1 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/24/00001/NL-0200050000_UBL10_00007_0010thm.jpg) |
“...n zegen strekke
in het Rijk van Christus!
Ja! ik achtte het mij eene groote eer en een groot
voorregt in mijne vroegere betrekking hersteld te worden,
en mogten er dan ook al vele moeijelijkheden aan verbon-
den zijn en vele bezwaren zich voordoen; God, op Wien ik
alle mijne bekommernissen werp, zal ze mij doen te boven
komen. Ik ben er de leden dier voornoemde commissie har-
telijk dank voor verschuldigd, dat zij mij als herder en
leeraar op Curasao hebben voorgedragen, zoo dat die voor-
drag! door het Ministerie van Eerdienst is ondersteund en
de koninklijke benoeming er op is gevolgd. Ik spreek dien
dank hier openlijk uit aan de commissie in het algemeen
en hare leden in het bijzonder, maar vooral aan dien waar-
digen grijsaard, welke haar nog zoozeer tot eere verstrekt,
die, ofschoon aan de Leidsche Hoogeschool — waar ook ik
zijne lessen mogt aanhooren — de welverdiende rust kun-
nende genieten, nog rusteloos werkzaam is in den hoogen
werkkring, dien God hem aanwees, en mij steeds ten...”
|
|
2 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/24/00001/NL-0200050000_UBL10_00007_0015thm.jpg) |
“...ka-
juit, zoover de passagiers betreft; echter mag ik niet ver-
geten te melden, dat alles binnen in de kajuit, deuren, pe-
nanten, schotwerk enz., van het heerlijkste hout gemaakt,
gepolitoerd en verguld was en boven iedere hut een
beeldje en een Hollandsch vlaggetje, zoodat als het behoor-
lijk werd schoon gehouden, men een spiegel had kunnen
missen.
Vrijdag avond 2 November. Wij zijn heden reeds zeven
dagen op de Ricot geweest en nog niet verder gevorderd
dan tot het Nieuwe Diep; en Gode zij dank! dat wij niet
verder gevorderd zijn, want, indien wy den hevigen storm,
die heden woedt, naauwelijks uitgezeild, op zee hadden
moeten weêrstaan, -wie weet in welk eenen ellendigen toe-
stand wij zouden verkeeren, ja, of wij nog wel in het
land der levenden zouden zijn! Gisteren verdroot het ons
zeer, dat toen des nachts de Oostenwind was gaan waaijen
en den geheelen dag pal bleef staan, onze kapitein den
vorigen dag nog naar Amsterdam was gegaan en eerst des
namiddags ten vier uren terugkeerde...”
|
|
3 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/24/00001/NL-0200050000_UBL10_00007_0020thm.jpg) |
“...wij het binnen zullen stevenen: wel hoopt hij dezen
nacht de vuren van de kusten Ie zien, doch de wind is se-
dert vijf ure zoo veranderd, dat er nog geen peil op is te
trekken; aan het werken van het schip, terwijl ik dit schrijf,
zou ik zeggen, dat wij weder voor den wind lagen: doch
het kompas boven mij, wijst mij vooruit het Noorden, en
wij moeten, als het goed is, West-Zuidwesl op. Maar de
weerglazen staan goed, de zee is vrij slecht en alles voor-
spelt schoon weder.
8 November. Gode zij dank! gezond en behouden met de
mijnen mag ik dit ten anker liggende op de reede van
Margate ter neder schrijven. Dat waren drie dagen en vooral
twee nachten van angst en benaauwdheid, waarin ons ge-
loof aan God en zijn vertrouwen op Hem ons moest staande
houden, om niet te bezwijken van vrees, onbekend en on-
gewoon als wij waren om een storm op zee bij te wonen.
Doch tot zoover is het dan nu geleden en ook uit deze be-
proeving heeft de Heer ons gered!
