
|
|
8 |
 |
“...onderen in het schip, niet beter te
vergelijken dan met de beweging die eene aardbeving ver-
oorzaakt (ik had dit nog eens in de Zuiderzee gevoeld, toen
ik met hevigen storm in 1846, meen ik, in December, van
Urk naar Knkhuizen voer en wij op den grond stootten). Vree-
selijkwas de uitwerking van dien schok op ons allen, daar
de matrozen riepen: »het schip heeft op eene klip gestoten
en zinkt!” Het eerste wat men deed, was om de zeilen ne-
der te halen of los te snijden, dan om de booten los te ma-
ken; wij spoedden ons om al hetgeen ons eenigzins nood-
zakelijk en kostbaar toescheen te bergen en ons zoo goed
mogelijk aan te kleeden. Ondertusschen scheen het schip
vast te blijven zitten en maakte geen water, doch werd ge-
weldig door de branding geteisterd. Dit mag omstreeks een
half uur hebben geduurd, toen wij in eens wederom een
nieuwen vreesselijken schok ontvingen en hel schip zich,
zoo het scheen, achterwaarts bewoog. Niet wetende, wat
dit zijn zou, klom onze angst nogmaals ten top; doch...”
|
|
9 |
 |
“...namelijk in hel westelijk gedeelte van
het eiland, welke, indien hij niet in tijds was kunnen be-
dwongen worden en zich naar de andere divisiën had kun-
nen uilbreiden, de oorzaak van den dood en het verderf van
alle blanken, misschien wel van alle onze kleurlingen zou
geweest zijn. Er ontstond op de plantaadje de Knip onge-
noegen onder de slaven, omdat de eigenaar hun het loon
onthield, opgevende, dat zij schulden hadden gemaakt, die al-
dus moesten afbelaald worden. De Negers weigerden te wer-
ken en trokken naar de stad, met plan, zooals zij zeiden, om
zich bij het Gouvernement te beklagen; over de plantaadje
Santa Crux gaande, voegden zich de Negers, die daarop
woonden bij hen, en de opstand kon gerekend worden een’
aanvang te hebben genomen, vooral toen hun getal door
slaven van andere plantaadjes gedurig vermeerderde, men
de rhum-distelleerderijen had opgebroken en door hel ge-
bruiken van sterken drank lot den staat van volslagen woede
was opgewonden. Het getal der opstandelingen klom...”
|
|
10 |
 |
“...64
turn aan den Gouverneur zendende, had zeker gemeend,
dat de bevelhebber van hel fregat la Vengeance, petit, met
hem gemeene zaak zou maken, en verwittigde hem dus
van zijn voornemen; doch deze wilde met dien schandelij-
ken woordverbreker niets te doen hebben: onderrigtle in
persoon den Gouverneur, wat bresseau van hem had geëischt,
en verzocht nu, dat hem alles gemakkelijk zou worden ge-
maakt, om zoo spoedig mogelijk de haven te verlaten, daar
hij voor de wraak van zijn eigen landgenooten vreesde. Van
plan echter veranderende, liet hij dadelijk het ankertouw
kappen, de zeilen aanslaan en stevende naar zee, ofschoon
er nog onderscheiden personen, die tot het schip behoor-
den, aan wal waren.
Het fregat werd kort daarna, na een hevig gevecht, door
een Engelsch fregat genomen.
Dal de eisch van bresseau of van het Comité door het
Bestuur van het land werd afgeslagen, spreekt wel van
zelf, en bresseau zich van den steun, waarop hij gerekend
had verlaten ziende, werd de vriendelijkheid zelve...”
|
|
11 |
 |
“...klip, zoo gij meent met eenige hoo-
rnen omgeven, van welke u de stuurman of een of ander
matroos, die misschien op Curasao woont, met eene zekere
zelfvoldoening zegt, dat het plantaadjes zijn. Gij krijgt dan al
voortzeilende, steeds door Oost, Noord- of Zuidoosten wind
begunstigd, de verdedigingswerken van Curasao spoedig te
zien, de huizen die er bij slaan, of zich er boven ver-
heffen , en het torentje van de kerk met haar verheven dak
worden duidelijker; gij gaapt dit aan, om den wonderlij-
ken en voor u zoo vreemden vorm en voor gij het weet, al
kijkende en aanslarende, terwijl de loodsboot, met de zwarte
bemanning het schip heeft bereikt en de loods aan boord
is gekomen, stevent gij de haven of baai van Curasao langs
den ton of boei binnen, de Sl. Annabaai genoemd, en de
huizen regts en links slaan daar in al hunne vreemdsoor-
tigheid voor u, ter uitwendige bezigtiging.
