1 |
|
“...ten einde niet onverwachts een’ val
te doen, die u misschien vrij slecht zou te slaan komen.
Op sommige plaatsen in de grot slaat in eenige holligheden
frisch water, dat of door de rotsen doorzijpelt of van boven
van den druipsteen nedervalt. Dat onder dit verwulf de
groote vergaderbak van water is gelegen, waardoor dat wel-
lend water, waarvan ik gesproken heb, wordt aangebragl,
is waarschijnlijk; doch de rotsen zijn hier zoo hóóg en uit-
gebreid, dat misschien ook door onder de rotsen gelegene kana-
len van den eenen vergaderbak het water naar den anderen
wordt gevoerd, terwijl de oorspronkelijke opening, die het wa-
ter door laat, naauw zal wezen, omdat andërs al het water1
zich in eens zou uitstorten. Geen levend dier schijnt zich
in deze spelonk óp te houden, maar alleen de vledermuis
er gedurende den dag eene toevlugt tè zoeken; zoodat als*
men haar des avonds bezoekt, ook die tijdelijke be\Vonórs
verdwenen zijn, om zich voedsel op te zamelen.
De natuur buiten de planlaadjes levert niet...”
|
|