Nadat de nacht van den 5den op den 6den redelijk...”
|
|
4 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/24/00001/NL-0200050000_UBL10_00007_0045thm.jpg) |
“...ongerustheid en slape-
looze nachten. Gelukkig ook daarom dat onze reis, zoo wij
hopen, ten einde spoedt. Ons hart verlangt om in Gods be-
dehuis in te gaan en Hem te danken. Dit voorregt valle ons
vóór Nieuwejaar nog ten deel. — Welk een onderscheid,
Kersmis hier en in Holland. Hoe heerlijk zou ook daar dit
feest zijn midden in den zomer! Doch niemand zie op den
dag, maar op het heil er op geschieden verblijde zich inden
Heer en erkenne den geboren Heiland als Zijnen Zaligmaker!
31 December. Gode zij dank, dat ik dit, behouden en wél,
den laalslen dag van het jaar op Curacao en wel in de straal
Pietermaai, in eene door mijne collega meyer voor mij ge-
huurde, vrij bekrompen woning mag schrijven en mijne her-
inneringen aan mijne reis eindigen. Ja, mijn voorgevoel is
uilgekomen; wij zijn den 288,en de baai van Curacao binnen-
geloopen; maar hoeveel was er nog twee dagen te voren, dat
die hoop scheen te zullen verijdelen, gebeurd! Na den eer-
sten Kersdag met stevige koelte de Karaïbische zee verder...”
|
|
5 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/24/00001/NL-0200050000_UBL10_00007_0049thm.jpg) |
“...naar onze wo-
ning te vertrekken. De ontvangst was regl hartelijk en de
verkwikkingen ons daar bereid, voor ons allergewenscht,
omdat bijna alle proviand aan boord was verteerd en wij
op zijn best nog een ontbijt hadden kunnen nemen.
En nu, als wij onze wederwaardigheden van de reis ver-
halen, dan zijn die, daar ze geleden zijn, reeds zoo goed
als vergeten, want leed wordt zoo spoedig vergeten, geluk-
kig! maar vergeten worde nooit de goedheid Gods, die ons
geleid, bewaard, geholpen heeft. Onze dank, zij die dan ook
gering in vergelijking van hetgeen hij zijn moest, zij Hem
toch aangenaam, en ons voornemen worde meer en meer
bevestigd, om den God van ons leven en van alle onze welda-
digheden ons leven toe te wijden en door het geloof in christüs,
Hem ter eere te leven. Deze wensch worde ten aanzien van
mij en van alle de mijnen vervuld! Hij helpe ons verder
door alle moeijelijkheden en bezwaren heen: en doe ons
meer en meer erkennen, dat hij, die op den hoogen God
vertrouwt, voorzeker niet...”
|
|
6 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/24/00001/NL-0200050000_UBL10_00007_0059thm.jpg) |
“...B3
kan men gemakkelijk begrijpen,toen een visschers vaartuig
de tijding aanbragt van de ramp, welke de Fransche vloot
had getroffen. Dat men van Curasao pogingen heeft aange-
wend om de ongelukkige schipbreukelingen bij te staan en
te verlossen, is niet bekend, ofschoon de menschelijkheid
dit toch wel zou geboden hebben, daar de ramp, die een
vijand treft, hem ons lot broeder moet maken; maar wel
is bet bekend, dat men sedert, tot op het laatst van de
voorgaande eeuw, jaarlijks een dank- en bededag heeft ge-
houden , om die zoo onverwachte redding, waarin Gods hand
zoo duidelijk zigtbaar was, ook bij de nakomelingschap in
het geheugen te bewaren. Men had het een moeten doen
en het ander niet nalaten!
Na een aantal jaren moesten de inwoners van Curasao weder
deonreglvaardigheid van lodewijk xiv ondervinden, die het
maar niet kon verkroppen, dal zulk een klein land, als Ne-
derland , hem zoo menigmaal te water en te land het hoofd
had geboden. Hij gaf in het begin van 1712 het bevel, dat...”
|
|