Geen Hollandsche huizen! Naar schuiframen zoudt gij
eerst te vergeefs bij de meeste zoeken, want als gij
denkt zou...”
|
|
12 |
 |
“...belegd worden, en
men zou zich hier niet met groene of blaauwe ruitjes be-
helpen, zou ’t misschien hier en daar nog al een deficit
in de beurs te weeg brengen. Nu heeft men voor zulk een
te kort ten minste geen nood. De vloeren zijn of de plan-
ken in nalura (men bezigt daartoe echter goed, zelfs schoon
hout) of met eene grijsachtige verw bekleed, of wel van klin-
kersteenen of blaauwe heelbakken, soms van marmer of
blaauwe hardsteen met marmer geschakeerd. Steenen vloe-
ren vindt men met weinig uitzondering in alle keukens, al
zijn die ook op de derde of vierde verdieping, want, mis-
schien is het tot gemak, zoo hoog zelf vindt men ze, ook
wel om die reden, dat de huizen of verdiepingen afzonder-
lijk worden verhuurd en bewoond en elk toch eenen keu-
ken moet hebben.
Tegen brand behoeft men echter die steenen vloeren
niet, want, zooals men zegt, komt er op Curasao nooit...”
|
|
13 |
 |
“...te verwarmen: bij eene warmte van gewoonlijk
86—92 graden heeft men dat minder noodig. De haard is
zeer ruim, van geen aschpot, hengel of ketting voorzien,
maar van twee ijzeren bouten, die in de lengte zijn aan-
gebragt, waarop men pot of ketel plaatst en er onder stookt,
met hout, karbon of gedoofde houtskool; de zoo nuttige
turf, die hel vuur zoo gemakkelijk aanhoudt en dien
men ’s avonds kan inrekenen, kent men hier niet. Niet ééne
schoorsteen rookt er. Hond of vierkant doch laag opgetrok-
ken, heeft hij slechts ééne opening van den windkant af,
waardoor de rook zich altijd eenen weg weet te banen.
Van schoorsteenvegen hoort men hier niet; het hout maakt
ook weinig roet. Op de bovenverdiepingen, die afzonderlijk
verhuurd worden, vindt men ook zulke keukens, doch allen
zonder pomp, gootsteen, kolk of iets dergelijks. Al het wa-
ter moet, — met zeer weinige uitzonderingen in zeer enkele
huizen, waar men een regenbak heeft en eene uitwatering —
naar boven en gebruikt zijnde en van natuur...”
|
|
14 |
 |
“...dak. Het water van het huis, dat op den muur ge-
metselde goten heeft, wordt er, meermalen langs onziglbare
kanalen, die door bogen gemaskeerd zijn, heengeleid. De
reden, waarom men de regenbakken gelijkvloers maakt, is
wegens de hardheid van den grond, daar het veel moeite en
kosten zou veroorzaken, om die tot eene aanmerkelijke
diepte uit te houwen. Nu veroorzaakt het ook wel kosten en
moeite, om een van binnen met tras goed voorzien en van
dikke muren opgetrokken gebouw boven den grond te ma-
ken , maar er zal toch altijd in het een en ander groot
verschil bestaan. Die regenbakken zijn soms zeer groot en
wijd, om ze zooveel water mogelijk te doen bevatten,
daar het maar zelden regent, ook dan dikwijls niet
als het regentijd heet; zoodat hij die in zijnen bak
voor 7 of meer maanden water kan opvangen, die een
gelukkig man mag worden genoemd! Men tapt het wa-
ler meestal uit die regenbakken met eene kraan af; van
pompen weet men hier niet, en wordt het al te laag door
voortdurend gebrek aan...”
|
|
15 |
 |
“...110
aanlokkelijkheid genoeg had, om inwoners tot zich te trek-
ken, en ze te leur gesteld hebbende, nog te behouden. En
waarlijk, men mag wel zoo vragen. Want ofschoon heldoor
de natuur niet geheel en al is misdeeld, en hier en daar
plekken gevonden worden, die boomrijk zijn of die kunnen
worden bebouwd, en als er regen valt, eene goede maïs-
oogst opleveren, is het toch zeker, een land, dal zijne
inwoners niet voeden kan, en de meesten, zoo niet allen
van gebrek zouden omkomen, indien er van elders geen le-
vensmiddelen werden aangevoerd. Of dus dit eiland wel ooit
oorspronkelijke inwoners heeft gehad, of zij die er vóór
eeuwen reeds op woonden, uit vrije keus er op bleven,
zou ik grootendeels betwijfelen, vooral omdat op de te-
genover liggende kust van Amerika de natuur zich in al
hare schoonheid, in al haren rijkdom vertoont, waar met
weinig werken veel wordt verkregen en zelden teleur-
stelling in den oogst plaats grijpt. Naar ik geloof waren
zij, die de Spanjaarden en Hollanders hier...”
|
|
16 |
 |
“...Aruba en
Bonaire zoo algemeen (doch nergens elders) in gebruik is,
zoo zelfs, dat de afstammelingen van Hollanders er bijna
geheel hunne moedertaal door hebben vergelen en zich al-
leen in het Papiëmentsch verstaanbaar (voor elkander na-
melijk) kunnen uitdrukken.
