1 |
 |
“...n zijnde nog al stank en rook verwekt,
u in de grot niet voorgingen, en u aanwezen, waar gij
klimmen, waar gij dalen moet. ’t Is een grootsch gezigt,
die hangende rotsen boven, en de ongelijk gevormde ko-
lommen en rotswanden rondom u; de laalsten meestal van
druipsteen gevormd, van welke de kristallen bij het licht
der fakkels in de oogen glinsteren, en de van de hoogte
nedervallende waterdroppels u toonen, hoe zij gevormd zijn.
Een van die druipsteenen heeft bijna volmaakt den vorm van
een kanon, en de geleiders die het op eenen in de grot
uitstekenden wand gelegd hebben, nemen dan den schijn aan
het te doen ontvlammen en ontploffen, tot spoedig voorbij-
gaanden schrik van de bezoekers. In de spelonk zijn onder-
scheidene kamers of gewelven, die ver, zeer ver doorloopen...”
|
|