Your search within this document for 'deken' resulted in three matching pages.
1

“...die in onze nabijheid had ziek gelegen, wiens kermen en krijten wij, vooral in den laatsten nacht gehoord hadden en die ons den slaap uit de oogen hadden gehouden, hoe zou het anders mogelijk zijn, als dat hij ons diep zou treffen? Dat God Zijne magt over hem aldus zou bekend maken en hem den dood in de armen werpen, wie zou dit hebben kunnen denken, wie wenschen ? Gods raad zal beslaan en Hij zal al Zijn welbe- hagen doen! Nadat gisteren met den avond het lijk uit de hut was ge- nomen, in een deken gewikkeld en in de vrije lucht voor de kajuit was gelegd, om aldaar des nachts te verblijven, is heden morgen hel lijk met steenen in een stuk zeildoek genaaid en over boord gezet. Ik was door den eersten stuur- man verzocht, een woord bij het lijk te spreken. Toen dan het lijk omstreeks 10 ure door de matrozen hel schip was omgedragen en voor den grooten mast was nedergelegd, sprak ik in dezer voege: «Mannen! wij hebben eene treurige, maar ook tevens eene noodzakelijk taak te vervullen. Of zou...”
2

“...41 nacht was een der onrustigsten, dien wij aan boord hebben doorgebragl, omdat de onzekerheid voor de toekomst ons pijnigde. Geen orde was er meer aan boord, de matrozen liepen overal, waar het hun goed dacht. Van de passagiers sliep of liever lag de een in een deken gewikkeld op dek, de an- der liep rond, een derde zocht in de kajuit zijne toevlugt. Ons vertrouwen op God, naar wiens bestel dit ongeval ons ook overkwam, werd niet verbroken. In leven of dood bevolen wij Hem ons zelve aan, en bleven ons hechten aan Zijne almagt, die hulp kan bezorgen en redding geven, waar redding en hulp onmogelijk schijnen. Dat vertrouwen heeft dan ons ook niet beschaamd, maar wonderdadig zijn wij verlost. Toen in den vroegen morgen van den 27sten onze toestand ons al duidelijker en duidelij- ker bleek, dat wij namelijk te midden van klippen en zand- banken vervallen waren, terwijl hooge rotsen ons van bijna alle kanten omringden, werd er besloten, dat de tweede stuurman en vier matrozen met eene der booten...”
3

“...84 gewoon in puris naturalibus of wel moedernaakt te loopen, en die zich als die prille jeugd over is, aan weinig kleederen en geen deksel kunnen gewennen. Maar die uit Holland komt en nog niet zoo geakklimatiseerd is, kan nog wel van een veren bed, van een’ katoenen, zelfs wel eens van een’wollen deken des nachts gebruik maken, vindt er zich niets door belemmerd, ontwaakt even verkwikt als de anderen, en heeft opgestaan zijnde geen koud waterbad in eene kuip of badloestel noodig, om de al te groote uitwerking van de transpiratie af te leggen en nieuwe kracht door leden en aderen te doen vloeijen. De gewoonte vermag veel, vermag veeltijds alles 1 Die er maar eenigzins ruimte toe beeft aan of bij zijn huis, die er maar eenigzins de middelen toe bad, heeft een’ regenbak. Maar als gij nu eene vergelijking wildet maken lusschen een’ regenbak in Holland en die, welke hier zijn, dan zou die zeer mank, ja geheel en al kreupel gaan. Zij komen slechts hierin overeen dat zij beide water kunnen be-...”