Ik wil wel gelooven, dat er even zulke arme en gebrekkige
talen zijn als het Papiëmentsch, maar armer en gebrekkiger
zijn er niet. Ja men mogt die taal nog wel papiëment, dat
is: spraak of taal noemen, van het werkwoord papia, spre-
ken! Gij zult mij de armoede dier taal moeten toeslaan,
indien ik u zeg, dat zij niet alleen uit alle mogelijke talen,
die ooit op Curacao gesproken zijn, is zaamgeflanst, zoo-
dat zij vooral wemelt van Spaansche en Hollandsche woor-
den, en elk wat hij niet best in de inlandsche taal wist
uit te drukken, maar in zijn eigen taal uildrukle en die
woorden en uitdrukkingen hun burgerregt hebben behouden,
maar ook voornamelijk als ik u mededeel, dat er hoege-
naamd geen zweem is van vervoeging of verbuiging...”
|
|
17 |
 |
“...dat eenigen reeds vroeger de
hangmat zijn uilgegaan, zich van den grond opgeraapt (want
het grootste gedeelte der bevolking slaapt op den grond; en
dat wel zonder eenige onaangenaamheid te gevoelen; wat
vermag de gewoonte niet!) zich van den ezel hebben af-
gewenteld of uit het ledekant geklommen zijn, om het vuur
aan te maken, water op te stoken , koffij te zeilen (de meeste
Cura^aonaars toch zijn niet in hun schik als ze niet vroeg
een kop koffij hebben met veel suiker); een’wandeltoer te ma-
ken (Icuijeren zegt men hier) of per as, of per pontje naar
eene plantaadje te gaan, er den dag of eenige dagen door-
brengen, hetzij om bezigheden, hetzij om versche lucht te
scheppen; die dan winkels hebben, sluiten ze en verkoo-
pen niet, totdat ze weêr in de stad komen; — of dat er zijn
die alle instrumenten om op te slapen, niet later verlaten,
dan als de zon reeds hoog is en men bang is, wegens de
hitte zijn’ neus buiten de deur te steken; waarvan ik geloof
dat vele dames vooral niet vrij zijn...”
|
|
18 |
 |
“...midden in den nacht gegeven worden en men gaat
dan, zeer warm, in de koude nachtlucht naar huis, dat
zal zeker niet schaden! — Bijzonder gezet is men echter
op sommige dusgenoemde hoogtijden, om dan ter kerk te
komen, tweemaal in het jaar, bij voorbeeld: hij de bedie-
ning van het Avondmaal op Paschen en op Oudejaarsavond.
De reden daarvan willen wij niet opsporen; in het duister
ligt zij misschien niet, en heeft welligt meer verband met
bijgeloof, dan men bij den eersten oogopslag wel zou den-
ken. Geloof echter niet, dat die oudejaarsavond hier zoo ge-
heel stil en plegtig ten einde loopt! Welke geest in de
menschen gevaren is, om hun geld dan ten offer te bren-
gen aan allerlei soort van hevig geraas makend vuurwerk,...”
|
|
19 |
 |
“...nog eene herhaling van, en evenwel moet dat
doldriftig vuurwerk afsteken in de laatste jaren door de po-
gingen der Politie veel verminderd zijn, daar er verschei-
den ongelukken door gebeurden, en er alle aanleiding werd
gegeven, om een’ zwaren brand te verwekken, ofschoon
men op Curasao zedelijk overtuigd is, dat er geen brand
komen kan. Zoo dacht men ook vóór eenige jaren te Pari-
maribo, maar helaas! wat heeft de ondervinding dien waan
droevig gelogenstraft! — Wilden de ingezetenen zamenwer-
ken om een schoon, geregeld vuurwerk te geven, welk
eene heerlijke gelegenheid ware hiertoe in de haven! Maar
aan zulk eene zamenwerking denkt men hier niet; elk han-
delt te dien aanzien op zich zelven.
Wat nu maar op Zalurdag of Zondag eenigzins de stad
onlvlugten en naar de eene of andere plantaadje zich be-
geven kan, om daar te zitten, doet het; wie maar eenig-
zins noodig meent medicijn in te nemen, (en men gelooft hier
daarvan zeer dikwijls de noodzakelijkheid te gevoelen) kipt er
den Zondag...”
|
|
20 |
 |
“...kennis genoodigd worden,
is er meeslal receptie en daarmede houdt dan ook de re-
ceptie op, ofschoon bloedverwanten en vrienden het huis
van de bruid in de bruidsdagen meer dan anders bezoeken
en allen die er komen, gastvrij worden onthaald. Op dien
felicitatie-avond kan het er levendig toegaan; daar ten minste
waar men van wat luidruchtigheid houdt, en bij gehuurde mu-
ziek wordt de dans tot laat in den nacht voortgezet, hetgeen
ook wel plaats heeft op den dag dat het huwelijk wordt voltrok-
ken. Dat de mindere klasse gelijk overal, zoo ook hier, te
dien aanzien het uitbundigste is, behoef ik wel niet te zeggen.
Nu geschiedt de voltrekking des huwelijks niet des avonds,
maar midden in den voormiddag, klokke tien ure op het
Gouvernementshuis, en daar gewoonlijk de kerkelijke inze-
gening terstond daarna plaats heeft, is niet alleen de jong-
gehuwde, maar zijn ook hare betrekkingen genoodzaakt,
om de vrije lucht in te ademen en de huwelijksvoltrekking
bij te wonen. Als men daartoe zelfs...”
|
|