1 |
 |
“...onder die soort van menschen, doch niet onder hen
alleen, veel bijgeloof heerscht!
Nu is het zeker wel een ongerief, om gedurende den
brandenden zonneschijn uit de kerk naar huis te keeren,
en als het regent, regent het nog al fiksch, en met veel
wind, zoodat de parapluiën niet bijzonder veel beschutten,
en de weg er spoedig glibberig en modderig door wordt
gemaakt. Doch het regent evenwel niet iederen Zondag, en
tegen de stralen der zon kunnen die regenschermen met
nut dienen, beter dan die elegante parasols, die toch ook
veelal tegen den wind niet bestand zijn. — En dan zijn er
immers ook avondkerken bij lichte maan, en dan steekt
immers de zon niet, dan is het immers overheerlijk, koel
weder! Maar dan heeft men in de kerk zoo warm gezeten,
en dan wordt men dadelijk zoo verkoeld, vooral bij het
overvaren der haven en . . . .! Doch als er danspartijen
tot midden in den nacht gegeven worden en men gaat
dan, zeer warm, in de koude nachtlucht naar huis, dat
zal zeker niet schaden! — Bijzonder...”
|
|