1 |
|
“...gekozen wordt. De meeste weezen,
door de Diakonie te ondersteunen (onderhouden is eene on-
mogelijkheid; ook beslaat er geen weeshuis) zijn soldaten-
kinderen; hoewel de kerkeraad (want Ouderlingen en Dia-
kenen beiden maken het armbestuur uit) zeer wijsselijk be-
sloten heeft, om de nagelaten kinderen van wie ook, die
geen huwelijk had aangegaan, niet als weezen te beschou-
wen, hen dus niet te bedeelen en aldus, zooveel mogeliik,
het kwaad te stuiten.
Zal ik bijzonderheden opgeven van het karakter der in-
boorlingen, of liever der bevolking? Maar elk die weet,
dat de bevolking eene zamenhooping is van allerlei soort
van Europeërs en niet-Europeërs, terwijl ook de Israëlie-
ten, en deze weder uit verschillende landen, een deel der
evolking uitmaken (ik meen dat hun getal op ongeveer
500 wordt geschat), die zal ook beseffen, dat er onder deze
zamenhooping van meuschen geen eigentlijk volkskarakter
kan bestaan. Van zoovele verschillende afkomsten de inwo-
ners zijn, van zoovele verschillende...”
|
|
2 |
|
“...116
niet en blijft te huis. Wat men nu van het karakter der
kleurlingen, der slaven in het bijzonder opgeeft, is niet zoo
kwaad. Zij zijn over het algemeen stil, onderworpen, vre-
delievend. Werkzaamheid kan hun niet worden ontzegd,en
met te meer lof moet men er nog van spreken, als men
weet dat het eene gedwongene fraaijigheid is, en hunne
grootste, soms geheele, verdiensten in de zak van een ander
gaan en dat zij voor al hun zwoegen en slaven slechts een
sober voedsel en geringe kleedingstukken bekomen. Is het te
verwonderen, dat er zijn (en er zijn er nog al wat) die zoo
weinig mogelijk uitvoeren, en dal vooral de dienstmaagden
(gewoonlijk slavinnen, weinige vrijen) de huismoeders wat
veel stof tot klagten geven! Het klimaat brengt het dan ook
mede, dat die fierheid, die voortvarendheid, die ijver, die
men bij de werklieden in Holland zoo zeer ziet en prijst,
hier veel wordt gemist; al hoewel ik er dagelijks zie, die
den geheelen dag door in het brandende der zon, onver-
poosd bezig...”
|
|