1 |
|
“...wekkend was het woord dat de voorzitter dier commissie,
Ds. timmers verhoeven, bij die gelegenheid zoowel lot mij
als lot den proponent BRiëT, die voor de dienst in Oost-
lndië bestemd was, sprak. God weet het, het: Ja ik van
ganscher harte, toen voor de tweede maal iu mijn leven
uitgesproken, was zoo innig gemeend, als het voor de eerste
maal was. Deed ik hel toen misschien in eigen kracht en
steunende op mijn vermogen en goede voornemens — ik
sprak ze voor de tweede maal uit met diep gevoel van ei-
gen zwakheid, maar in het vertrouwen op den God mijns
heils, op mijnen Vader in jezus Christus, die sterkte en
vermogen heeft, om mijne zwakheid tot kracht te doen zijn
en mij door Zijnen Heiligen Geest te verlichten, te leiden
en le heiligen, en in dat vertrouwen sprak ik die allerge-
wigligste belofte uil. God geve, dat ik nimmer ontrouw be-...”
|
|
2 |
|
“...van
het vee en vele vruchtboomen had doen uitsterven. —
Men kan hieruit zien, dal de droogte op Curacao zich niet
van de laatste jaren dagleekent, en hare oorzaak zou heb-
ben in het omkappen van hout. De rotsachtige bodem ver-
hindert overigens dat er veel geboomte groeit.
De toestand der Hollanders op Curasao was in het eerst
niet zeer benijdenswaardig. Behalve het gebrek aan drink-
water en versch voedsel, waarmede men te worstelen had,
bleef gedurig de vrees bestaan, dat de Spanjaarden het ei-
land zouden aantasten en weder onder hun gebied brengen;
en het bleek later dat daartoe werkelijk plannen beraamd,
doch door bijkomende omstandigheden niet waren uitgevoerd.
Weldra echter daagde uil het vaderland in het begin van
het volgende jaar hulp op, daar twee schepen, 60 man
aan boord hebbende, benevens levensmiddelen en allerlei oor-
logstuig , de haven binnen liepen, het besluit van de West-In-
dische Maatschappij tevens bekend makende om het eiland in
voortdurend bezit te houden. Men...”
|
|
3 |
|
“...eindelijk aan het gemis van bekwame en dappere opperhoof-
den, waaraan niet te twijfelen valt, — hoe het zij, bange
dagen heeft Curacao doorgebragt, veel schade ondergaan,
vooral de bewoners van het westelijk gedeelte van het ei-
land, wier bezittingen en vee werden weggeroofd, en vele
opofferingen gedaan moesten worden, om de oorlogsschat-
ting te kunnen betalen. Gelukkig echter bleven de koopwa-
ren, waarmede de pakhuizen toen vol waren, gespaard en
menschen levens, daar het altijd maar een vluglen was ge-
weest, en men zich binnen de muren geborgen had, schij-
nen er niet mede gemoeid te zijn geweest. Ook de bom-
men, welke bij honderdtallen in de stad waren geworpen,
hadden er geen brand kunnen verwekken, door de eigen-
schappen van de luchtsgesteldheid van Curasao, die bijna
geen brand schijnt te gedooge. De ramp, het eiland toe-
gebragt was zwaar en eene proef van Frankrijks trouweloos-
heid; maar had echter honderdmaal zwaarder kunnen zijn
en op het geheele verderf der volkplanting...”
|
|