Your search within this document for 'shon' OR 'piet' resulted in three matching pages.

You can restrict your results by searching for shon AND piet.
1

“...hij zou moeten wachten tot 1856. De zusters op het gebouw aan de haven moeten kinderen afwijzen wegens gebrek aan ruimte. Het onderwijs van St.-Rosa kwam wel helemaal tragisch tot een eind door de dood van de zus van pastoor Putman die bij haar bezoek in de stad ziek werd en stierf aan de gele koorts op 22 februari 1853. Zij was de eerste leken-onderwijzeres op deze eilanden. Pas 27 jaar oud kwam ze te sterven. Haar stoffelijk overschot werd later naar Holland overgebracht. Als de onderwijzer Piet Dirk Koek ook Santa-Rosa verlaat, gaat de bisschop onmiddellijk plannen maken om daar ook zusters te plaatsen op St.-Rosa; dat gaf natuurlijk veel meer stabiliteit, de congregatie kon altijd aanvullen met nieuwe krachten. De bisschop zal niet geweten hebben dat de zusters in dit jaar formeel beloofden ook naar Suriname te gaan (het geschiedde in 1856) en zodoende zouden ze lang niet dat aantal kunnen sturen wat de bisschop meende nodig te hebben voor zijn jonge missie, reden waarom de bisschop...”
2

“...het kamerlid Luyben. Hij zegt dat de toestand voor de slaven nog steeds hetzelfde is en hij wijst erop dat het met plantage Knip wel hl treurig gesteld is: daar is in het magazijn wel voor anderhalf jaar mais opgeslagen, doch de arme mensen krijgen maar niet hun rantsoen op woensdag. De mensen hebben er voor acht weken te goed, doch de administrateur of factoor de Veer wil niet hebben dat men gaat dorsen. De mensen hebben gedreigd om te gaan staken en geen werk meer te gaan verrichten voor de shon; als ze bij de Veer komen om hun rantsoen begint hij de mensen uit te schelden. Op Groot-Kwartier, dat ook van die de Veer is, is de toestand k slecht. De bisschop vertelt gehoord te hebben, dat op de plantage St.-Jan van de districtmeester Jan Schotborg een slaaf is doodgeslagen en dat de zaak wordt stil gezwegen. De procureur trekt zich niets van de kwestie aan en de bisschop schrijft dan letterlijk: hij is de liederlijkste man. Naast droeve informaties over de toestanden op Curaao komt de bisschop...”
3

“...zijn, weet ieder op straat het de volgende dag. Maar wie vertrekken er, de pientere lui, de ambachtslieden, die vluchten, hollen de Curaaose maatschappij uit. Hij, Lansberge, moet een keer constateren dat de bevolking in n jaar met 3000 achteruit ging. Komt de emancipatie niet spoedig, dan is Curaao heel wat ambachtlieden kwijt, wat een ramp voor het land moet heten. Ze vluchten niet om eten te hebben daar in Coro, want daar is het ook niet veel, ze vluchten zelfs niet om de shon, het kwam zelfs voor dat men de shon liet weten, hoe aardig, dat men n de emancipatie wel terug zal komen, hetgeen wel nooit zal gebeurd zijn. De kern van Curaao is weggelopen, men had moeten toegeven, dat de emancipatie er reeds had moeten zijn. Deze beschouwing maakt ook wel duidelijk, dat als eenmaal in 1863 de emancipatie er eindelijk is, er nu niet direct een volkje over is, waarvan men een opbouw van een nieuw land mag verwachten. Economisch waren ze niets waard, een vak kenden ze niet en het onderwijs dat...”