1 |
|
“...niet de beste soort der bevolking worden. Het varen
is dan veelal het eenig uitzigt van de jongens; het hoed-
jesmaken van de meisjes, zoo zij niet of door slecht-
heid der moeders en daardoor verwaarloosde opvoeding of
door luiheid gedreven, een ander ambacht kiezen, dat,
zooals ik hoor, nog al gekozen wordt. De meeste weezen,
door de Diakonie te ondersteunen (onderhouden is eene on-
mogelijkheid; ook beslaat er geen weeshuis) zijn soldaten-
kinderen; hoewel de kerkeraad (want Ouderlingen en Dia-
kenen beiden maken het armbestuur uit) zeer wijsselijk be-
sloten heeft, om de nagelaten kinderen van wie ook, die
geen huwelijk had aangegaan, niet als weezen te beschou-
wen, hen dus niet te bedeelen en aldus, zooveel mogeliik,
het kwaad te stuiten.
Zal ik bijzonderheden opgeven van het karakter der in-
boorlingen, of liever der bevolking? Maar elk die weet,
dat de bevolking eene zamenhooping is van allerlei soort
van Europeërs en niet-Europeërs, terwijl ook de Israëlie-
ten, en deze weder uit...”
|
|
2 |
|
“...en zoo ook weder in het meer-
voud: e homber nan, di e homber nan, ne homber nan. Met
het onbepaald lidwoord hetzelfde: oen homber, di oen hom-
ber, na oen homber, oen homber, meervoud: homber nan, di
homber nan, na homber nan, homber nan. De bij voegelijke
naamwoorden worden bij de zelfstandige zonder eenige ver-
andering gevoegd; zooals ik meen op te merken, als het
bijvoegelijke uit ééne lettergreep bestaat, vóór, als het uit
meer beslaat, achter het zelfstandig naamwoord; bij voor-
beeld: e bon mama, de goede moeder, oen joe tsjakie toe,
een klein kind. De persoonlijke voornaamwoorden zijn: mi,
bo, eel, hij en zij, noos, boso (of bosonan), nan. Bezittelijke
zijn er niet, als alleen van den derden persoon, onverschil-
lig enkel of meervoud, mannelijk of vrouwelijk, soe, zijn,
haar, hun, daardoor komt het dan ook dat de Creool, als
hij Hollandsch spreekt, het mannelijk en vrouwelijk voor-
naamwoord met elkander verwart, en van een’ man spre-
kende, zegt: zij en haar kind, en van eene vrouw:...”
|
|
3 |
|
“...school; en voor het onderwijs
der slaven is er sedert eenige jaren in de Wesl-divisie eene
school opgerigt, die onder toezigt staal der Roomsche geeste-
lijkheid en eene jaarlijksche toelage van hel Gouvernement
ontvangt.
Tol proeve van de taal voegen wij hier bij: hel gebed des
Heeren en de 12 Geloofsartikelen.
Gebed des Heeren. Noos téla, koe ta na ciëloel koe bo
nomber la sankliBkado! Koe, bo reina bini! koe bo voloen-
lad la koempli ariba léra asina koe na ciëloel Doena noos
awee pam di kada dia. Poordóna noos noos debé, asina koe
noos ta poordóna nan debé na noos debedoor nan. I no poné
noos deen leen lósjoon; ma librd noos di móloe. Pasóba di
bo ta reina, i podeer, i glória pa sieemper. Amen!
De 12 Geloofsartikelen: i Mi la keré na Dioos, e lata
todopoderóso, kriadoor di ciëloe iditéra.
2. I na Hezoes kristoe, soe oen Joe so, noos Senioor.
3. Koe la konsibi di Spiritoe Santoe, i a nasé di bierga Maria....”
|
|
4 |
|
“...131
4. Koe la, soefri aban di Ponlius Pilatus, tébala kroe-
silika, a moeri, i tabala dera, i koe a bah4 deen ioegaar
nan die fiërnoe.
5. Koe di trees dia a lamanla fo di raoorlo.
6. Koe a soebi na ciëloe, a sienta na man dreetji di
Dioos, lala (odo poderóso.
7. Di oenda lo baba pa hoesgé beende biboe, i moorlo
nan.
8. Mi la keré na Spiriloe Santoe.
9. Mi la keré, koe tien oen kesti santoe di Kristoe, koe
ta deen toer moendoe; marameenloe di santoe nan.
10. Mi ta keré na pórdon di pikar.
11. Na lamantemeenloe fo die moorto.
12. Na bida pa eternidad.
ZEDEN EN GEWOONTEN.
Onder deze rubriek kan ik al heel wat mededeelen, en
het gemakkelijkste er van is, dat ik mij aan geen orde heb
te binden. Maar daarom lever ik ook schetsen. Ik hoop toch
eene zekere orde in het oog te houden en niet van den hak
op den lak Ie springen, en begin met den morgen en hoop
met den avond te eindigen. Zooals in alles hier eene zekere
eenzelvigheid, eenloonigheid heerschl, waardoor hel op
Curasao niet zoo bijzonder...”
|
|